Bestel Saskia's roman Het perfecte recept

De kindertrein – een hartverscheurende roman over de ‘treinen van geluk’

Als de Tweede Wereldoorlog net ten einde is, worden bijna zeventigduizend Italiaanse kinderen per trein naar het noorden van het land gestuurd, waar hen een veel betere toekomst wacht.

De zevenjarige Amerigo uit Napels is een van hen. Samen met duizenden andere kinderen ziet hij door het raampje zijn moeder én zijn geboortestad steeds kleiner worden.

Het idee komt uit de koker van de Communistische Partij, met het idee om kansarme kinderen een betere toekomst te geven. Hoewel Amerigo zijn moeder mist, went hij snel. Hij gaat naar school, mag zelfs op vioolles en laaft zich aan goede maaltijden en de warmte van zijn nieuwe gezin.

Na drie maanden keert hij terug naar Napels, maar zijn thuis lijkt zijn thuis niet meer. Zijn moeder lijkt anders, hun flatje te benauwd. Amerigo probeert zich aan te passen, maar als zijn moeder zijn viool verkoopt, is voor hem de maat vol. Hij besluit terug te keren naar zijn nieuwe thuis, een drastische keuze die hem de rest van zijn leven zal blijven achtervolgen.

Treni della felicità

De kindertrein van Viola Ardone is gebaseerd op een waar gebeurd verhaal. Het is een onderwerp dat vaak buiten de geschiedenisboeken valt, deze zogenaamde treni della felicità, treinen van geluk, die de Communistische Partij direct na de Tweede Wereldoorlog van Zuid-Italië naar het noorden liet rijden.

Kinderen uit het zuiden zouden zo een goed onderkomen hebben terwijl men in het zuiden hard werkte aan de wederopbouw. Het idee was vast goedbedoeld, maar erg doordacht was het natuurlijk allemaal niet. Het leidde tot gespleten gezinnen, maar erger nog, tot kinderen die nergens meer thuis waren, zoals Amerigo.

Viola Ardone weet de verwoestende gevolgen van de oorlog op een hartverscheurende manier te brengen, met oog voor de verpletterende gevolgen voor de kinderen die per trein op weg zouden hebben moeten zijn naar een beter leven…

Een fragment uit De kindertrein

‘Mijn mama voorop en ik erachteraan. In de stegen van het Spaanse kwartier loopt mijn mama snel, iedere stap van haar zijn er twee van mij. Ik kijk naar de schoenen van de mensen. Een gave schoen: een punt. Een schoen met een gat: een punt aftrek. Geen schoenen: nul punten. Nieuwe schoenen: bonuspunt.

Ik heb nooit schoenen van mezelf gehad, ik draag die van anderen en ze doen me altijd pijn. Mijn mama zegt dat ik scheef loop. Dat is niet mijn schuld. Dat komt door de schoenen van anderen. Ze hebben de vorm van de voeten van de kinderen die ze voor mij hebben gedragen.

Ze hebben hun gewoontes aangenomen, ze hebben op andere straten gelopen, andere spelletjes gespeeld. En als ze bij mij komen, wat weten ze dan van hoe ik loop en waar ik heen wil? Ze moeten langzaam wennen, maar ondertussen groeien mijn voeten, worden de schoenen te klein en begint het weer van voren af aan.

Mijn mama voorop en ik erachteraan. Waar we heen gaan weet ik niet, ze zegt dat het voor mijn eigen bestwil is. Maar er zit vast een addertje onder het gras, net als laatst met die hoofdluis. Het is voor je eigen bestwil, en opeens loop ik met een kale knikker. Gelukkig schoren ze mijn vriend Tommasino ook kaal, voor zijn eigen bestwil.

De kinderen uit de steeg pestten ons, ze zeiden dat we eruitzagen als twee schedels die uit het Cimitero delle Fontanelle waren ontsnapt, het knekelhuis. Eerst was Tommasino niet mijn vriend. Ik zag hem een keer een appel jatten van de kar van Capajanca, de groenteboer die met zijn stal op Piazza Mercato staat, dus toen dacht ik dat we geen vrienden konden zijn, omdat mijn mama Antonietta mij heeft uitgelegd dat wij dan wel arm zijn, maar geen dieven. Anders worden we schooiers.

Maar Tommasino zag me en toen heeft hij voor mij ook een appel gepikt. Omdat ik de appel niet had gestolen maar had gekregen, at ik hem op, want ik zag scheel van de honger. Vanaf toen zijn we vrienden. Appelvrienden.

Mama loopt midden op de weg zonder ook maar een keer naar de grond te kijken. Ik sleep met mijn voeten en hou de puntentelling van de schoenen bij om niet meer bang te zijn. Op mijn vingers tel ik tot tien en dan begin ik weer opnieuw. Als ik tien keer tot tien kom, zal er iets fijns gebeuren, zo is het spel. Tot nu toe heb ik dat fijne nog niet meegemaakt, misschien omdat ik de punten niet goed heb geteld.

Ik ben dol op cijfers. Maar ik hou niet van letters. Los herken ik ze, maar als ze door elkaar staan om woorden te maken, raak ik in de war. Mijn mama zegt dat ik niet zoals zij moet opgroeien en daarom heeft ze me naar school gestuurd. Ik ben gegaan maar ik vond het er niet leuk. Om te beginnen krijsten mijn klasgenoten en kwam ik met koppijn thuis, het klaslokaal was klein en stonk naar zweetvoeten.

En ik moest ook nog de hele tijd stil in een bank lijntjes zitten trekken, dun omhoog en dik naar beneden. De juffrouw had een centenbak en ze klonk altijd alsof ze haar mond vol had als ze praatte, en wie haar daarmee plaagde kon een mep tegen zijn achterhoofd verwachten.

Ik heb er in vijf dagen tien gekregen. Ik heb ze op mijn vingers geteld zoals de punten voor de schoenen, maar ik heb niks gewonnen. Dus daarom wilde ik niet meer terug naar school.

Mijn mama was daar niet blij mee, maar ze zei dat ik dan op zijn minst hard moest leren werken en daarom stuurde ze me eropuit om lompen te rapen. In het begin was ik blij, ik zwierf de hele dag over straat om huis aan huis oude lappen in te zamelen of tussen het vuilnis vandaan te halen en ze naar Capa ’e fierro op de markt te brengen. Maar na een paar dagen kon ik niet meer en had ik heimwee naar de meppen van de juffrouw met de centenbak.

Mijn mama stopt voor een grijs met rood gebouw met grote ramen. ‘Hier is het,’ zegt ze. Deze school lijkt me mooier dan de vorige. Binnen is het stil en het stinkt er niet naar zweetvoeten. We lopen naar de tweede verdieping en op een houten bank in een gang laten ze ons wachten tot een stem zegt: de volgende. Omdat er niemand beweegt, begrijpt mijn mama dat wij de volgende zijn en dus gaan we naar binnen.

Mijn mama heet Antonietta Speranza, een hoopvolle naam. De mevrouw die op ons zit te wachten schrijft de naam op een papier en zegt: ‘Hoop is het enige wat u nog rest.’ Daar zal je het hebben, nu maakt mijn mama rechtsomkeert en gaan we naar huis, denk ik op dat moment. Maar nee.

‘Doet u het ook, juffrouw? Meppen uitdelen?’ vraag ik en voor alle zekerheid leg ik mijn armen over mijn hoofd. De vrouw lacht en knijpt met haar duim en wijsvinger in mijn wang, maar niet hard.’

Lees verder in

De kindertrein | Viola Ardone | vertaald door Astrid Molenberg | ISBN 9789401612081 | € 13,49 | Xander Uitgevers | bestel De kindertrein via deze link bij bol.com (ook beschikbaar als e-book)

Lees je liever in het Italiaans? Bestel dan via bol.com Il treno dei bambini (verkrijgbaar als boek en als e-book).

Ontdek de leukste routes in Italiaanse steden!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *