Toen Rafaël in Rome arriveerde, amper vijfentwintig jaar oud, had de jonge kunstenaar uit Urbino nog geen idee hoe hoog zijn ster in de caput mundi zou rijzen.
Hij werkte voor pausen, kardinalen en rijke bankiers. Hij stierf helaas veel te vroeg – op 6 april 1520, zijn zevenendertigste geboortedag – waarna hij werd begraven in het Pantheon, de hoogst mogelijke eer voor een Italiaanse kunstenaar.
Nooit verlaten we het Pantheon zonder een liefdevolle blik geworpen te hebben op het prachtige graf van de zo jong gestorven kunstenaar. Maar ook elders bewonderen we zijn werk graag.
Vorig najaar stonden we nog oog in oog met de sensuele nimf Galatea in de Villa Farnesina, een goed bewaard geheim in Trastevere.
In de Vaticaanse Musea stappen we altijd even binnen in de wereldberoemde stanze van Rafaël, die door sommigen zelfs worden gezien als serieuze concurrentie voor Michelangelo’s Sixtijnse Kapel.
De fresco’s in de Stanza della Segnatura, de Stanza di Eliodoro, de Stanza dell’Incendio del Borgo en de Sala di Costantino zijn zo mooi gedecoreerd dat we elke keer met kippenvel om onze as draaien.
In de Vaticaanse Musea is echter meer van het wonderkind uit Urbino te zien. Rafaëls laatste belangrijke altaarstuk, de dramatische Transfiguratie, is een van de topstukken van de Vaticaanse Pinacoteca. Maar een écht verborgen parel van Rafaël uit de collectie van het Vaticaan is een schitterende reeks tapijten, die ooit de muren van de Sixtijnse Kapel sierden.
Rafaël versus Michelangelo
De twee titanen van de Romeinse renaissance werkten jarenlang zij aan zij om de oude grandeur van Rome en het Apostolisch Paleis te herstellen. Paus Julius II gaf Michelangelo de opdracht om de Sixtijnse Kapel te decoreren. Julius II werd na zijn dood opgevolgd door Giovanni de’ Medici, alias Leo X, die de jonge Rafaël van diverse opdrachten voorzag.
Rafaël was korte tijd architect van de Sint-Pieter en de hoeder van antiquiteiten. Ook mocht hij het pauselijk portret schilderen en de privévertrekken van de paus decoreren. Maar er moest ook iets bijzonders gebeuren in de Sixtijnse Kapel…
De voorgangers van Leo X hadden hun eigen stempel gedrukt op de belangrijkste kapel van het Vaticaan. Paus Sixtus leefde voort door fresco’s van sterren uit de vroege renaissance, onder wie Botticelli en Perugino. Julius II werd onsterfelijk door Michelangelo’s spectaculaire plafondfresco. De enige ruimte die nog ‘onbeschreven’ was, was het lagere gedeelte van de muren, direct onder de fresco’s van Botticelli en Perugino.
Leo X gaf Rafaël in 1515 de opdracht om tekeningen voor een tapijtenreeks te maken, met als onderwerp de handelingen van de apostelen. De opdracht voor de tapijtreeks, inclusief de tien ontwerptekeningen en de tien voltooide tapijten, kostte de paus zestienduizend dukaten: meer dan vijf keer zoveel als het bedrag dat Julius II aan Michelangelo had betaald voor de decoratie van het plafond van de Sixtijnse Kapel!
Scènes uit het leven van Petrus en Paulus
Rafaël maakte in zijn Romeinse studio, bijgestaan door zijn assistenten en leerlingen, levensgrote ontwerpen op ware grootte voor de tapijten in tempera. Ook maakte de kunstenaar kleine voorstudies, zogenaamde modelli. Enkele modelli bestaan nog steeds en maken deel uit van de Britse Royal Collection; Rafaëls kwetsbare schetsen liggen achter slot en grendel in Windsor Castle.
Na iets meer dan een jaar, begin 1517, voltooide Rafaël de schetsen, kartons genaamd (een afgeleide van het Italiaanse woord cartone), voor de Handelingen van de Apostelen. De hoofdrollen zijn weggelegd voor Petrus en Paulus – en niet zonder reden. Alle scènes werden door Leo X zorgvuldig uitgekozen, in overleg met de kunstenaar en Vaticaanse theologen.
Deze reeks bestaat uit De overhandiging van de sleutels, De wonderbaarlijke visvangst, De genezing van de lamme en De dood van Ananias. De overige zes wandtapijten bevatten verhalende scènes uit het leven van Petrus en Paulus.
Waarom spelen juist deze heiligen een belangrijke rol in deze reeks? Beide apostelen stierven als martelaar in Rome, wat de Eeuwige Stad tot de enige, juiste stad maakt waar de pausen horen te zetelen – aldus de paus. De voorgangers van Leo X maakten dus de juiste keuze door terug te keren uit hun pauselijke ballingschap in Avignon.
Naar de weverij in Brussel
De kartons van Rafaël werden nadat ze voltooid waren naar Brussel gestuurd, waar ze tussen 1516 en 1521 werden geweven in het atelier van Pieter Van Aelst. Dat was geen toevallig locatie; in de zestiende eeuw was zijn atelier het meest exclusieve adres in heel Europa waar je je tapijten kon laten weven – uiteraard tegen een flinke som geld.
De kartons kwamen opgerold in Brussel aan. Na hun aankomst werden ze in stroken van 91 centimeter breed geknipt. Het is bijna heiligschennis, niet een maar tien Rafaëls verknippen, maar dit was de enige mogelijkheid om iedere wever individueel aan zijn gedeelte te laten werken.
De stroken werden verdeeld naar expertise: blonk een wever uit in landschappen, dan kreeg hij een strook toebedeeld met veel landschapsmotieven. Was een wever goed in het weven van menselijke figuren? Dan kreeg hij een scène met veel menselijke interactie.
De kartons dienden als basis en gids bij het maken van het wandtapijt, waarbij de wever een combinatie gebruikte van gekleurde zijde, wol en metaaldraad. Deze individueel gemaakte stroken werden op het einde aan elkaar geweven en smolten zo samen tot een uniek wandtapijt.
De voorstellingen op de wandtapijt zijn niet helemaal gelijk aan die van de kartons: zij zijn het spiegelbeeld van elkaar. En de kleurverschillen die Rafaëls kartons kenmerken, waren te subtiel en te gevarieerd om exact zo te worden weergegeven door de wevers. De wandtapijten zijn dus zeker geen slaafse kopieën, maar op zichzelf staande kunstwerken.
In de regen
Op 26 december 1519 waren zeven van de tien tapijten te zien in de Sixtijnse Kapel. Helaas zag noch Rafaël noch Leo X alle wandtapijten in hun stralende, voltooide staat. De kunstenaar stierf zoals we eerder al schreven in 1520 en paus Leo X een jaar later. De tien wandtapijten waren pas in 1521 in hun volle glorie te bewonderen in de Sixtijnse Kapel.
De tapijten hingen echter slechts een paar jaar op hun plek. In 1527 werden zij tijdens de Sacco di Roma gestolen en pas tientallen jaren later keerden ze weer terug. Ze wisselden regelmatig van plek in het Vaticaan. Goethe schrijft tijdens zijn bezoek aan Rome in 1787 zelfs dat de tapijten in al hun pracht stonden opgesteld op het plein voor de Sint-Pieter, waar ze tijdens een fikse regenbui door- en doornat werden.
Gelukkig zijn de wandtapijten van Rafaël tegenwoordig te bewonderen in de Vaticaanse Musea. Helaas niet meer in de Sixtijnse Kapel, maar in de Pinacoteca.
Rafaëls schetsen in Londen
Maar wat gebeurde er met de beroemde ontwerptekeningen die Rafaël maakte? De kartons zwierven lange tijd rond in de Vlaamse weefateliers, totdat de Prins van Wales, de latere koning Charles I, in 1623 zeven van de tien originele kartons kocht – voor slechts driehonderd pond!
De prins nam de tekeningen mee naar Groot-Brittannië. Ze zwierven van koninklijk paleis naar koninklijk paleis, maar vanaf 1865 kregen ze een vast thuishonk in het South Kensington Museum in Londen, dat we nu kennen als het Victoria & Albert Museum.
In 2010 bezocht de toenmalige paus Groot-Brittannië. Ter ere van dit bezoek werden in het Victoria & Albert Museum naast de originele ontwerptekeningen van Rafaël vier originele tapijten opgehangen. Voor het eerst in bijna vijfhonderd jaar hingen de ontwerpen uit Rafaëls Romeinse studio naast de geweven eindresultaten uit Brussel.
De originelen zijn inmiddels weer terug in de Vaticaanse Musea, maar de prachtige kartons kun je nog altijd (gratis!) bewonderen in het Victoria & Albert Museum – een must see als je in Londen bent.
foto’s Rafaëls schetsen: Royal Collection Trust © Her Majesty Queen Elizabeth II 2014