Op de grens van de regio’s Lazio en Toscane, in een gebied dat nog nauwelijks ontdekt is door het toerisme, ligt het ingeslapen dorpje Proceno. In de middeleeuwen was het een bloeiende stad, inmiddels wonen er nog maar zo’n tweehonderd mensen.
Sommige zaken zijn echter onveranderd. Zo steekt de toren van het Castello di Proceno nog altijd trots boven de stenen huisjes uit. Het zeventiende-eeuwse kasteel is bovendien nog steeds in het bezit van dezelfde familie. Tegenwoordig stellen de familieleden hun castello open voor gasten. Liza ging bij de gravin op bezoek.
‘We hebben de muren van tufo, de stenen vloeren en de openhaard in hun originele staat gelaten,’ vertelt gravin Cecilia Cecchini Bisoni terwijl ze me voorgaat naar La Loggia, een van de karakteristieke appartementen van de albergo diffuso die ze samen met haar man runt.
Cecilia is een kleine vrouw op leeftijd, met een vriendelijke uitstraling en een Toscaans accent. Het is meteen duidelijk dat gasten ontvangen haar passie is: vol enthousiasme vertelt ze over het dorp, het leven in de middeleeuwen en het castello.
La Loggia, het appartement waar ik die avond zal slapen, ligt aan de voet van het kasteel van haar familie. Het gebouw stamt uit de veertiende eeuw en was vroeger het verblijf voor het personeel en het vee. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het leeg te staan, net als de rest van de panden.
‘Het kasteel en alle bijgebouwen raakten in verval, tot mijn man en ik besloten dat we het historisch erfgoed dat al zo lang onderdeel uitmaakt van mijn familie wilden behouden.’ Ze begonnen met een reeks restauraties die dertig jaar zou duren. Inmiddels is het restaureren overgegaan in onderhouden: een klus die nooit af is, aldus de gravin.
Kamers vol erfstukken
Als ik de volgende ochtend wakker word op de gezellige slaapzolder van La Loggia, naar beneden loop en vanuit de zithoek de gordijnen opentrek, is het eerste dat ik zie het serene landschap van de omliggende vallei, de rivier de Paglia en de schitterende San Martino-kerk.
Verblijven in dit appartement voelt als slapen in de geschiedenis: alle meubels en decoraties lijken uit vervlogen tijden te komen – en dat is ook zo, vertelt Cecilia me. ‘Bijna alles is antiek, erfstukken van mijn voorvaders.’
Dat geldt ook voor de rest van de accommodaties, die verspreid over het gezellige dorp liggen, en voor het huis van de gravin en haar man Giovanni. Zo wijst ze me op een stel Chinese prenten aan de muur van haar woonkamer. ‘Een van mijn voorvaders uit de achttiende eeuw was gek op China: hij bezocht het land drie keer in zijn leven. De reis duurde elke keer twee jaar: net als Marco Polo moest hij te voet, te paard en per schip. En hij kwam altijd terug met souvenirs.’
In een nisje in de eetkamer staat een rij vaasjes uit de tijd van de Etrusken. Haar grootvader vond ze in de jaren twintig van de vorige eeuw dicht bij het kasteel. Volgens een fascistische wet die toen van kracht was, moesten vondsten van historische waarde aangegeven worden bij de autoriteiten.
Dat deed hij netjes, maar gelukkig mocht hij ze in zijn beheer houden en staan ze sindsdien dus te pronken naast de eettafel van de familie Cecchini. ‘Twintig jaar geleden kwam er een ambtenaar langs die ze preciezer heeft kunnen dateren: ze komen uit de periode tussen 700 en 300 voor Christus.’
Pelgrimsoord
Via de prachtige tuin leidt Cecilia mij en een groepje andere gasten via de trappen het kasteel binnen. Terwijl we de toren beklimmen, vertelt ze ons talloze verhalen, zowel uit de familiegeschiedenis als over het leven in een kasteel in het algemeen. Zo leer ik dat de trapgaten niet zo laag zijn omdat de mensen vroeger kleiner waren dan nu, maar om de vijand te dwingen zijn hoofd te buigen als hij de trap op kwam.
Als we eenmaal boven op de toren staan wijst ze me op de omliggende vallei: een glooiend landschap dat Toscaans aandoet. ‘We zitten ook maar een paar kilometer van de grens met Toscane, maar omdat we hier officieel nog in Lazio zijn, hebben we minder toerisme en liggen de huizenprijzen veel lager,’ legt Cecilia uit.
In de middeleeuwen was het hier juist een drukte van jewelste. Proceno ligt namelijk op een strategisch punt aan de Via Francigena, een oude pelgrimsroute van 1700 kilometer lang, van Canterbury naar het Vaticaan. ‘Er komen nog regelmatig pelgrims slapen, net zoals eeuwen geleden,’ vertelt de gravin.
Proeven van de lokale keuken
Die avond nodigt Cecilia me uit voor het diner. In de zomer bevindt het restaurant van het kasteel zich in de kasteeltuin, met uitzicht over de vallei. Het menu is geïnspireerd op invloeden uit de drie regio’s waar Proceno aan grenst: Lazio, Umbrië en Toscane.
Van geitenkaas van nabijgelegen boerderijen tot verse groenten die langs het riviertje de Stridolone groeien: alles is hier lokaal. De prijzen zijn verrassend bescheiden: tussen de zes en tien euro voor een antipasto, acht tot veertien euro voor de primi en secondi, acht euro voor een liter huiswijn. Net zo enthousiast en vrolijk als ze ’s ochtends aan het ontbijt staat, staat Cecilia tot ’s avonds laat in de bediening.
Het ontbijt wordt geserveerd in de enoteca, die in het najaar tevens dienst doet als restaurant. Ik kijk naar de diepe gaten onder de glasplaat waarop mijn tafel staat; ook deze stammen uit de tijd van de Etrusken. Ze gebruikten deze grotten om hun hooi op te slaan.
De huidige keuken en toiletruimte waren vroeger een Etruskische tombe. Terwijl ik van mijn versgebakken brood met huisgemaakte jam en pecorino geniet, bedenk ik me dat ik goed begrijp dat veel van Cecilia’s gasten hier al jaren komen. Je hebt ten slotte niet elke dag de kans om in een levend museum te logeren…
Wil je ook verblijven bij Castello di Proceno? Via deze link check je de beschikbaarheid en prijzen voor de data van jouw voorkeur.