Na een bloedige aanslag op haar legereenheid in Afghanistan keert de achtentwintigjarige Manuela Paris voor de kerst terug naar huis, in een stadje aan zee nabij RomeDeze link opent in een nieuw tabblad. Ze is nog steeds niet volledig hersteld, ze is getraumatiseerd en boven alles bezeten van het verlangen naar haar peloton terug te keren.
Van de legerarts krijgt ze de therapeutische opdracht om haar herinneringen op papier te zetten. Ze schrijft over haar stuurloze jeugd, over haar jaren in de legeropleiding, de maanden in Afghanistan – de mooiste van haar leven.
Ondertussen ontmoet ze Mattia, de mysterieuze gast in het nabije hotel. Een man die zich, net als zij, in een eigen limbo bevindt. Langzaam begint Manuela weer hoop te koesteren: zou er wellicht toch een nieuw leven mogelijk zijn, samen met hem?
Een fragment uit Limbo
‘Maar ze is helemaal niet beter. Ze loopt nog onzeker, steunend op haar stalen krukken, hinkend op haar gezonde voet alsof ze de andere niet durft neer te zetten. Om haar zo te zien strompelen is voor hen allemaal een schok waar ze stil van worden, en die ervoor zorgt dat alle complimenten, vragen en felicitaties in hun keel blijven steken.
Niemand had begrepen dat ze zo ernstig gewond was geraakt en dat haar revalidatie nog niet voltooid is. Als de jonge verslaggever het niet zou zeggen in de reportage die morgenmiddag zal worden uitgezonden, zou niemand ooit geweten hebben dat Manuela Paris vier operaties aan haar voet en haar knie heeft ondergaan, drie aan haar ruggenwervel en twee aan haar hoofd.
Het was geruststellender om te geloven dat ze volledig hersteld was en dat Manuela gewoon kwam om de kerstdagen door te brengen met haar familie, zoals iedereen.
Manuela begint zich de trap op te slepen, want in het flatgebouw waar de dames Paris wonen is nooit een lift geweest en die zal er ook nooit komen omdat het trapgat te nauw is. Het akelige getik van de krukken op de treden is deerniswekkend, en haar moeder begint onwillekeurig te huilen.
De tranen biggelen in stilte over haar wangen, ze snuift en droogt haar ogen met de mouw van haar jas. Cinzia Colella heeft zich nooit kunnen neerleggen bij het idee dat haar dochter zich ooit nog eens zal laten afmaken voor een armzalig loontje, terwijl ze ook advocaat had kunnen worden, of notaris, of astrofysicus.
Maar ze is zelf degene geweest die haar dochter van kleins af aan heeft voorgehouden dat onafhankelijkheid alles is, en dat een vrouw zich moet ontplooien in haar leven, een beroep moet kiezen dat ze leuk vindt, en nooit afhankelijk moet zijn van een man, en uiteindelijk is het dus ook aan haar te wijten dat Manuela Paris is opgegroeid met dat soort ideeën in haar hoofd.
Op de eerste verdieping stopt Manuela, want vanaf haar gewonde been schieten er pijnscheuten naar haar hersenen en ze moet even pauzeren. Vanessa wil haar helpen naar boven te komen en biedt haar arm aan. Maar Manuela houdt haar op afstand, zwaaiend met haar kruk alsof het een geweer is. Ze mompelt koppig: Ik kan het zelf wel, ik kan het wel. Vanessa bedenkt dat het ondanks alles misschien toch wel beter gaat met haar zus.
Bij het avondeten zit Manuela aan het hoofd van de tafel. Ze hebben haar de ereplaats gegeven, met het gezicht naar het balkon. In de donkere avond is de zee een loden plaat, talloze schilfers licht, verbrijzeld door de golven. Het neonreclamebord van Hotel Bellavista is aan, maar de rolluiken van de kamers zijn allemaal omlaag en het hotel is zo te zien gesloten. In het restaurant brandt geen licht. En waarom zou er ook iemand kerstavond komen doorbrengen in Hotel Bellavista?
In de winter heeft Manuela daar nog nooit iemand gezien. Buiten het seizoen komen er alleen gasten in het weekend. Meestal clandestiene stelletjes, getrouwde ondernemers met hun jonge vriendin. Manuela proeft wat van alle antipasti – wilde zalm, paddenstoelen op olie, babyartisjokken, huzarensalade, ansjovisrolletjes met een kappertje erin, ganzenleverpaté, paling – want die ongewone overvloed zegt haar dat haar moeder de hele dag in de keuken heeft gestaan om ze klaar te maken, en dat zij de enige persoon ter wereld is voor wie ze dat heeft gedaan.
Het is allemaal heerlijk, maar Manuela houdt er een bittere nasmaak aan over, van zout, van verspilling. Lusteloos neemt ze wat happen van de linguine met venusschelpen, de zeebaars met kappertjes, de artisjokken, gelaten aanvaardt ze de traditionele plak kerstcake.
Wanneer Vanessa heupwiegend op haar hoge hakken naar de keuken loopt, gevolgd door de schaapachtige blikken van de drie heren Colella, ziet Manuela ineens tot haar verbazing dat er aan de overkant, achter het half neergelaten rolluik van een raam op de tweede verdieping, een lamp is aangegaan. Er is daar iemand. Op kerstavond, in Hotel Bellavista.’
Lees verder in
Limbo | Melania Mazzucco | vertaald door Manon Smits | ISBN 9789025441951 | uitgeverij Atlas Contact | bestel Limbo via deze link bij bol.comDeze link opent in een nieuw tabblad