In zijn nieuwe boek De poppenspeler van Lampedusa neemt Rindert Kromhout je mee naar het Rome van 1948, waar de achttienjarige Matteo acteur wil worden. Namens uitgeverij Leopold mogen we een fragment uit dit boek delen.
Hij is regelmatig te vinden in het kunstenaarscafé Della Pace, waar hij mensen uit de filmwereld treft, zoals de innemende acteur Marcello Mastroianni en de jonge regisseur Federico Fellini. Van hun wereld wil Matteo dolgraag deel uitmaken.
De felle politieke discussies thuis gaan grotendeels langs hem heen. Hij heeft andere dingen aan zijn hoofd: zijn ambities, zijn intieme en verwarrende vriendschap met de verleidelijke Davide. Maar dan overkomt hem iets dat al zijn toekomstplannen op losse schroeven zet, want Rome is nog lang niet over de oorlog heen…
Lees alvast een fragment
‘Matteo liep de alimentari, de kruidenierswinkel van zijn vader in. Vader was gedroogde bonen aan het afwegen. Grootmoeder, die achter de kassa zat, was met een klant aan het kletsen.
Het was pas sinds een paar maanden dat de winkel weer bijna net zo aantrekkelijk oogde als in de jaren voor de oorlog. De vakken waren behoorlijk gevuld, in de vitrine lag kaas, aan het plafond hingen worsten en zelfs een ham, en het brood was weer wit in plaats van grauw. Met dank aan de leveringen van vooral de Amerikanen.
‘Papà, kan ik iets voor je doen?’ Matteo hielp zijn vader regelmatig met het op de planken zetten van de conservenblikken en de zakken met pasta. Zo verdiende hij zijn zakgeld bij elkaar sinds hij zijn schooltijd had afgerond.
‘Nee, het is stil vandaag, ik heb alles zelf kunnen doen. Ga maar naar boven, misschien heeft je moeder je nodig.’
Matteo verliet de winkel, passeerde de krantenkiosk met het nog altijd kapotte rolluik en de schoenlapperswerkplaats van de weduwnaar Rossi en duwde de enorme voordeur open die toegang gaf tot het woongedeelte van het gebouw. Boven de winkeltjes en werkplaatsen bevonden zich de appartementen.
Signora Bruno zat in haar portiersloge. De steevast van top tot teen in het zwart gehulde signora Bruno – alleen haar in een knot geknoopte haar was grijs – zat altijd in haar portiersloge. Volgens de verhalen verliet ze die zelden en sliep ze hooguit een uur per nacht, omdat ze van al het doen en laten van de bewoners op de hoogte wilde blijven.
Matteo groette haar beleefd en liep de trappen op naar de derde verdieping. Al voordat hij naar binnen ging, hoorde hij de vertrouwde geluiden van zijn zus Francesca die om haar dochtertje riep. ‘Chiara? Chiara! Waar zit je nu weer?’
Matteo kon zijn sleutel niet zo gauw vinden, maar hij wilde niet aanbellen. Francesca schrok altijd als de bel ging. Nog steeds.
‘Francesca, alsjeblieft,’ hoorde hij zijn moeder zeggen, ‘krijs niet zo tegen dat kind. Ze zal doof zijn voordat ze twintig is.’
Ah, daar had hij zijn sleutel. Hij ging naar binnen. ‘Ik krijs niet, ik heb gewoon een heldere stem,’ krijste Francesca.
‘Ja hoor, je had zangeres moeten worden,’ zei moeder.
Francesca zei niets meer, want Chiara was tevoorschijn gekomen en rende op haar moeder af. ‘Ik was aan het spelen,’ zei ze. Matteo sloot de deur achter zich. Hij woonde al vanaf zijn geboorte in dit huis in de oude volkswijk Trastevere en had het er altijd fijn gevonden.
Aan weerskanten van een lange, tamelijk donkere gang waren deuren naar zes kamers, de keuken en de badkamer. De keuken, waar werd gekookt en gegeten, behalve op zondag, was het centrale punt van de woning. Achter de keuken was een balkon dat uitkeek op de binnentuin die werd omsloten door woonhuizen van vijf verdiepingen hoog.
De gang was het speelterrein van Chiara. De voorste deur links was die van de kamer van Matteo’s grootmoeder, de achterste deur rechts die van de kamer van zijn grootvader. Binnen de muren van het huis konden die twee niet verder bij elkaar vandaan zijn dan wanneer ze ieder in hun eigen kamer waren. En daar waren ze vaak.
‘Zeg voortaan eerst wáár je gaat spelen,’ zei Francesca. ‘Ik was doodongerust.’
‘Ik was in Matteo’s kamer,’ zei Chiara. ‘Ik heb niet aan de poppen gezeten, ik heb alleen maar plaatjes gekeken in boeken. Dat mag wel, hè Matteo?’
‘Natuurlijk mag dat.’ Matteo tilde haar op. ‘Ben je voorzichtig geweest met mijn fotoboeken?’
Ze knikte. ‘Jij gaat later ook in films spelen,’ zei ze. ‘Dat doet hij nu al,’ zei moeder, ‘en dat doet hij heel goed.’
‘Mamma, vlei me niet zo,’ zei Matteo.
‘Alle buren zijn het met me eens,’ zei moeder.
‘Mamma! Je bent toch niet weer over me gaan opscheppen, mag ik hopen? Ik schaam me dood.’
‘Ik wil als ik groot ben ook in films spelen,’ zei Chiara, ‘net als Matteo.’
‘Dat zullen we dan wel weer eens zien,’ zei Francesca. ‘Maar nu ga je in bad, anders ben je niet schoon als we straks gaan eten.’
‘Waarom moet ik schoon zijn als we gaan eten?’
Matteo grinnikte. ‘Anders komen de muizen aan je vieze tenen knabbelen.’ Hij zette het kind neer en ging naar zijn kamer, die aan de straatkant lag. Door het open raam kwam de lente naar binnen.
Matteo bekeek de marionet waaraan hij die ochtend had zitten sleutelen, maar was nog steeds niet tevreden over de lengte van de touwtjes. Morgen zou hij ermee verder gaan, nu niet. Hij ging op bed liggen lezen tot hij de huisdeur hoorde.
In de gang klonk gestommel. Een diepe zucht: grootmoeder. Een tevreden geneurie: vader. Matteo sloeg zijn boek dicht en stond op om naar ze toe te gaan. ‘Mijn schoenen knellen,’ zei grootmoeder. ‘Matteo, trek mijn veters eens los.’
Matteo knielde neer. Ze kroelde door zijn bruine krullen. ‘Wat heb ik toch een mooie kleinzoon,’ zei ze. ‘Hij heeft het haar van mijn broer Luigi. God hebbe zijn ziel.’ Ze sloeg een kruisje.’
Lees verder in
De poppenspeler van Lampedusa | Rindert Kromhout | ISBN 9789025883102 | € 18,99 | uitgeverij Leopold | bestel De poppenspeler van Lampedusa bij je lokale boekhandel of via deze link bij bol.com (ook beschikbaar als e-book)