Meer dan een eeuw geleden raakte Berlage in de ban van de schoonheid van Siena en Florence. In het voorjaar van 1881 deed de Amsterdamse architect deze steden aan en schreef totaal overdonderd over de bloemenzee van Florentia, de bloeiende stad, zoals de Romeinen haar liefkozend hadden genoemd. ‘In mei draagt het land haar mooiste bruidstooi,’ schrijft de net afgestudeerde architect. ‘Ieder kerkportaal in Florence is gesierd met geurende rozen. En de heren dragen zelfs een roos in het knoopsgat.’
Droomreis door Italië
In 1880 reisde Berlage naar Italië. Hij bleef er meer dan een jaar. Hij bezocht onder andere Genua, Napels, Sicilië, Rome, Orvieto, Perugia, Siena, Florence en Venetië. Een droomreis op papier – maar ook in werkelijkheid. Zijn reisherinneringen, die hij optekende in een priegelig, met potlood geschreven manuscript, lijken op aantekeningen in een reisdagboek.
De meeste aandacht besteedde de jonge architect aan (hoe kan het ook anders) de architectuur die hij op reis ontdekt. Ook schreef hij veel over het leven op straat in de Italiaanse steden. Zo tekende hij bijvoorbeeld heel levendig op hoe het Romeinse straatcarnaval leeft onder de bevolking. Ook maakte Berlage tientallen schetsen. Handig, want zo weten wij precies welke route de architect volgde en hoe lang hij in een stad bleef.
Hollandse zuinigheid
Tijdens het reizen in Italië ging Berlage spaarzaam om met geld. Hij leefde zuinig en gaf nauwelijks geld uit aan souvenirs, maar alleen aan noodzakelijke kosten als onderdak en een warme maaltijd. Berlage doorkruiste Italië per trein. Af en toe werd hij op een traject vergezeld door vrienden, maar meestal reisde hij alleen, in gezelschap van zijn reis- en kunstliteratuur.
Als je zijn Italiaanse odyssee leest, valt op dat Berlage vaak vergelijkingen maakte met zijn geliefde geboortestad Amsterdam. En die kwam er niet altijd goed vanaf. Naarmate Berlage meer van Italië zag, des te meer viel het hem op dat Amsterdam kampt met een groot gebrek aan monumentaliteit. Dat deed de jonge Berlage pijn aan het hart, terwijl hij rondliep over de diverse Italiaanse piazze tijdens zijn reis. ‘Waarom hebben wij dat in Nederland niet?’ hoor je hem bijna vertwijfeld uitroepen.
‘Een groot stekelvarken’
De jonge Berlage raakte al snel in de ban van de gotische vormentaal en de betekenis van de toren in een gebouwencomplex. ‘Naast de façade, die beeldbepalend is voor een gebouw, moet ook altijd een toren deel uitmaken van een belangrijk gebouw,’ noteerde hij al vroeg tijdens zijn reis. Voor Berlage is een toren van essentieel belang. Een raadhuis met een hoge toren is een teken dat het om een belangrijk, openbaar gebouw gaat. Het is een symbool van civitas, algemene waardigheid.
Berlage noemde als geslaagd voorbeeld de klokkentoren van de San Marco in Venetië. Maar hij had bijvoorbeeld weer geen goed woord over voor de Duomo van Milaan, die hij letterlijk ‘een groot stekelvarken’ noemde. Al snel kwam Berlage tot de ontdekking dat hij in zijn eigen architectuur een versmelting wilde creëren tussen de noordelijke gotiek en de gotiek in Italië.
Vooral Toscane maakte diepe indruk op Berlage. De architectuur van deze Italiaanse regio heeft ook het duidelijkst zijn sporen achter gelaten in de architectuur van Berlage, tijdens zijn hoogtijdagen als architect van spraakmakende openbare gebouwen en als stedenbouwkundige.
De toren van het Palazzo Pubblico
Ook roemde Berlage het veelvuldige baksteengebruik in Italië. De steden waar hij vooral echt van ondersteboven raakte, waren Siena en Florence. ‘Het zou onvergeeflijk zijn als ik dit interessante stadje links had laten liggen,’ zo beschreef hij Siena in zijn reismemorie. ‘Een stad die vaak in de schaduw staat van Florence, maar je vindt er dezelfde architectuur. Een prachtige mengeling van gotiek en de vroegrenaissance.’
Berlage raakte op slag verliefd op Siena toen hij zag dat het Palazzo Pubblico, het raadhuis, met de bijbehorende toren, op het Piazza del Campo het belangrijkste gebouw van de stad is – en niet de kathedraal. Het Palazzo Pubblico is het centrum van de stad, van de regering, van de gemeenteraad en van de rechterlijke macht. Het palazzo, en in het bijzonder de bijbehorende Torre del Mangia, zeggen volgens Berlage: ‘Ik ben de stad. Zonder mij kan er geen orde, geen rust, geen welvaart en geen maatschappij bestaan.’
‘De stad die je kan behagen’
Florence maakte een verpletterende indruk op de nuchtere Amsterdammer. ‘De stad die je kan behagen, de bloemenstad, met een groter verleden dan Rome. De stad van Dante en Michelangelo, van brede straten, grote paleizen, parken – en voortreffelijk plaveisel.’ Berlage vond het jammer dat het niet de hoofdstad van Italië is gebleven.
Hij raakte in de ban van Palazzo Vecchio, dat hij voor het gemak even vergeleek met het stadhuis van Brugge. Palazzo Vecchio noemde hij ‘een gesloten steenmassa met gaten’, maar ook ‘een majesteit van een raadhuis’. En wederom met een prachtige toren…
‘Deze toren van Palazzo Vecchio domineert de toegangsstraten tot het Piazza della Signoria. Samen met de Loggia dei Lanzi vormt het Palazzo Vecchio een paartje, een stadhuis vertegenwoordigt de robuustheid van een man en de gracieuze vormen van de loggia een vrouw. Een vrouw die op een warme zomerdag de slaapplaats is van menig luie Florentijn,’ zo tekende Berlage op.
De Duomo van Florence, de Santa Maria del Fiore, noemt de architect een ‘schoon gotisch’ gebouw. Het Bargello noemde hij een ‘schoon, gotisch hart’. Maar ook het moderne Florence kon op zijn goedkeuring rekenen. ‘Het is een schone, plezierige, vrolijke stad, waar je zelfs op regendagen nooit met je ziel onder je arm hoeft te lopen.’
De architect schreef in Florence ook over het leven op straat. Op de markt zag hij de Florentijnse vrouwen en meisjes: ‘Zij dragen strooien hoeden achter op het hoofd vastgemaakt met een overdreven brede rand, tegen de zon op het hoofd. Ze lijken op heiligen of martelaressen, maar als je naar de lachende gezichten kijkt, bewijzen zij het tegendeel.’
De geweldige façade van Palazzo Pitti
Naast knappe Florentijnse dames was het de architectuur die voor Berlage altijd op de eerste plaats kwam. Nog zo’n juweeltje is Palazzo Pitti, met de enorme façade. Het beviel Berlage dat de gevel niet gedecoreerd is. Volgens de architect is dit een schoolvoorbeeld van de Florentijnse paleisbouw, net als het Palazzo Medici Riccardi, het Palazzo Strozzi en het Palazzo Rucellai. ‘Zelfs de burgerlijke woonhuizen hebben hier een monumentaal karakter,’ tekent de architect tevreden op. Smalend voegde hij daar aan toe: ‘Gelukkig zie je in Florence nergens Griekse kroonlijsten die in hout zijn nagemaakt, zoals dat in Nederland wel het geval is.’
‘Schaam je niet voor een middagslaapje’
Toen brak de zomer aan, het seizoen van de onvergeeflijke hitte. In juni, juli en augustus maakt de zomer de hitte ondraaglijk in de stad volgens de jonge architect. ‘Schaam je niet voor een middagslaapje, alles zit potdicht en iedereen vlucht,’ zo noteerde Berlage. Een voordeel is echter ‘dat je in deze periode in de stad absoluut geen vreemdelingen en toeristen vindt’. Nu is dat wel iets anders, maar dankzij Berlages notities kunnen we soms toch even terug in de tijd reizen…