Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Het Adrianusdossier – historische roman over paus Adrianus VI

In Het Adrianusdossier verbindt Joris Tulkens zijn reputatie als schrijver van historische romans met zijn vaardigheid als misdaadauteur. Dat resulteert in een spannend verhaal waarin zowel de verdiensten van Adrianus als het misdadige winstbejag van menig kardinaal aan bod komt.

Een dossier over paus Adrianus VI

Tijdens zijn korte pontificaat (1522-1523) maakte paus Adrianus VI, de enige paus uit de Lage Landen, veel vijanden. Sommige kardinalen zagen zijn beleid van ‘een arme kerk’ niet zitten.

Toen Adrianus in de zomer van 1523 zwaar ziek werd, besloot zijn persoonlijke secretaris, Dirk van Heeze, een dossier over hem samen te stellen. Adrianus was niet enthousiast over dat plan en Van Heeze voelde zich niet gewaardeerd.

Na de dood van Adrianus raakte bekend dat Dirk van Heeze in zijn teksten de wandaden in Vaticaanse kringen aan de kaak stelde. Sommige in zijn dossier genoemde papabili wilden dat hij zijn dossier zou vernietigen.

Met een list slaagde Dirk er evenwel in zijn werk in veiligheid te brengen vooraleer hij – zonder dossier – naar de Lage Landen vertrok. Ging zijn tekst verloren? Was al zijn werk voor niets geweest?

Een fragment uit Het Adrianusdossier

We delen alvast een klein voorproefje uit Het Adrianusdossier, uit een brief van Floris Oem van Wijngaarden aan Dirk van Heeze:

Ik ben vereerd, mijn beste Dirk, dat u mij vraagt enkele jeugdherinneringen op te halen aan de man die is uitgegroeid tot de beste paus die de Kerk van Rome ooit heeft gekend, te weten mijn raadgever en beschermheer Adriaan.

Ik weet niet goed waarvoor u die inlichtingen nodig hebt, maar ik hoor dat mijn jeugdvriend – eigenlijk zou ik moeten zeggen: Zijne Hoogeerwaarde Excellentie – niet helemaal gezond is en dat zijn Italiaanse artsen grote sommen geld opstrijken om hem de noodzakelijke medicijnen te ontzeggen.

Gelukkig is hij goed omringd door landgenoten, terwijl niemand hem beter in bescherming kan nemen dan u, Dirk, u die al vele jaren zijn trouwe secretaris bent.

Ik moet wel bekennen, goede vriend, dat ik niet zoveel afweet van Adriaans jeugd in Utrecht. Van leeftijd verschillen we een goede zeven jaar en telkens als ik een volgende, belangrijke stap in mijn schoolcarrière zette, nam ook Adriaan hogerop een nieuwe trede op de ladder. Zo was ik de hele tijd op achtervolgen aangewezen.

Pas toen ik in Leuven arriveerde, hebben we elkaar beter leren kennen. Adriaan was toen al een hele tijd bezig aan zijn studies in de theologie en die duren twaalf jaar, genoeg tijd dus om hem in vriendschap bij te benen.

Een tweede bekentenis is hier op zijn plaats: de stijl en de woordkeus van Floris Oem van Wijngaarden kunnen niet wedijveren met de bonae litterae van hooggestemde poëten en prozaschrijvers. U kent ze wel, de mannen die  zich oratores Latini noemen en die aan die kwalificatie het recht ontlenen om Kerk, maatschappij en zelfs God in de hemel naar hun hand te zetten. Ik denk dan aan Erasmus, Vives, Thomas More en andere coryfeeën van dat vriendenkliekje. Ik ben een jurist en als zodanig helemaal geen mooiprater.

Ik heb de gewoonte een kat een kat te noemen, ook al komt me dat soms duur te staan. Ik ben raadsheer in Dordrecht, maar zowat vijf jaar geleden zijn mijn tegenstanders erin geslaagd me uit mijn functie te duwen – alleen maar omdat ik te hard voor de rechten van de stad was opgekomen.

Twee jaar later heeft Karel V me zelfs uit mijn ambt van pensionaris ontslagen en werd ik uit Dordrecht verbannen! Allemaal onterecht, maar zo heb ik door scha en schande geleerd dat een grote bek opzetten niet altijd verstandig is.

Gelukkig heeft Adriaan toen zijn invloed bij het hof aangewend, zodat het mij aangedane onrecht hersteld werd. Ik ben nu dus opnieuw pensionaris en binnenkort zelfs meer dan dat: ik heb uitzicht op een functie als juridisch adviseur van Frans van der Hulst, nog een jeugdvriend van mij die een beloftevolle carrière maakt.

De man staat op het punt voorzitter te worden van een soort snelrechtinquisitie. Niet te veel papieren, pleitbezorgers of theologische disputen: ketterij is ketterij en daar moet je niet te lankmoedig mee omspringen.

Met andere woorden, als zijn en mijn benoeming doorgaan, dan krijg ik een uitgelezen kans om die aanhangers van dat ‘elegante Latijn’ eens goed mores te leren, in de letterlijke betekenis van dat woord: ‘manieren’. Maar genoeg over mezelf, u vroeg me naar jeugdherinneringen waarbij Adriaan betrokken was.

Hoewel we elkaar ‘beste kameraden’ noemden, gingen we niet zoveel met elkaar om. Adriaan was veeleer mijn grote broer dan mijn speelgenoot. Onze vriendschap bestond erin dat ik een jaar lang elke dag op hem wachtte bij de Domkerk om vandaar de laatste meters naar de cleyne school, vlak naast de Oudmunsterkerk, te overbruggen.

Dat wachten vond ik absoluut niet erg, want ik kon me vergapen aan de metselaars, de timmerlui, de dakwerkers, de beeldhouwers en de sjouwers die al vele jaren bezig waren de Domkerk af te werken. De toren aan de ene kant stond er al heel lang – het is de hoogste van de Lage Landen, zeggen ze, en daar ben ik trots op, ook al is het niet waar – terwijl het transept helemaal aan de andere kant ook klaar was.

Alleen het middenstuk bleef open en het tempo waarmee de werklui de verbinding tussen beide bouwsels tot stand probeerden te brengen, lag zo laag dat het mijn tijd wel zal duren voordat het schip van de kerk weer ‘kan varen’.

Ikzelf kwam uit de buurt van de Plompentorengracht, Adriaan moest vanaf de Brandsteeg langs de Oudegracht naar het Domplein lopen. In de Brandsteeg bewoonde hij het huis dat een hoek maakte met de Oudegracht.

Adriaans vader had een werfkelder langs de gracht, waarin hij met behoorlijk succes het vak van timmerman uitoefende. Scheepvaarders, maar ook bouwvakkers die het dak van de Domkerk probeerden af te maken, voorzagen hem van veel werk. Moeder Geertrui van haar kant vermeed elke vorm van geldverspilling, zodat de familie niet onvermogend was.

Toen Adriaan evenwel negen was, stierf zijn vader aan een plotse koortsaanval. Sommigen beweren dat Adriaan toen een dankkaars heeft aangestoken in de Oudmunsterkerk, zogezegd omdat ‘God hem op de proef stelde, een duidelijk teken dat hij Diens aandacht had getrokken’.

Ja, ik weet het, mijn beste Hezius, dat klinkt nu ongeloofwaardig en misschien zelfs pretentieus, maar sterke verhalen zijn nooit ver weg wanneer mensen tot een hogere functie opklimmen.’

Lees verder in

Het Adrianusdossier | Joris Tulkens | ISBN 9789464711622 | € 24,90 | uitgeverij Sterck & De Vreese | bestel Het Adrianusdossier bij je lokale boekhandel of via deze link bij bol.com

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *