Naar hoofdinhoud Naar navigatie
7 december 2018

Ramses in Rome – van een stille fontein tot een staande ovatie

Pascal: ‘Het leuke aan Rome is, dat deze stad je altijd weet te verrassen. Iedere keer weer is er iets nieuws te ontdekken, wat vaak eigenlijk heel oud is.

Ik kom er vaak en ken haar inmiddels op mijn duimpje. De leukste steegjes, pleintjes en bezienswaardigheden, die niet noodzakelijkerwijs in reisgidsen staan vermeld, weet ik te vinden.

Mijn fotografisch geheugen en oriëntatievermogen leggen mijn werk als locatieproducer voor de meest uiteenlopende televisieprogramma’s geen windeieren. Ik weet niet hoe vaak ik in de afgelopen twintig jaar in Rome ben geweest, maar wat ik wel weet, is dat ik maar één keer een plek gezien hoef te hebben om die, ondanks de chaotische infrastructuur, een tweede keer blind terug te kunnen vinden.

Deze keer schrijf ik over drinkwater. Een onderwerp dat wij in deze tijd als gemeengoed beschouwen, maar waar een mooi historisch verhaal aan vast zit én waar ik een filmische ervaring mee heb, die begon bij de Trevifontein.

Hoeveel fonteinen denk je dat er in de Italiaanse hoofdstad te vinden zijn? Honderd, tweehonderd of vijfhonderd? Mis! Het centrum van Rome telt meer dan tweeduizend fonteinen en als je daar de bekende nasoni (de waterfonteintjes die vierentwintig uur per dag drinkwater leveren) bij optelt, dan kom je op ruim 4500!!

‘Quanto sei bella Roma quann’è sera, quanno la luna se specchia dentro ar fontanone’ zingt de populaire Italiaanse zanger Antonello Venditti in Romeins dialect. ‘Rome wat ben je mooi in de avond, wanneer de maan zich spiegelt in jouw grote fontein.’ Om die maan te zien weerspiegelen, hoef je dus niet ver te zoeken. De pleinen waar geen fontein staat, zijn minder talrijk dan die waar er wel één glorieus in het midden staat te pronken.

Het antieke Rome werd tweeduizend jaar geleden al ‘Regina Aquarum’ genoemd, de koningin van het water. Naast dat de fonteinen vermaak boden en een esthetische bijdrage leverden aan de toentertijd grootste stad ter wereld, waren zij de demonstratie van een onuitputtelijke beschikbaarheid van water. Zij straalden de onmiskenbare kracht uit van het politieke machtscentrum van het Romeinse Rijk.

De geologische ligging van Rome was de eerste reden van het buitensporig veel aanwezige drinkwater. De stad was gebouwd op heuvels van vulkanische afkomst, uiterst vruchtbaar en sponzig, waar het regenwater goed door werd gefilterd. Onder de natuurlijke bassins lag een dikke laag klei die geen druppeltje water doorliet. Zo kon op ondiepe plekken het zuivere water makkelijk naar boven worden gehaald.

Ten tweede waren de Romeinen in een latere periode, toen het inwonersaantal van de stad ruim de één miljoen was gepasseerd, hun tijd zo ver vooruit dat ze met kilometers lange aquaducten het smeltwater van de bergen naar de metropool wisten te vervoeren.

De natuurlijke waterbronnen van de stad zijn nagenoeg allemaal verdwenen. Op een paar na, zoals bij de Ara Pacis – daar tikt de enige klok ter wereld die dankzij waterkracht wordt aangestuurd. L’orologio ad acqua is een vrij recent project, uit 1873, maar daarom niet minder bijzonder.

Een andere bron waar nog tot op de dag van vandaag water op een natuurlijk manier de stad in stroomt, is daar waar mijn televisieavontuur op weg naar een Nipkowschijf begon, de Trevifontein…

‘Dat is een mooi streven Michiel, maar makkelijker gezegd dan gedaan.’ Ik zat aan een grote tafel in het productiekantoor van De Familie in Amsterdam. Productieleider Alexander Blaauw en regisseur Michiel van Erp hadden mij net een voorstel gedaan voor het draaien van verschillende scènes in Rome, voor de televisieserie over het leven van Ramses Shaffy.

Geïnteresseerd hing Michiel met zijn ellebogen op tafel. Zijn kin rustte in zijn handen. ‘Wat is het grootste probleem dat je voorziet?’ Ik legde uit dat er volgens mij twee kinken in de kabels zaten. ‘Ten eerste Michiel, dag of nacht, het is daar superdruk met toeristen. Op plaatjes lijkt het allemaal mooi en groots, maar vergis je niet. Het plein bij de Trevifontein is klein, of misschien moet ik zeggen dat de fontein te groots is voor het plein.’

Michiel had bedacht dat de erotisch getinte scène tussen Ramses en Joop, die elkaar hartstochtelijk een zoen geven, ín de Trevifontein moest gaan plaatsvinden. Net als Anita Ekberg en Marcello Mastroianni in de film La Dolce Vita, uit 1960.

‘Er komen maar liefst vijf straatjes uit op de drukste toeristische trekpleister van de stad, dus alleen al het ‘schoonhouden’ van de set gaat een monnikenwerk worden,’ vervolgde ik. ‘Per dag schuifelen er zo’n 35.000 toeristen voorbij. Het is sowieso nog maar de vraag of wij het plein überhaupt mogen afzetten. Dat moet ik aanvragen en áls we toestemming krijgen dan betekent dat, dat wij bezit nemen van publiek terrein en daar moet per vierkante meter flink voor betaald worden. Geen probleem voor grote Amerikaanse producties, die met miljoenen dollars worden gefinancierd, maar ik vermoed dat het bij de AvroTros niet het geval is?’

Michiel trok zijn wenkbrauwen op.
‘Daarbij denk ik niet dat je de fontein in mag. Ik meen ergens gelezen te hebben dat dat tegenwoordig verboden is, zelfs voor een filmcrew.’
‘Maar ik wil het wel graag,’ lachte Michiel en stond op. Ik begreep dat ik met een ijzersterk vervangend voorstel moest komen om aan de creatieve verlangens van de regisseur te voldoen.

‘Luister, laat ik het zo met jullie afspreken. Ik besteed een dag aan deze locatie. Dan zie ik wat dat oplevert. Daarna wegen we de voors en tegens tegen elkaar af. Ben jij er wel eens geweest eigenlijk?’ Ik keek naar Michiel die liep te ijsberen. Hij schudde zijn hoofd. ‘Dan maak ik goede locatiefoto’s en onderzoek ik of er in de directe omgeving interessante mogelijkheden zijn voor catering, parkeren, kleding en make-up et cetera.’

Michiel onderbrak zijn loopje en keek op. ‘Oké, eens en dan?’
‘Nou, naar de filmcommissie van Rome voor het aanvragen van de benodigde vergunningen. Zij kunnen uitsluitsel geven over het afzetten van het plein en het betreden van de fontein. Maar,’ voegde ik er aan toe, ‘geef mij ook de tijd om vast een vervangende locatie te bezoeken, waarvan ik op voorhand al zeg dat we daar meer kans maken.’

In mijn rol als (locatie)producer stop ik nooit met creatief plannen en denk ik ver vooruit om de productie voor onnodige problemen of oponthoud te behouden. Bij de Trevifontein zag ik teveel beren op de weg. Ik had al een andere fontein in gedachten die qua uitstraling de competitie met de Trevifontein makkelijk aan zou kunnen.

‘Dat klinkt als een prima plan, wij vertrouwen op jouw oordeel,’ zei Alexander die nu ook opstond en nog een kop koffie voor ons inschonk. Michiel legde een hand op mijn schouder. ‘Fijn dat je dit voor ons gaat doen, ik heb er een goed gevoel bij. Wanneer denk je dat we een eerste bezoek kunnen plannen aan Rome? Het lijkt mij een goed idee dat de opnameleider dan ook meekomt.’

De opnames stonden gepland voor augustus dus ik stuurde aan op een ontmoeting in juni. ‘Dan heb ik alle locaties zeker voor elkaar! Voor het huis van Fellini heb ik een mooi buurtje in gedachten. Heel centraal, niet druk en lekker oud.

Het moeilijkste wordt het vinden van een kamer met uitzicht op het Colosseum. Natuurlijk is dat op zich niet moeilijk te vinden, want zoveel zijn er niet, maar de uitdaging zit hem in het overtuigen van de bewoners hun huis een dag af te staan aan een Nederlandse filmcrew.

‘Er zijn twee opties: óf ze willen het niet óf ze hebben al zo vaak een dergelijk verzoek gehad, dat ze goed weten wat hun locatie waard is en de hoofdprijs vragen. We zullen zien.’
‘Geef ze eens ongelijk,’ antwoordde Michiel. ‘Maar dat gaat jou wel lukken.’

Twee weken later liep ik vanaf de Via del Corso door een klein steegje richting de Trevifontein. Het was prachtig weer en ik vervloekte mijzelf dat ik die ochtend in het nog frisse Parma een lange broek had aangedaan. Het kwik in Rome was gestegen tot 28 graden en de pijpen van mijn spijkerbroek plakten aan mijn kuiten.

Ondanks het feit dat ik ervoor had gekozen om op een dinsdag de Eeuwige Stad te betreden, was het, eind april, toch al vol met toeristen. De schoonheid van de Trevifontein werkte als een magneet, dus ver voordat ik het monument met eigen ogen kon aanschouwen, bereikte het geroezemoes van de duizenden bewonderaars mijn oorschelp.

Mijn eerder uitgesproken vermoedens werden een minuut later bevestigd. De Trevifontein was geen geschikte locatie voor een romantische scène, tussen twee mannen nog wel. In die drukte? Niet te doen!

Vanuit verschillende hoeken maakte ik wat overzichtsfoto’s en zocht ondanks mijn slechte voorgevoel naar een aantal restaurants waarvan ik wilde weten of het mogelijk was daar met een groep van ongeveer vijfentwintig personen te lunchen en dineren.

Je zou denken dat ze zo’n reservering fijn vinden, maar op dat soort plekken verkopen ze één stoel liefst zo vaak mogelijk per dag, Dus klanten gaan zitten, bestellen en twee minuten later staat het eten op tafel. Het liefste zien ze je binnen een half uur weer vertrekken. Afrekenen en ‘via‘. Hup, de volgende klant. Tijd is geld, heel veel geld. Een filmcrew die anderhalf uur gaat zitten, is niet interessant, dat kost geld. Niemand was dus geïnteresseerd in mijn voorstel.

Het mooiste zou zijn wanneer ik voor kleding en make-up een locatie vond als een hotel, waar we ook konden slapen én eten. Dan had ik drie vliegen in één klap. Maar op een A-locatie als deze moet je dan wel heel diep in de buidel tasten. De Trevifontein was daarmee, wat mij betreft, een no go-aerea voor de serie.

Via de Spaanse Trappen liep ik naar het Piazza del Popolo, waar de filmcommissie gehuisvest is. Ik had behoorlijk wat informatie van ze nodig en wilde even mijn gezicht laten zien, altijd goed wanneer je met bureaucratische overheidsinstanties te maken krijgt. Als je op een later moment telefonisch iets van ze nodig hebt, helpt het wanneer ze zich jouw gezicht herinneren. Helemaal wanneer je een buitenlander bent die Italiaans spreekt, dat vinden ze geweldig…

Minder geweldig was het om te ontdekken hoe de ingang van zo’n gemeentelijke afdeling, die met de grootste filmmaatschappijen ter wereld te maken heeft, verborgen ligt in een smerige pishoek van een Romeins plein.

Op de derde verdieping van het bijzondere pand, dat vroeger een van de de toegangspoorten van de stad is geweest, stond een aantal bureaus die niet zouden misstaan in het decor van de serie over Ramses, die zich in de jaren zestig afspeelt. De oudere dame met paars gespoeld haar bij de receptie tikte nog op een typemachine. Twee collega’s achter haar, die de pensioengerechtigde leeftijd al jaren waren gepasseerd, stoeiden met een printer. De ontbrekende efficiëntie die ik had ingecalculeerd, ontpopte zich voor mijn ogen tot een bizarre werkelijkheid.

Een aardige mevrouw stond mij te woord en legde mij uit dat een plein als dat van de Trevifontein onmogelijk af te sluiten is. Mits voor een kaskraker en de daarbij behorende sommen geld, heel veel dollars (ze had het niet over euro’s). Oja en nog een bevestiging, zelfs met een filmvergunning op zak mag je nooit of te nimmer een fontein of standbeeld betreden/beklimmen.

Ik was ervan overtuigd dat ik Michiel er niet van zou kunnen weerhouden om hoe dan ook ergens een fontein in te springen. Heel eerlijk gezegd, wilde ik dat zelf eigenlijk ook, het is een actie die helemaal past bij het karakter van Ramses. Daarvoor had ik een plan, maar ik hield natuurlijk mijn mond bij de dames van de commissie. De fontein die ik in gedachten had, lag buiten het drukke centrum, dus dat moest goed komen.

Terug in de klamme buitenlucht liep ik naar de monumentale trappen van Villa Borghese, de Pincio op. Het uitzicht vanaf het bordes van het park reikt tot aan de koepel van de Sint-Pieter. Deze karakteristieke plek hadden we geselecteerd voor de scène waarin Ramses en Joop, net aangekomen in Rome, als straatartiesten hun geld proberen te verdienden.

De volgende ochtend begon ik op Piazza di Santa Maria in Trastevere, volgens mij uitermate geschikt voor de terrasscène die ik in het script was tegengekomen. Een sfeerscène waarin Ramses en Joop in het Rome van weleer zingend met een accordeon aan de bak kwamen.

Een uitgebreide scène met veel figuranten. Dat moest wat mij betreft op een herkenbaar Romeins plein dat overdag niet te druk was. De buurt Trastevere is met name in de avond een populaire plek, voor toeristen en locals. Een prima locatie dus om in de late ochtend te kunnen draaien.

Op nog geen honderdvijftig meter van het plein staat een middenklasse hotel, waar ik zelf ook had geslapen. Zoals ik wel vaker doe, was ik bij het inchecken niet meteen met de deur in huis gevallen, maar pas tijdens het ontbijt had ik het juiste moment afgewacht om de eigenaar te vragen of hij in augustus twintig kamers beschikbaar had, plus een ruimte die ik mocht inrichten voor make-up en kleding. Lekker handig, op loopafstand van de set.

‘Geen probleem!’ riep de eigenaar enthousiast. ‘Ik weet niet hoe en waar, maar dat gaan we gewoon regelen.’ In Italië gaat het vaak om timing en de manier waarop je iemand een gunst vraagt, dan om wát je vraagt. Dit zou wel goed komen.

Tevens had ik mijn zinnen gezet op de Fontana dell’Acqua Paola, de fontanone die Venditti bezingt en die vanaf het hotel binnen twee minuten met de auto bereikbaar was. Een groot, monumentaal bouwwerk dat fungeerde als het eindpunt van een aquaduct, dat in dit geval helemaal vanuit het Lago di Bracciano, op zo’n zestig kilometer van Rome, drinkwater naar de stad bracht.

Anderhalve maand later stond ik samen met de regisseur weer oog in oog met de schoonheid van deze waterpartij. Michiel wees naar de militairen die aan de overkant de wacht hielden. ‘Wat doen die daar?’

‘We staan hier schuin tegenover de Spaanse Ambassade,’ legde ik uit.
‘Oké, dus als wij hier met onze acteurs tóch stiekem het bassin ingaan, dan komen zij niet met geladen mitrailleur op ons af?’
‘Nou als ie lekker geladen is, heb ik daar geen problemen mee,’ grapte ik, maar ik vervolgde streng: ‘Michiel, ik vind het prima dat je die scène zo wil opnemen, maar laten we één ding afspreken. We plannen hem als allerlaatste en dan moet hij er echt in één keer op staan. We gaan het niet riskeren de Italiaanse pers te halen met krantenkoppen als NEDERLANDSE FILMPLOEG ILLEGAAL IN FONTEIN.’

Michiel was het met mij eens. ‘Doen we, toplocatie Pascal! Ik ben hier heel blij mee. Het is een prachtige plek in de stad, weinig verkeer en ik zie nu al hoe het maanlicht zal weerspiegelen in het water achter de hoofdrolspelers. Zorg nog even voor een energiebron, want ik wil waarschijnlijk nog wel wat redheads gebruiken om hier en daar de achtergrond met wat extra licht in te vullen. We gaan hier rond middernacht draaien.’

‘Prima,’ zei ik, ‘dan ga ik voor deze locatie geen slapende honden wakker maken. We bezetten geen publiek terrein en hoeven geen auto’s tegen te houden. Een Romeinse collega van mij heeft mij geadviseerd zo weinig mogelijk te melden. Niet zozeer om kosten te besparen, maar wel om zo ver mogelijk van de bureaucratische rompslomp te blijven.’ We stapten in de auto en reden naar het Colosseum.

‘Was het nou moeilijk om een bewoner bereid te vinden zijn huis ter beschikking te stellen? Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?’
Trots vertelde ik over mijn tactiek die ik in dit specifieke geval had gebruikt (en die ik hier niet ga verklappen). Michiel was onder de indruk. Leuk vond ik dat. Tot op de dag van vandaag ben ik trots op die locatie. De scène waarin Ramses en Joop discussiëren over hun misgelopen carrière in Rome, vindt plaats voor een open raam met uitzicht op het Colosseum. Zo goed in beeld gebracht dat het nep lijkt. Te mooi om waar te zijn!

De heren gingen terug naar Amsterdam en ik had een lijstje vol met de laatste regeldingen: afspraken maken met de locaties, parkeervergunningen regelen, autohuur regelen, catering organiseren, uiteraard weer naar de filmcommissie, routebeschrijvingen maken, castings regelen, fittings met kledingstukken uit de jaren zestig, etc, etc.

Op de valreep kreeg ik nog een bruikbare tip van een Italiaanse collega: ‘Huur een politieagent in die alle dagen in burger met je meegaat. Dat scheelt een hoop gezeik in het geval dat je een ijverige diender tegenkomt die vergunningen wil zien die je wellicht niet paraat hebt. Zo’n agent in burger komt dan in actie. Hij gaat naar zijn collega en maakt een praatje, als collega’s onder elkaar. Hij leidt hem als het ware een beetje af: ‘Oh leuk een Nederlandse crew. Ze maken een mooie serie. Goed georganiseerd die Hollanders. Alles in orde, zo’n nette, fijne mensen.’ Op een gegeven moment taait de diender gewoon af zonder dat jij hem ooit hebt gesproken.’

Eerst dacht ik: ja ja, da’s lekker hypocriet en riekt naar omkoperij. Maar nu, jaren later, kan ik zeggen: ‘Dat klopt, maar het werkt wél!’

Wat een geluk dat we zo’n agent bij ons hadden. Het was een prachtige dag toen wij onder de al vroeg warme ochtendzon begonnen met het dressen van onze ‘set’ midden op het pleintje in Trastevere. Tafeltjes, stoeltjes en parasolletjes, alles stond redelijk snel op zijn plek en ook de technische voorbereidingen verliepen vlekkeloos. De uitbaters van de cafés rond het plein hielpen ons waar nodig en serveerden de crew graag de drankjes die wij, om goodwill te creëren, bij hen bestelden. Nogmaals, geen wolkje aan de lucht letterlijk en figuurlijk, totdat we de scène, die we al een paar keer met crew en cast hadden gerepeteerd, werkelijk gingen draaien.

Op het moment dat de opnameleider ‘Actie!’ riep kwamen drie oude mannetjes uit het niets, of eigenlijk vanaf de bankjes waar zij de hele ochtend rustig en onopvallend hun krantje leken te lezen, de set op lopen en positioneerden zich tussen de camera en de figuranten. Verbaasd keek de opnameleider mij aan en liep op hen af. In het Engels vroeg zij hen vriendelijk aan de kant te gaan.

De drie mannetjes leken niet te begrijpen wat hen werd gevraagd, dus stapte ik op hen af en verzocht hen in het Italiaans een paar passen opzij te gaan. Een van hen reageerde direct behoorlijk agressief. In plat Romeins dialect eiste hij geld, anders zou hij niet aan de kant gaan:’’Jullie verdienen hier allemaal geld? Wij ook!’

Onze politieman in burger greep mij bij de arm en gebood mij de zaak aan hem over te laten. ‘Dit zijn niet zomaar oude mannetjes, Pascal, dit is de lokale maffia die zijn kans schoon ziet om een extra centje bij te verdienen. Ik handel dit voor je af!’

Verbijsterd was ik. Werden we nu door de maffia gesaboteerd?! Ik vond het tegelijkertijd ook wel weer grappig en spannend, wat een verhaal. In gedachten dankte ik mijn collega voor de tip van de undercover agent, die de ‘schattige mannetjes’ behendig wist af te voeren.

In de daaropvolgende dagen ontbraken dit soort verassingen, totdat wij, op de laatste, lange draaidag, door de donkere nacht naar de fontein reden. Wetende dat we iets gingen doen dat verboden was, zat ik enigszins gespannen naast mijn productieassistent in de auto.

In colonne reden wij over een typische Romeinse keienweg, vol hobbels en gaten. Ter hoogte van de Spaanse Academie, op zo’n honderd meter van de fontein, knipperde ik even met mijn ogen. Waar wás de fontein? De gemeenteverlichting stond uit. Voor ons blaakte een groot zwart gat boven de skyline van Rome. Eenmaal geparkeerd kwam de opnameleider gehaast op mij aflopen. Er bleek ook geen water uit de fontein te stromen…

Ik keek haar verontschuldigend aan. ‘Jemig! Heb ik dit?’
‘Kun je niemand bellen?’ vroeg ze.’
‘Bellen?’ antwoordde ik, ‘Het is zaterdagnacht in Rome. Op het gemeentehuis zitten ze vast op mijn telefoontje te wachten…’

Michiel kwam erbij staan.
‘Michiel wat erg, het spijt me, maar ik heb even geen idee wat te doen nu. Geef mij een minuut.’
Hij knikte. ‘Ja joh geen probleem, ik voel dat jij dit gewoon gaat oplossen. Heb jij deze fontein wel eens zo gezien?’

Ik kon mezelf wel een schop onder mijn kont geven. Wat was ik stom geweest. Twee locatiebezoeken gedaan maar allebei overdag. Nooit was het in me opgekomen om de fontein ook ‘s nachts te checken.

De foto’s waarmee ik Michiel had verleid om voor deze locatie te kiezen had ik van internet geplukt. De Fontanone prachtig uitgelicht met indrukwekkende watervallen die op drie plekken in het bassin stortten.

Ik liep naar ‘mijn’ politieagent, die al stond te bellen met zijn connecties. ‘Cosa possiamo fare?’ Ik had geen idee wat te doen. Hij bracht zijn wijsvinger naar zijn mond, draaide zich om en vervolgde zijn gesprek in een sterk Romeins dialect waar ik niets van begreep. Gespannen wachtte ik af. Er was niemand anders waar ik op terug kon vallen, want in overleg met Michiel had ik geen melding genaakt of vergunning aangevraagd.

Hoofdschuddend kwam de agent een paar minuten later op me af lopen. Volgens hem was het ondenkbaar dat de fontein voor het ochtendgloren weer zou werken. Met lood in mijn schoenen liep ik naar het bassin, waar Michiel inmiddels was begonnen met de tekstrepetities van de acteurs. Mijn gezicht sprak boekdelen.

Michiel klopte mij op mijn schouder. ‘We zijn er eigenlijk al uit. Maak je niet druk, we doen het zonder stromend water, maar ik ga absoluut het bassin in!’
Opgelucht schakelde ik direct om.
‘Prima Michiel, repeteer goed met alle betrokkenen, want dit kan echt maar één keer. Ten eerste heb je per acteur maar één set kleding en, ja ik val in herhaling, we hebben geen toestemming.’ Balend dat ik zo’n slechte prestatie had geleverd, liep ik naar de catering voor een drankje.

Nog geen dertig minuten later galmden de woorden ‘It’s a wrap!’ door de Romaanse nacht. Maarten Heijmans en Thomas Cammaert stonden zeiknat op het trottoir. De lampen die toch wat aandacht hadden getrokken van toeristen en mensen uit de buurt werden gedoofd en terwijl de acteurs door de kleedster naar het busje werden begeleid voor droge kleding, openden Michiel, de opnameleider en ik twee flessen champagne.

‘Top, Pascal, dit waren echt fantastische opnamedagen. Hartstikke goed geregeld.’
‘Ja nou, op vanavond na dan.’ Ik bleef ontevreden. Maar nee, zeiden ze, gebeurd was gebeurd en het was opgelost. Desondanks kon ik het moeilijk van me afzetten dat ik zo’n belangrijke steek had laten vallen.

Ruim een half jaar later, het was inmiddels winter, zat ik samen met een vriend in het net verbouwde Nieuwe De La Mar Theater in Amsterdam. Alle makers van Ramses waren uitgenodigd voor de preview van de televisieserie op groot doek. De zaal zat tot de nok toe vol.

Verbaasd was ik toen Michiel mij, totaal onverwacht, uitnodigde plaats te nemen naast mijn andere collega’s. We werden tijdens zijn dankwoord in het zonnetje gezet en dat komt niet vaak voor. Er viel ons ook nog een staande ovatie ten deel, wat een eer!

Weer een half jaar later bleek de televisieserie, uitgezonden door de AvroTros een kijkcijferhit. Nog eens zes maanden later werd de serie over het leven van Ramses Shaffy bekroond met onder andere een Nipkovschijf en een tv-beeld voor de beste dramaserie.

De prijzenregen hield niet op. In Berlijn won Michiel de Prix Europe en dankzij de acteerprestaties van Maarten Heijmans, die in New York een Emmy in de wacht sleepte, kreeg Ramses ook vanuit het entertainment walhalla, de Verenigde Staten, de erkenning die het verdiende. Wat een spektakel en wat een mooi vak heb ik toch, ondanks Romeinse fonteinen die dienst weigeren…’

Meer over Ramses
Meer lezen over Ramses in Rome? Lees dan Brieven uit Rome van Ramses Shaffy en Joop Admiraal. De dvd van de serie Ramses, waarvoor Pascal in Rome op pad was, kun je bestellen via deze link.

Ga met Pascal mee op reis
Pascal woont in Italië. Als televisieproducer werkt hij aan uiteenlopende programma’s waarvoor hij de mooiste locaties bezoekt en steeds weer bijzondere mensen ontmoet. Je kunt dagelijks op de hoogte blijven van zijn televisie-avonturen in Italië via Instagram, je volgt hem via Pascal_Horbach en/of Italieinmijnbroekzak. Al zijn verhalen voor Ciao tutti lees je via deze link, nog veel meer verhalen lees je op zijn eigen blog Italië in mijn broekzak.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Ciao tutti is hét startpunt voor je vakantie naar Italië, bomvol persoonlijke tips. Buon viaggio!

autohuur italië
Bol AlgemeenBol Algemeen