Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Huis van de herfst – geniet van pompoenavonturen op het Italiaanse platteland

Na haar roman Zoutman – waarin een mooie rol is weggelegd voor Trieste, de hoofdstad van Friuli-Venezia Giulia – keerde Sandra Konst terug naar deze prachtige regio in het noordoosten van Italië.

Bij La Collina delle Mignole streek ze neer om een deel van haar nieuwe boek te schrijven, Huis van de herfst. We mogen namens Sandra alvast een voorproefje geven.

Van Venetië naar het platteland vol pompoenen

Voor Lucia is het leven een uitdaging. Haar werk in een restaurant in Venetië verloopt verre van vlekkeloos, vooral omdat ze haar vijfjarige zoontje Vito regelmatig mee moet nemen. De situatie wordt op een gegeven moment zo onhoudbaar, dat haar baas haar ontslaat.

Ten einde raad vertrekt Lucia naar haar moeder die op het Italiaanse platteland een grote pompoenkwekerij runt. Ze gaat voortvarend aan de slag met de grote hoeveelheid pompoenen die nog op voorraad ligt en verwerkt ze in allerlei gerechten. Ze legt warme contacten met mensen uit het dorp en het leven begint haar voorzichtig weer toe te lachen.

Dan loopt de onenigheid die haar moeder al had met een van haar grootste afnemers, uit de hand. Lucia vlucht samen met Vito terug naar Venetië. Maar de dorpelingen laten haar niet los…

Lees alvast een fragment uit Huis van de herfst

‘De taxi mindert vaart. Het platteland, met eindeloze kavels vol maïs en tarwe, gaat langzaam over in een bewoond stuk met huizen. In de verte liggen de Alpen. Water is hier ver te zoeken, in de zomer is het hier bloed- en bloedheet.

We passeren het naambord van het dorp. Vito wipt op en neer. Herkent hij het?

Alsof de tijd volledig heeft stilgestaan. We passeren de eerste huizen met voortuinen vol oleanders en olijfbomen, er staan auto’s op de opritten. Het okerkleurige huis ken ik maar al te goed, daar woonde vroeger een vriendinnetje van me, toen we nog op school zaten.

We passeren het plein met het schooltje, de kerk en het café. Er zitten een paar mensen op het terras. De grote zwarte parasol hangt als een gordijn boven hun hoofden, het is de enige plek waar wat verkoeling is. Ik vang nog net een glimp op van de serveerster, maar de taxi rijdt door.

We rijden langs de enige winkel die het dorp rijk is: de groenteboer op de hoek van het plein die ook een paar planken met levensmiddelen heeft, hij bestaat al zolang ik me kan herinneren. Ik kwam er vroeger bijna dagelijks om wat te halen voor mama.

We rijden door de dorpsstraat met grote platanen, waar een paar bankjes staan. Twee oudere mannen zitten op een bankje en kijken verbaasd naar onze taxi, maar we rijden weer door. Aan weerszijden huizen, de meeste hier zijn van grijs beton, opgeleukt met bakken vol zomerbloeiers en klimop.

Verder aan de dorpsstraat liggen meer gekleurde huizen, een kleine bakkerij, een pizzeria, en dan komen we op de volgende kruising. We staan even stil voor het stopbord en rijden dan rechtdoor, de smalle weg omhoog, ik kan de weg wel dromen.

Aan de linkerkant ligt een groot maïsveld, waar in de verte een tractor staat. De maïsplanten zijn dofgeel en ogen verdord. Aan de rechterkant ligt een veld vol groen, geen idee wat voor gewas het is.

De weg gaat steiler omhoog, en achter de rijen olijfbomen zie ik het opdoemen: het witte huis op de heuvel. Het huis waar ik ben opgegroeid en waar mama nog steeds woont.

Ik weet dat daarachter het dorp ophoudt. Dan begint het bos, waar ik vroeger als kind na schooltijd vaak in mijn eentje rondzwierf. Vito wipt nog meer op en neer en dan stopt de taxi, voor het sierlijke ijzeren hek van het witte huis op de heuvel, zoals de dorpsbewoners het noemen.

De chauffeur draait zich om, noemt het bedrag en ik reken af. Een fooi kan er niet eens meer vanaf, wat me onmiddellijk een rode blos bezorgt, ik heb simpelweg geen geld meer over.

Ik stap uit, pak de weekendtas en mijn rugtas en als laatste haal ik Vito van de achterbank. Ik gooi het portier dicht en zonder te groeten rijdt de chauffeur weer weg.

Daar staan we dan. Ik zet Vito neer, wijs hem op de bel en Vito weet wat de bedoeling is. Hij drukt op de bel en klapt dan een paar keer in zijn handen. Hij lijkt te weten waar we zijn.
‘Ja?’
‘Hoi, mama, we zijn er.’
‘Kom maar snel, ik doe de poort open.’
Vito lacht.

Knerpend zet het hek zich in beweging. Langzaam schuift het open, van links naar rechts. Het geluid lijkt op een knarsend oud treinstel dat te lang heeft stilgestaan en na lange tijd weer in beweging komt. Ik probeer me de geur weer te herinneren. Het ruikt vast kruidig, naar mos, naar hars, naar bos.

Na een paar seconden geef ik Vito een bemoedigend duwtje en pak ik de weekendtas op. Dan zet ik de eerste stap. Het grind knarst onder mijn gympen. Ik adem diep in en vervolg mijn pas. We zijn er, het witte huis op de heuvel, het logeeradres voor de komende weken.

Vito rent vooruit. De oprit gaat steil omhoog, langs de olijfbomen en de houtopslag. Het zweet gutst inmiddels langs mijn rug. Het grind blijft knisperen tot we boven zijn en het overgaat in een grasveld.

Ik kijk om me heen. Het grasveld ziet geel van de droogte. Er staan her en der bistrostoeltjes en tafels, in de verte lopen kippen en aan de zijkant van het overdekte terras zie ik het begin van het pompoenveld, dat achter het huis ligt.

[…]

Ik word gewekt door een zonnestraal die tussen de kier van het rolgordijn door piept. Ik open mijn ogen en kijk op mijn mobiel. Vijf over acht. Ik laat me weer achterovervallen op mijn kussen. Het is nog redelijk vroeg.

Ik kijk naar het plafond, de muren en het grote hoge raam. Talloze uren heb ik als kind door het raam naar het bos gekeken, dagdromend over de toekomst, luisterend naar het geritsel van de bladeren en de geur uit het bos opsnuivend.

De zomers leken lang en loom voor veel kinderen, maar ik heb altijd veel gedaan in het huis en de tuin. Niet omdat dat van mama moest, maar omdat ik over een redelijk groot verantwoordelijkheidsgevoel beschikte en al vroeg besefte hoe druk mama het had.

De zomers bestonden uit het dagelijkse rondje naar de groenteboer, daarna naar de bakker. Ik verzorgde de kippen, wiedde het onkruid in de moestuin, maakte met mama elke avond risotto of polenta (dat eten we graag hier in het noorden van Italië, al denkt men dat we alleen maar pasta eten).

Dat laatste deed ik erg graag, op die momenten had ik het gevoel dat mama en ik een goede band hadden. Ze leerde me met de klok mee te roeren door de warme polentabrij, hoe je het daarna uitstortte op de schone keukentafel, zodat de polenta op kon stijven. Daarna sneden we er plakken van, om ze vlak voor etenstijd te bakken en te besprenkelen met olijfolie en een beetje zout, soms wat kaas. We aten het als een soort brood.

Ik leerde hoe de rijstkorrels de hete olijfolie moesten opnemen, de korrels leken dan te dansen in de olie. Daarna blusten we ze af met wat koude witte wijn, zodat het siste en spetterde, waarna het ritueel met de warme bouillon begon. Dat waren onze momenten.

Giulia speelde meestal buiten met andere kinderen, zij bleef ver weg van de keuken. Ik leerde van mama smaken te onderscheiden, plukte de kruiden voor het avondeten, koos de roodste tomaten en raapte de kakelverse eieren. Ik was deze herinneringen bijna vergeten. Ik denk dat ik daardoor de liefde voor koken en bakken ontwikkeld heb.

De tuin van mama lijkt echter helemaal niet meer op de tuin uit mijn herinnering. De laatste jaren, toen ik allang het huis uit was, heeft mama uitsluitend pompoenen gekweekt, van die grote, oranje, eetbare pompoenen, ‘omdat ze zo gemakkelijk groeien’.

Ze verkocht ze altijd aan de plaatselijke groenteboer en verdiende hiermee een aardig zakcentje, een welkome aanvulling op haar uitkering. Ze ruilde pompoenen voor zakken meel, zodat ze de hele winter een flinke voorraad had, en risottorijst.

Daarnaast had ze haar hele kelder altijd vol pompoenen liggen die ze niet verkocht had, om er zelf in de herfst en winter mee te koken en te bakken. Als ik dan langskwam, kreeg ik altijd een stuk taart of cake voorgeschoteld. Wat gek dat dit soort warme herinneringen nu opeens weer opborrelen.’

Lees verder in

Huis van de herfst | Sandra Konst | ISBN 9789463655507 | € 22,50 | uitgeverij Elikser | bestel Huis van de herfst via deze link bij bol.com

© auteursfoto’s: Portraits by Mo

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *