Bestel Saskia's roman Het perfecte recept

Op ontdekking in de Majella (Abruzzo) – Fara San Martino Palombaro, Pennapiedimonte, Guardiagrele & terra cruda

Jessica verkende onlangs de Majella, het prachtige natuurgebied in het binnenland van Pescara, in de regio Abruzzo. In haar eerste blog over deze streek nam ze je al mee naar Agriturismo Pietrantica, Eremo di Santo Spirito en camping Dimore Montane. In deze blog vertelt ze over de abdij van San Martino, Guardiagrele en het bouwen met terra cruda.

Jessica: ‘Aan de oostkant van de Majella ligt het natuurreservaat Fara San Martino Palombaro (dat zijn naam dankt aan de twee gemeenten waar het park in ligt). Tegen de lichtgrijze, soms haast witte rotsen groeien onder andere de lariks, de steeneik, jeneverbessen en in het voorjaar natuurlijk ook wat klaprozen. De kliffen zijn hier scherp, de kloven diep.

De abdij van San Martino
Op een van de meest kenmerkende plekken in dit reservaat, in de Fara San Martino-kloof, hebben mens en natuur eeuwen geleden een lucratieve deal gesloten. Over deze kloof heersten namelijk ooit de monniken van de abdij van San Martino, die in de negende eeuw ter ere van de heilige uit Tours – bij ons beter bekend als Sint Maarten – werd opgericht.

Deze Benedictijner monniken vroegen tol aan iedereen die hier doorgang zocht, behalve aan de vele pelgrims die hun kruisje achterlieten in de witte steen.

De keuze voor de locatie van dit klooster was niet alleen die strategische plek in de kloof, er was ook een waterbron dichtbij (dezelfde bron waaruit de hier gevestigde pastamerken De Cecco, Delverde en Pastificio Cocco nog altijd putten om hun pasta te maken). Er zijn in de buurt vuurstenen messen uit de bronstijd gevonden die erop wijzen dat deze bron al veel en veel langer mensen aantrok.

In 1818 werd de abdij door een overstroming volledig verwoest. Alles verdween onder het puin, met brokken van dezelfde steen waarmee de abdij ooit gebouwd was. De ruige natuur nam haar plekje weer in en pas in 1891 werden de eerste resten van het abdijcomplex teruggevonden.

Na wat halve pogingen eind negentiende en begin twintigste eeuw startte men in 2009 écht met het restaureren van de resten van ‘het vermiste klooster’. Archeologen en architectuurhistorici hebben de deels in de rotswand uitgehouwen kerk uit de elfde eeuw teruggevonden. Ook hebben ze enkele aanpassingen uit de dertiende eeuw kunnen traceren.

De overblijfselen van de poort waarmee de monniken ooit de kloof afsloten, bleek nog redelijk bewaard te zijn gebleven. Als je een stukje de oude binnenplaats oploopt, doemt met een beetje fantasie tussen de hoge rotswanden de oude kerk weer op.

Hoewel er weinig overeind staat (ik zei het al: gebruik je fantasie) zijn sommige onderdelen goed bewaard gebleven: gedecoreerde zuilen, een altaar en het doopvont in de ruimte achter het altaar.

De opgravingen waren echter met name gericht op het vinden van de overblijfselen van de bekendste monnik die ooit aan het klooster was verbonden: de heilige Giovanni Stabile. In 2009 vond men hem, achter het altaar.

Je kunt de abdij bezichtigen onder leiding van een gids van de organisatie Majexperience. Zij organiseren ook andere tochten en excursies in dit gebied.

Pennapiedimonte – op de toppen van de Majella
Van de verlaten wereld in de indrukwekkende kloof slingeren we in ruim een half uur naar een al eeuwenlang bewoonde wereld op een van de toppen van de Majella.

Onderweg stoppen we in een prachtig plaatsje van scalpellini (steenhouwers): Pennapiedimonte. Dit dorpje is ingetogen mooi, met smalle steegjes en véél trappetjes. Regelmatig herinnert een indrukwekkend doorkijkje je eraan waarom er zo veel trappen zijn: Pennapiedimonte ligt op bijna zevenhonderd meter hoogte en het uitzicht is dan ook waanzinnig.

Gids Serena Creato neemt ons mee naar wat nu de lokale ‘pub’ is. Hier ontdekken we het archaïsche systeem waarmee men olijfolie maakte: van de pers, naar het in de stenen ondergrond uitgehouwen opvangreservoir, via een gleuf naar de andere kant van de ruimte in de rots (die nu dus een café is) om verder verwerkt te worden.

Hier duikt voor het eerst de naam van beeldhouwer Nicodemo da Guardiagrele op, die zijn achternaam dankt aan onze volgende bestemming.

Guardiagrele – stenen stadje vol oude ambachten
Dat Guardiagrele géén stadje is van boeren of herders die een groot deel van de Majella bestierden, maar een stadje van ambachtslieden, zie je al voor je onder de Porta San Giovanni doorloopt. De winkels die in de stadsmuur zijn gebouwd, verkopen prachtige spullen van koper en brons, keramiek en sieraden.

Vlak bij de poort zit de werkplaats van smid Filippo Sciori, die van ijzer zo’n beetje alles kan maken. Het beroep smid (dat voor deze streek op de Unescolijst met immaterieel cultureel erfgoed staat) ging altijd over van vader op zoon. Filippo, toch onderweg naar de tachtig, heeft helaas geen opvolger; zijn zoon koos een ander vak.

Filippo werkt ondanks zijn hoge leeftijd ondertussen gewoon door. De roos die hij voor onze ogen uit het hete ijzer smeedt, verschijnt even verderop, in een keramiekatelier aan de Via Roma, op een bord.

Evenals het smeedijzer is keramiek een van de populaire ambachten in Guardiagrele; er zijn veel keramiekateliers. Als je niet kunt kiezen: het keramiek dat de Abruzzo écht typeert, heeft felgekleurde bloempatronen op een zachte witte achtergrond.

Guardiagrele is behalve van de smeden, de keramisten al sinds de middeleeuwen een dorp van steenhouwers. Een van de opvallendste namen in de regio noemde ik net al: Nicodemo da Guardiagrele, een beeldhouwer die halverwege de twaalfde eeuw actief was.

Toeschrijvingen in deze periode zijn echter lastig. Men kende het beroep ‘kunstenaar’ nog niet; een beeldhouwer was in principe een anonieme ambachtsman. Het is dan ook niet precies duidelijk wat Nicodemo’s exacte oeuvre is, maar hij heeft hier in de omgeving zijn sporen in steen zeker nagelaten.

Dat we zijn naam überhaupt kennen, is bijzonder en zegt iets over de positie van Guardiagrele – het stadje begon te groeien en naam te maken op het gebied van bouwkunst.

Dat was deels ook te danken aan een andere beroemde kunstenaar uit Guardiagrele: Nicola da Guardiagrele (hij leefde van eind veertiende tot halverwege de vijftiende eeuw). Nicola was edelsmid én beeldhouwer. Zijn Annunciatie is te bezichtigen in het Museo del Duomo, in het portaal van de kerk vind je een kopie.

De façade van de Duomo – ook wel de Collegiata di Santa Maria Maggiore genoemd – is robuust en bijzonder. Gotiek oogt in Italië vaak minder ‘gotisch’. Je ziet hier wel de spitsbogen, de verticale oriëntatie en een op een roosvenster geïnspireerd ‘raam’, maar niet het opengewerkte, het luchtige, het puntige. Wel zie je ook hier de bloempatronen terug.

De Santa Maria Maggiore is de belangrijkste kerk van Guardiagrele. Loop voordat je naar binnen gaat eerst even een rondje óm de kerk. Als je rechtsom gaat, kom je eerst een reusachtig fresco van de heilige Christoffel tegen, wiens bijnaam canineus (hondachtige) ooit is verbasterd tot cananeus (reusachtige), vandaar zijn grootte.

Christoffel droeg volgens de mythe het steeds zwaarder wordende Christuskind op zijn schouder. Hij is onder ander de beschermheiligen van ambachtslieden, hetgeen zijn fresco hier verklaart. Aan het einde van de zuilengalerij gloort al een spectaculair uitzicht. maar eerst bewonder je tegen de muur van de kerk de wapenschilden van de families die het in deze streek voor het zeggen hebben gehad.

Aan de andere kant van de kerk schuilt, onder gedecoreerde kruisgewelven, de Madonna del Latte die een dorstig Christuskind voedt. Het beeldhouwwerk om haar heen heeft de tand des tijds niet helemaal doorstaan, maar is prachtig.

Het interieur van de kerk is hemels wit, met een houten plafond. Sporen uit verschillende perioden zijn zichtbaar, met hier en daar ook een hedendaagse touch.

Lunchen bij Ristorante Santa Chiara
Aan de Via Roma (de corso van Guardiagrele) zit Ristorante Santa Chiara, het domein van gastronomisch professor Gino Primavera. Primavera is dé eetspecialist van deze streek. Hij schreef verschillende boeken over de ingrediënten en keuken van de Abruzzo (voor de liefhebber: Mangio la foglia, Bevo la foglia en Butto la pasta) én over de Majella (La cucina della Maiella – Storia e ricette).

Als je dus de echte keuken van de Majella wil ontdekken, schuif je hier aan, onder de oude gewelven, waar in ieder gerecht, behalve de (h)eerlijkste ingrediënten, ook een mooi verhaal zit.

Alleen al over ‘zijn’ olijfolie weet professor Primavera een kwartier boeiend te vertellen. We leren over de arme grond waar de verschillende soorten olijven op groeiden en de lichte zeebries (want hoewel je hier in de bergen zit, is de Adriatische Zee heel dichtbij) die ze streelde. We proeven de olijfolie op een stuk brood en zouden de fles het liefst meteen in onze tas stoppen.

De zachte vers gemaakte giuncanta-kaas, die klaargemaakt wordt waar we bij staan, wordt geserveerd met fijne groene asperges, met een glas even crispy Pecorino voor erbij. Wilde spinazie bereidt men hier met broodkruim en ricotta – en dat blijkt een perfecte combinatie.

Wederom vers aan tafel bereid: de frascarelli di farina, een pasta die iets weg heeft van couscous. Het tarwemeel wordt gemengvoord met precies genoeg water en daarna zachtjes door een fijne zeef geschud. De piepkleine deegbolletjes die zo ontstaan, hebben niet meer nodig dan de tomaat en basilicum waarmee ze geserveerd worden. We drinken hierbij een glas van de allerlekkerste Montepulciano d’Abruzzo.

Hemelse toetjes bij Pasticceria Emo Lullo & Patabom
Als je na het hoofdgerecht nog trek hebt, eet je verderop aan de Via Roma een toetje dat men elders in de Majella ook kent, maar dat hier vandaan komt.

Op de toonbank van Pasticceria Emo Lullo ligt altijd een borstel om de poedersuiker waarmee de sise delle monache – nonnentieten – rijkelijk bestrooid zijn af te kloppen. Nonnentieten? Ja, want dit taartje uit Guardiagrele heeft zéér waarschijnlijk haar oorsprong in het nabijgelegen clarissenklooster.

De nonnen hier voegden, júist om zondige gedachten weg te nemen, een extra ‘bergje’ toe aan dit gebakje. Helaas voor hen zagen de mannen nu gewoon drie borsten, die na verloop van tijd symbool gingen staan voor overvloed: twee lagen cake met een dikke laag crème ertussen, het is inderdaad niet karig.

foto: My Italian Diaries

Een andere verklaring is dat dit taartje de pieken voorstelt van de Gran Sasso (2912 meter), Majella (2793 meter) en Sirente-Velino (2487 meter), maar dat verklaart de naam van dit lekkers natuurlijk niet.

Of het taartje nu van de nonnen komt of van de bergtoppen, het label ‘hemels’ kunnen we er met een gerust hart op plakken. Lijkt jouw idee van de hemel meer op een wijngaard dan op een bergtop of een nonnenboezem? Bij Patabom (Via Roma 72) verkopen ze sorbetijs gemaakt van Montepulciano-wijn. Bijna net zo lekker als een glas van deze verleidelijke regionale vino!

Borgocapo – slapen in een huis van klei
We laten het eeuwenoude stenen stadje Guardiagrele achter ons om te zien hoe een andere bouwtechniek herleeft. Want hoewel de Majella al eeuwenlang een onuitputtelijke bron van steen als bouwmateriaal is, zijn er ook andere manieren om een huis te bouwen.

Met klei bijvoorbeeld – en dan heb ik het niet over baksteen. Op veel plekken laat men de klei drogen en hard worden onder de warmte van de zon. Het is de oudste, de goedkoopste en de meest duurzame manier van bouwen. Maar dan moet je wel uit de juiste aarde kunnen putten, met de juiste verhoudingen klei, slib en zand.

De afgelopen, zeg, honderd jaar leken we het bouwen met klei in de moderne periode waarin men over de hele wereld graag bouwde met glas en staal vergeten. De laatste jaren herleeft deze traditie. Het bouwen met klei levert immers prachtige, ‘hedendaagse’ bouwwerken op.

Architect Gianfranco Conte heeft deze traditie van bouwen met terra cruda nieuw leven ingeblazen in de regio Abruzzo, waar in het verleden hele nederzettingen uit klei werden opgetrokken. Hij legt tijdens workshops in zijn laboratorio della terra cruda uit hoe het werkt. Hij laat zien, voelen en ruiken hoe speciaal deze aarde is en hoe het precies de juiste samenstelling heeft.

De grond bevat behalve zand en wat slib veel klei. Door wat water bij de aarde te voegen, verandert deze ín klei. Tijdens de workshops kun je dit zelf ervaren, je mag lekker aan de slag. Het hele proces wordt doorlopen: van grond naar klei naar bouwmateriaal dat verwerkt wordt in huizen.

Ook legt Gianfranco uit hoe die huizen weer aarde (zouden) kunnen worden, als je ze afbreekt: er is niets toegevoegd aan de klei, dus hij heeft nog precies dezelfde samenstelling als de grond.

Er bestaan verschillende manieren en technieken om met klei te bouwen. Hier werkt men op de meest basic manier die deze bouwvorm kent. Wat hardere klei wordt met de hand gemengd met stro om stevige klonten te maken. Deze worden gestapeld, ‘verbonden’ en gladgestreken met meer klei. Je kunt op deze manier bouwen in welke vorm dan ook.

In een aardbevingsgevoelig gebied als Abruzzo kun je je voorstellen dat stevigheid zeer belangrijk is. Gianfranco vergelijkt de doorsnede van de muren van het huis met het met je benen wijd staan: je staat dan steviger en van een duw val je niet om. Het hele huis wordt dus naar de basis toe iets breder.

Huizen die op deze manier gebouwd zijn, hebben bovendien een soort elasticiteit die maakt dat ze een beetje kunnen meeveren bij schokken en bevingen. De ramen zijn relatief klein. De wit geschilderde randen rondom de ramen reflecteren het licht, wat zorgt voor koelte.

Qua vormgeving heeft men gekozen voor huizen die in de omgeving passen en die een hedendaagse afgeleide zijn van de oude boerderijen van klei die je in de omgeving aantreft. De huizen die men op deze manier bouwt, houden een prachtige zandkleur, organisch en natuurlijk. Door de strakke vormen ogen ze toch ook écht van nu – en ook binnen voldoen ze aan onze hedendaagse eisen.

De organisatie Terra Cruda houdt zich in brede zin bezig met het herstellen van deze oude techniek en duurzame manier van bouwen, met het bouwen zelf én met het geven van voorlichting en workshops.

Wil je het terra cruda-gevoel echt ervaren, dan kun je bij Borgocapo ook in een huis van klei blijven slapen, uiteraard van alle gemakken voorzien. Maak je op voor traditioneel-strakke, lichte ruimtes, een fantastisch uitzicht vanaf het terras en ontwaken in een wolk van rozengeur…

Ik heb lekkerder geslapen dan in menig luxe hotelkamer, zo midden in de natuur. Dat is toch wel de grote aantrekkingskracht van de regio Abruzzo. Na twee dagen groen om me heen, weet ik dat ik hier vanuit Rome vaker even kom opladen.’

Ontdek de leukste routes in Italiaanse steden!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *