Heleen woont in het zuiden van Umbrië, tegen de grens met Lazio aan. Hier runt ze Vista sull’oliveto, waar je heerlijk vakantie kunt vieren. In deze blog neemt ze je mee op pad, naar een Etruskische piramide, een uniek fenomeen in de natuur van Lazio.
Heleen: ‘Er is niets heerlijkers dan wandelen in het groene landschap van Umbrië. Het liefst doe ik dit met een van mijn Italiaanse vrienden en onze twee pups, Guus en Sjuul, maar ik ben ook lid van wandelclub de Viatores.
De leden zijn inmiddels allemaal goede vrienden van me geworden. Het is een hechte en gezellige club die niet alleen wandelingen organiseert, maar ook andere evenementen. Ook onze gasten zijn welkom om mee te gaan met een van de wandelingen, die vaak op zondagochtend plaatsvinden.
Eens per jaar maken we ook een nachtwandeling en wel in de nacht van San Lorenzo, op 10 augustus, de nacht van de vallende sterren. De traditie verbindt dit fenomeen met het martelaarschap van San Lorenzo; de vallende sterren zouden de tranen van San Lorenzo zijn.
Om elf uur ‘s avonds vertrokken we vanaf Monte San Prancrazio naar de hooggelegen weides van Monte Cosce. Hier heb je een adembenemend uitzicht van 360 graden. Overdag kun je, bij helder weer, zelfs Rome zien. Liggend op je rug, turend naar de pikzwarte hemel, zag ik heel wat sterren vallen.
De wandelingen vinden altijd plaats in en om Calvi dell’Umbria, maar we gaan ook wel eens wat verder van huis. Zo maakten we een keer een tocht naar de Piramide van Bomarzo (niet ver van het bekende Sacro Bosco, een heilig woud vol monsters). In het sprookjesachtige bos met diepe en wilde ravijnen, watervallen en stromen, kom je diverse mysterieuze bouwwerken tegen. Ga je mee?
We starten onze wandeling bij il campo sportivo (de sportvelden) en volgen de bordjes Santa Cecilia. Met het voetbalveld voor je, ga je naar links het pad in. Je passeert een leegstaand gebouw en blijft de bordjes Santa Cecilia volgen.
Je loopt op een onverharde weg, bergafwaarts. Het pad (dat je maximaal vijf minuten volgt) leidt naar een veld met een picknicktafel en een soort terras vanwaar je een deel van de Alta Valtiberina kunt bewonderen.
Deze open plek is het knooppunt om de drie belangrijke archeologische vindplaatsen te bereiken: de Piramide van Bomarzo, de necropolis van Santa Cecilia en de Torre del Chia. De aanwijzingen voor de piramide zijn echter niet heel duidelijk; je ziet alleen borden voor de andere twee bestemmingen.
Na de picknicktafel zie je een onverharde weg naar links gaan. Volg deze weg. Al snel loop je een klein weggetje in, houd dan rechts aan. Na ongeveer een kwartier lopen kom je op een kruising. Hier sla je rechtsaf. Volg het pad dat wordt gemarkeerd door een witte of rode stip op de bomen. Je komt dan een grafsteen tegen, die de plek markeert waar een ruiter zijn paard heeft begraven nadat het daar ter plekke was overleden.
Als je verder loopt, wordt het pad kronkeliger. De route gaat nu flink dalen over rotsige paden. Je passeert een rots met een groot gat erin. Men denkt dat het een grotwoning is geweest, stammend uit de prehistorie.
Je daalt nog een beetje verder af en volgt een pad omzoomd met lavastenen (dit gebied is geologisch vulkanisch). Het pad draait dan en gaat naar links. Na ongeveer honderd meter bereik je de piramide. Deze religieuze offerplaats, uitgehouwen uit een enorme rots, is voorzien van trappen die je naar het hoofdaltaar brengen. Als je naar boven loopt, zie je halverwege een klein altaar en zitplaatsen voor de deelnemers aan de ceremonie.
Op basis van wat er bekend is over de Etrusken, wordt gedacht dat op deze plaats dierenoffers werden gebracht aan de goden van de onderwereld. Dit wordt verder bevestigd door de aanwezigheid van goten aan weerszijden van de trappen, waarlangs het bloed van de geofferde dieren naar beneden kon stromen.
Je neemt na je bezoek aan de piramide dezelfde weg terug. Als je weer bij de kruising bent (bij de picknicktafel), volg je de bordjes met Santa Cecilia.
Na een korte wandeling kom je aan bij de ruïnes van wat eens een kerk en een necropolis waren. Overal om je heen zie je graftombes uitgehouwen uit peperini-gesteente. Dit is een aparte steensoort, typerend voor dit gebied, die hier terecht is gekomen in de tijd dat de Monte Vico nog een actieve vulkaan was en lava spuwde. Het dankt zijn naam aan de zwarte biotietdeeltjes die in dit gesteente aanwezig zijn en die lijken op peperkorrels.
Het is een fascinerende plek. Je ziet bijvoorbeeld dat er in die tijd druiventeelt plaatsvond en dat er wijn werd gemaakt, aan de aanwezigheid van bassins waarin de druiven werden fijngestampt.
Volg het pad en de rode stippen op de bomen, over een pad dat langs de Rio del Fossa loopt. Je wandelt tussen enorme rotsblokken en necropolissen. Ondanks het luide gezang van de wielewaal hoor je het kletteren van de vele watervallen.
Je loopt langs een ruïne van een negentiende-eeuwse molen. De molenstenen, die nog steeds aanwezig zijn, werden voortbewogen door het stromende water.
Uiteindelijk kom je bij het eindpunt van deze wandeling, waar het water gaten heeft gevormd in enorme lavastenen. In de uitgesleten bassins werd vroeger het vlas bewaard. Vlas moet namelijk enkele maanden in het water gelegd worden voor het verwerkt kan worden.
Rondom de Monti Cimini was er veel vlasteelt, waaraan het dorp Canapa nog altijd zijn naam dankt. Deze plek vormde ook het decor voor de scènes voor Il vangelo secondo Matteo, een film van Pier Paolo Pasolini uit 1964. Volgens velen zijn beste werk, maar tegelijk ook zijn meest complexe en controversiële.
De Torre del Chia, die hier vlakbij ligt en die je ook kunt bezoeken, is destijds door Pasolini gekocht. Hier heeft hij de laatste jaren van zijn leven doorgebracht om te schrijven en te reflecteren, iets wat ik hier ook graag doe. Na je bezoek aan de toren loop je dezelfde route terug om weer bij de sportvelden te komen, een mooie ervaring rijker!’