Tijdens een bezoek aan Rome kreeg Saskia ingefluisterd dat ze nog maar wat langer moest blijven om nog meer wonderlijke plekken van de stad te ontdekken. Uiteraard gaf ze graag gehoor aan deze stem, maar wie fluisterde haar deze boodschap in?
Saskia: ‘Dat vroeg ik me ook af, terwijl ik een beetje vertwijfeld om me heen keek. Ik had toch duidelijk een Italiaanse stem gehoord… Een Romein die druk gebarend in zijn telefonino sprak, wees in de richting van een beetje onooglijk beeld waar ik zojuist langs was gewandeld. ‘C’era lui,’ zei hij. Ik keek hem niet begrijpend aan. Wat bedoelde hij? Sinds wanneer spreken beelden tegen mensen die in gedachten langs hen heen lopen?
De Romein beëindigde zijn telefoongesprek en wenkte me dichterbij. Hij wees naar de met papiertjes en aanplakbiljetten beplakte zuil van het beeld. ‘Dit is Pasquino. een van de zes sprekende beelden die Rome rijk is,’ zo vertelde hij.
Pasquino – de aanvoerder van de Club der Goedgebekten
Pasquino blijkt de aanvoerder te zijn van het zogenaamde Congresso degli Arguti, de Club der Goedgebekten, een groepje van zes sprekende standbeelden, met naast Pasquino een zekere Abate Luigi, Il Babuino (‘de baviaan’), Il Facchino, Madama Lucrezia en Marforio.
Op hun sokkel dragen ze briefjes en pamfletten met politieke commentaren, scheldwoorden en kritieken op de paus, de politici of andere hoge figuren. De beelden uiten zo hun ongenoegen over hun stad, vaak ook in dialoog met elkaar.
Pasquino staarde mij vanaf zijn sokkel aan en leek mijn gezelschap, de praatgrage Romein, geringschattend op te nemen. Die vertelde ondertussen in hoog tempo door over de geschiedenis van Pasquino. Waarschijnlijk was Pasquino een kleermaker van stand, die vlak bij de plek woonde waar nu het beeld staat dat naar hem is genoemd.
Hij kreeg vaak opdracht om kleding te maken voor de leden van het pauselijk hof, en soms zelfs voor de paus zelf. Dat weerhield hem er echter niet van al zijn commentaren op het pauselijk beleid altijd en overal luid en duidelijk te verkondigen, hetgeen zijn buurtgenoten wel eens tot wanhoop dreef.
Toen Pasquino rond 1500 stierf, wilden zijn buurtgenoten het huis dan ook zo snel mogelijk afbreken, zodat zijn stem voor altijd en eeuwig tot zwijgen zou worden gebracht. Tijdens het kort en klein slaan van de hele inboedel stuitten Pasquino’s buren echter op een oud beeld, dat de woede van de buurt wist te overleven.
In plaats van het te vernietigen zetten Pasquino’s buren het op de plek waar zijn huis had gestaan, als nagedachtenis aan deze spotgrage kleermaker (al was Pasquino volgens andere bronnen een schoenmaker, een kapper of een herbergier).
Al snel verhuisde het beeld naar een plek verderop, waar het volgens kardinaal Oliviero Carafa beter tot zijn recht kwam. Hier nam Pasquino zijn oude gewoonte met het grootste gemak weer op. Zijn kritieken waren niet van de lucht. Zo meldde hij toen paus Leo X in 1521 stierf:
In doodsnood zou Leo de Tiende
om de heilige sacramenten hebben verzocht.
Die waren echter nergens meer te vinden:
hij had ze namelijk eerder al verkocht.
Ook de befaamde uitspraak ‘Quod non fecerunt barbari, fecerunt Barberini’ (Wat de barbaren niet deden, dat deden de Barberini wel) is een van Pasquino’s commentaren.
Alle pogingen hem de mond te snoeren, liepen op niets uit. Paus Adrianus VI leed erg onder Pasquino’s commentaren en opperde hem in de Tiber te gooien, waarop Pasquino antwoordde: ‘Net als de kikkers zal Pasquino in het water nog luider kwaken.’
Na het overlijden van paus Leo XII werden zelfs wachten bij het beeld opgesteld, om te voorkomen dat Pasquino de spot zou drijven met de overleden paus. Het bleef even stil, maar zodra Pasquino weer mocht doen en laten wat hij wilde, kon hij het niet nalaten ‘te bedanken voor de bewezen militaire eer.’
Na 1870, met de opheffing van de Kerkelijke Staat, was Pasquino opmerkelijk stil, maar met de groeiende politieke onrust in het land wist hij zijn stem steeds meer te verheffen. Inmiddels is Pasquino een meer dan volleerd satirisch politiek dichter, en komen de politici er zeer bekaaid vanaf.
Na al die eeuwen laat Pasquino nog steeds niet met zich spotten, zo blijkt. Ik zal zijn raad om nog even te blijven daarom zeker opvolgen, ook omdat ik nu wel erg nieuwsgierig ben naar al die andere goedgebekte beelden, die ik hieronder kort tot jullie zal laten spreken.
Marforio
Wil je tijdens je Rome bezoek ook alle andere sprekende beelden opzoeken? Pasquino discussieerde regelmatig met Marforio, die op het Capitool te vinden is, in het binnenhof van het Palazzo Nuovo. Samen stelden ze politieke kwesties aan de kaak, waarbij de een nog spitsvondiger probeerde te zijn dan de ander.
Een van de mooiste gesprekken tussen de twee goedgebekte beelden ging bijvoorbeeld over de komst van Napoleon en de negatieve gevolgen daarvan voor de stad. Pasquino vroeg aan Marforio: ‘Sono tutti ladri, i francesi?’ (Zijn alle Fransen dieven?), waarop Marforio antwoordde ‘Tutti no, ma buona parte, si!’ (Niet allemaal, maar wel een goed deel, ja). De toespeling op Napoleons achternaam moge duidelijk zijn!
Il Babuino
Il Babuino is tegenwoordig de officiële naam van een van de andere sprekende beelden, aan de naar hem vernoemde Via del Babuino. Oorspronkelijk was Il Babuino vooral een spottende bijnaam, door de Romeinen bedacht omdat ze het beeld zo vreselijk lelijk vonden. In werkelijkheid stelt het beeld geen aap voor, maar een Silene, een fabelachtig wezen uit de Griekse mythologie.
Paus Pius V (1566-1572) liet de fontein op deze plek plaatsen. De fontein, die oorspronkelijk versierd was met dolfijnen, was van meet af aan bedoeld voor publiek gebruik, maar het beeld van de Silene bood zo’n vreemde, bijzondere aanblik dat het al snel de fantasie van de Romeinen wist te prikkelen.
Zo deed er een vreemd verhaal de ronde. Een zekere kardinaal Dezza, die in de buurt woonde, nam iedere keer plechtig zijn hoed af wanneer hij de fontein passeerde. Hij stopte zelfs even, en maakte er steevast een deftige kniebuiging bij.
De Romeinen in de buurt fluisterden al snel dat de kardinaal wel bijziend moest zijn – hij zag het misvormde wezen aan voor een heilige! Het verhaal van de kardinaal die elke dag knielde voor de heidense Silene nam mythische proporties aan en het beeld werd langzaamaan steeds meer het onderwerp van liefkozende grappen en satirische opmerkingen. Il Babuino, zoals ze hem begonnen te noemen, groeide uit tot een symbool van de straat.
Toen de roem van de baviaan op z’n hoogst was, begonnen de Romeinen met de babuinate: anonieme, scherp geformuleerde politieke of maatschappelijke versjes en satires, die als boodschap op briefjes en pamfletten werden achtergelaten op het beeld. Vaak waren ze direct gericht aan de paus. Het duurde niet lang of Babuino kon met recht worden toegelaten tot het genootschap van de ‘sprekende beelden’ van Rome.
Abate Luigi
Abate Luigi werd vlak bij het Largo di Torre Argentina (dat de meesten beter kennen als het Kattenforum) opgegraven als een onbekende Romeinse magistraat of redenaar. Hij werd in eerste instantie naast het Palazzo Vidoni geplaatst, vlak bij de Sant’Andrea della Valle.
Hij had het op deze plek echter zwaar te verduren. Toen hij voor de zoveelste keer door kwajongens werd bekogeld, werd hij in de hal van het palazzo gezet, onbereikbaar voor de Romeinse jeugd. Naar aanleiding hiervan schreef de dichter Tomassetti op de sokkel:
FUI DELL’ANTICA ROMA UN CITTADINO
OGGI ABATE LUIGI OGNUN MI CHIAMA
CONQUISTAI CON MARFORIO E CON PASQUINO
NELLE SATIRE URBANE ETERNA FAMA
EBBI OFFESE DISGRAZIE E SEPOLTURA
MA QUI VITA NOVELLA E ALFIN SICURA
‘Ik was een burger van het Oude Rome.
Nu noemt iedereen me Abate Luigi.
Met Marforio en met Pasquino
verwierf ik eeuwige roem in de satires van de stad.
Ik moest heel wat beledigingen, ongelukken en zelfs een begrafenis doorstaan,
maar hier kreeg ik een nieuw en eindelijk veilig leven.’
In tegenstelling tot wat Tomassetti op de sokkel schreef, was Abate Luigi ook in de hal van het Palazzo Vidoni niet veilig. Regelmatig ging iemand er met zijn hoofd vandoor. Toen dat in 1966 voor de zoveelste keer gebeurde, hing er de volgende dag een briefje op Abate Luigi’s schouder:
O tu che mi arrubasti la capoccia,
vedi d’ariportalla immantinente.
Sinnò vôi vède? Come fusse gnente
Me manneno ar Governo. E ciò me scoccia.
‘Jij die mijn hoofd hebt gejat,
zorg dat je het meteen terugbrengt!
Anders sturen ze me naar de regering
en dat vind ik behoorlijk irritant.’
Il Facchino
Dit goedgebekte beeld aan de Via Lata, tussen de Corso en het Pantheon, is een van de vele nasoni, drinkfonteintjes die je overal in Rome vindt. Het herinnert aan een dronken pakjesbezorger die zich nu niet meer tegoed mag doen aan wijn en andere alcoholische versnaperingen, maar zich met water tevreden moet stellen. Een toepasselijker plek om je dorst te lessen, zul je in heel Rome niet vinden!
Madama Lucrezia
Het laatste sprekende beeld van de Club van de Goedgebekten is de enige dame in het gezelschap, Madama Lucrezia. Van origine zou Madama Lucrezia een beeld van de godin Isis zijn geweest. Kardinaal Lorenzo Cybo, die rond het jaar 1500 kardinaal van de San Marco was, plaatste het beeld op het pleintje voor zijn kerk.
De dame zou haar naam te danken hebben aan Lucrezia d’Alagno, de minnares van koning Alfons V van Aragón, die het beeld van deze koning gekregen zou hebben. Hij had het echter vast niet cadeau gedaan als hij van tevoren had geweten hoeveel commentaar het beeld op alles en iedereen zou leveren.
Madama Lucrezia was en is volgens veel bronnen het minst spraakzaam. Toen de stad in 1798 door de Fransen werd ingenomen, viel ze om en stond er op haar rug te lezen: ‘Non ce la faccio più’ – Ik kan niet meer. Gelukkig staat ze nu weer fier overeind, al heeft ze sindsdien niet meer gesproken.