Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Liefde en dood in de rode stad – prachtige roman van Rindert Kromhout met Bologna als decor

Mahmood Omer woont als negentienjarige in het woelige Bologna van de jaren tachtig. Hij stopt met zijn studie om kok te worden. Op verschillende markten en in restaurantkeukens leert hij het vak in de praktijk. Ook wordt hij verliefd – op de veel oudere Davide.

Terwijl Mahmood volop in het leven staat en toekomstplannen maakt, slaat het noodlot toe. Een bloedige aanslag zet heel Bologna op zijn kop. Mahmood heeft bange vermoedens over de dader van die aanslag…

Net als in zijn eerdere roman De poppenspeler van Lampedusa (waarin Davide de hoofdrol speelt) voert Rindert Kromhout je in Liefde en dood in de rode stad mee naar Italië. Dit keer is Bologna het decor, met haar bewogen geschiedenis. Namens uitgeverij Leopold mogen we alvast een fragment uit het boek delen.

Lees alvast een fragment

We mogen een voorproefje delen uit Liefde en dood in de rode stad:

‘Op een warme voorjaarsavond stond Mahmood Omer, negentien jaar oud, zichzelf in de badkamerspiegel te bekijken. Hij zag er best goed uit, vond hij. Alleen zou hij wat steviger biceps willen hebben, maar hij had een hekel aan dat gezwoeg in de sportschool. Hij kéék liever naar mannen in sportbroekjes dan dat hij er zelf een aantrok.

Zijn moeder kwam de badkamer in. ‘Mamma, ik ben bloot!’
‘Ja, dat zie ik ook wel. Blijf je jezelf bewonderen, of mag ik me ook even opfrissen? Ik ga uit eten met mijn vriendinnen.’
‘Ik ga al.’
‘Je hebt net zulke mooie billen als je vader,’ zei ze.
‘Jezus, mens!’ Mahmood sloeg een handdoek om en ging naar zijn kamer om zich aan te kleden. Hij had op het plein afgesproken met Patty.

Piazza Verdi was een verzamelplaats voor studenten. Veel faculteiten van de universiteit waren daar vlakbij. Mahmood was eerstejaars Italiaanse literatuur. Elke dag zaten de studenten daar in kringen op straat om te discussiëren over hun opleiding en over politiek en werd er hartstochtelijk geflirt.

Rondom het plein waren terrassen waar je wat kon drinken en iets eenvoudigs eten. Op de hoek van een zijstraat stond het operagebouw. ’s Avonds verschenen daar in avondkleding gehulde theaterbezoekers die door taxi- of privéchauffeurs werden gebracht en gehaald en ontstond er een mooie mix van chique ouderen en de jeugd van Bologna.

Patty was Mahmoods buurmeisje en boezemvriendin. Sinds hun kleutertijd woonden ze naast elkaar in een appartementsgebouw aan de rand van het centrum en trokken ze samen op. Samen naar school, samen naar de speeltuin, samen grappen maken over andere buren en dan gierend van het lachen om hun eigen gevoel voor humor in elkaars armen vallen.

Al als kind was Patty een beetje anders dan anderen. Ze had geen poppen, maar plastic speelgoedbeesten die je indertijd bij een pak wasmiddel cadeau kreeg. De voorraad zeeppoeder die haar moeder toen had gekocht, was nog steeds niet op.

Dag en nacht was ze met die beesten in de weer geweest. Ze sloot ze op in een hok en dan gilden de dieren dat ze niet mochten worden opgesloten, maar recht hadden op hun vrijheid. Ze gingen zo tekeer dat het tot in Mahmoods slaapkamer te horen was. Elke avond liet Patty alle dieren vrij en leefden ze allemaal nog lang en gelukkig, en de volgende dag begon hetzelfde verhaal opnieuw.

Zij was ook de allereerste aan wie hij had verteld dat hij op jongens viel. Hoe oud was hij toen hij haar die ontboezeming deed? Veertien, vijftien?
‘Dat wist ik allang,’ zei ze. ‘Anders had je wel geprobeerd me te zoenen.’
‘Zo, dus iedere jongen die niet probeert jou te zoenen, is homo?’
Ze keek hem aan. ‘Jij bent niet “iedere jongen”.’
‘Weet je wel dat dit het liefste is wat je ooit tegen me hebt gezegd?’

‘Ik ben zuinig met mijn lieve opmerkingen, anders krijg je nog meer praatjes dan je nu al hebt.’
‘Ik heb helemaal geen praatjes.’
‘Jawel, die heb je wel en ik ook en daarom zijn we zo gek op elkaar.’

‘Hou eens op met steeds te zeggen dat we gek op elkaar zijn.’
‘Waarom?’
‘Zoiets moet je niet zeggen, je moet het vóélen.’
‘Waar heb je dat nou weer gelezen?’
‘Weet ik veel. In een boek of zo. Maar het klinkt toch goed?’
‘Het klinkt bespottelijk.’
‘O ja?’
‘Ja.’

Daarom was hij dus gek op haar, omdat ze altijd van die idiote dingen zei. Ze vonden het heerlijk te kibbelen over wie de meeste kans zou maken bij iedere leuke jongen die ze zagen.
‘Moet je die daar zien, die met dat sexy T-shirt en die strakke spijkerbroek. Denk je dat hij homo is?’
‘Volgens mij wel. Moet je kijken hoe hij zijn fiets parkeert.’
‘Daar zie ik niks ongewoons aan.’
‘Ik wel. Kijk nou hoe hij het sleuteltje in zijn zak steekt.’

Ze genoten van hun eigen aanstellerij. Patty was er al toen hij het plein op liep. Alessandro en Guido, twee studiegenoten van Mahmood en vrienden van hem sinds ze bij elkaar in de klas op het lyceum zaten, waren er ook. Mahmood hield van die twee. Het waren geen jongens met wie hij ooit het bed in had willen duiken en dat vond hij wel zo rustig voor zichzelf.

Vriendschap was nu eenmaal iets anders dan lust. Bovendien waren ze hetero en naar zijn smaak te jong. Patty had het hoogste woord. Patty had vrij vaak het hoogste woord. Mahmood ging bij hen zitten. ‘Waar hebben jullie het over?’
‘Over jou en over die plannen van je,’ zei Patty. ‘We vinden allemaal dat je niet moet stoppen met je studie.’

‘Ik ben er nog over aan het nadenken,’ zei Mahmood. Hij graaide een pizzapunt uit een doos en nam er een flinke hap van.

[…]

Mahmood had zijn aandacht er niet helemaal bij. Op het terras van een koffiebar zat een bloedmooie man een krant te lezen. Hij was een jaar of dertig, misschien iets ouder, en Mahmood kon niet ophouden naar hem te kijken. Deze blonde verschijning had hij al eerder gezien, al wist hij niet meer waar, maar pas nu, met de ondergaande zon op zijn gezicht, werd Mahmood onrustig van hem.

Toen de anderen weggingen omdat ze nog moesten studeren voor hun college van de volgende dag, verhuisde Mahmood naar het terras met de bloedmooie man. Hij ging aan het tafeltje naast hem zitten, bestelde een espresso, haalde een pocket uit zijn rugzak en deed alsof hij las. Hij trilde een beetje.

De man legde zijn krant op tafel en keek naar hem. ‘Je hebt al minstens vijf minuten geen bladzijde omgeslagen. Wat lees je?’
Dio! Die glimlach en die amandelbruine ogen! ‘Ovidius,’ zei hij. ‘De metamorfosen.’
‘Je studeert literatuur? Of oude talen?’
‘Literatuur, maar ik weet niet of ik ermee door wil gaan.’

‘Waarom niet?’
‘Ik denk dat ik liever kok word.’

‘Ah. Hoe oud ben je? Negentien? Twintig?’
‘Negentien.’
‘Dat is de perfecte leeftijd om van gedachten te veranderen.’
De man stak zijn hand uit. ‘Davide.’
‘Mahmood.’

‘Mahmood? Dat klinkt niet Italiaans.’
‘Mijn moeder is Italiaans, mijn vader is Libisch, maar hij is weg.’
‘Zijn ze gescheiden?’
‘Hij is een paar jaar geleden naar Libië gegaan om zich bij het verzet tegen dictator Kadhafi aan te sluiten.’

‘Mahmood, kom bij me zitten, dan bestellen we iets lekkers. De koffie komt me de neus uit.’ Davide wenkte de ober. Mahmood schoof aan.
‘Ik heb ook literatuur gestudeerd,’ zei Davide, ‘en ik kon gaan lesgeven. Maar ik besefte dat ik liever tussen de boeken zat dan voor een klas vol studenten, en nu bestier ik al jaren de bibliotheek van de universiteit. Ik heb nooit spijt gehad van mijn keuze. Ovidius is een van mijn favorieten.’

Ah, dáár had Mahmood hem eerder gezien: in de bibliotheek.
‘Ik hou meer van de moderne schrijvers,’ zei Mahmood. ‘Calvino, Ginzburg, Morante.’
‘En wat vind je van Pirandello, al is die iets minder modern?’
‘Geweldig, vooral zijn korte verhalen.’
‘Ah, je hebt smaak.’ Davide keek Mahmood recht aan. Verlegen sloeg hij zijn ogen neer.
‘Maar het is goed dat je ook de klassieken leest,’ zei Davide.
‘Als je de modernen wilt begrijpen, moet je de klassieken kennen.’

‘Ik weet het, maar ik vind bijvoorbeeld Dante niet om door te komen.’
‘Waarom niet?’
‘Al die verwijzingen naar de Bijbel. Mijn ouders hebben me altijd verteld dat er in de Bijbel onzin staat, net als in de Koran.’
‘Verstandig van ze. Maar die onzin heeft wel heel veel mooie kunst opgeleverd.’ Davide keek op zijn horloge en dronk zijn glas leeg. ‘Ik moet gaan.’

‘Leuk om kennis met je te maken,’ zei Mahmood.
‘Kom een keer een drankje bij me drinken,’ zei Davide. ‘Ik woon hier om de hoek.’ Hij gaf hem zijn kaartje. Mahmood hapte naar adem. ‘Dat lijkt me heel leuk,’ wist hij nog net uit te brengen.’

Lees verder in

Liefde en dood in de rode stad | Rindert Kromhout | ISBN 9789025885786 | € 16,99 | uitgeverij Leopold | bestel Liefde en dood in de rode stad bij je lokale boekhandel of via deze link bij bol.com

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *