Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Heiligen en wonderen – bedevaartsoorden in Abruzzo

Het is een herkenbaar beeld, met name in het midden en zuiden van Italië: kerken die vrijwel de hele dag open zijn, waar de mensen even naar binnen lopen voor een kort gebed of om te biechten en waar de heilige missen nog druk bezocht worden.

Het zijn vaak vrouwen die de kerk bezoeken en daar met elkaar, voor en na de mis, hun dagelijkse beslommeringen bespreken. Een enkele pastoor ergert zich aan die chiacchiere, dat gebabbel, en laat dat de bezoekers via een poster bij binnenkomst weten.

Het hoort er echter gewoon bij. Devotie is in Italië nu eenmaal niet alleen een kwestie van religie, maar heeft ook een sterk sociaal-culturele component. Naamdagen van patroonheiligen en katholieke hoogtijdagen worden gevierd met een religieus programma, compleet met processies en enkele heilige missen, én een niet-kerkelijk programma, met eten, drinken, muziek en vuurwerk.

Italianen zijn trots op hun heiligen, vooral als ze uit Italië zelf komen. Kijk maar naar de populariteit van Padre Pio in de zuidelijke regio’s.

Verering van die heiligen, hun wonderen en/of hun relikwieën maakt sinds jaar en dag deel uit van het leven van Italianen. En het mooie is, het blijft levend, want de jeugd neemt nog steeds de tradities over, omdat ze nu eenmaal ingebed zijn in het leven in hun dorp of hun stad.

Zo is het ook met bedevaartstochten. In menige kerk in Italië zie je tegenwoordig nog posters hangen, waarop een pelgrimage wordt aangekondigd. Zo’n bedevaart heeft uiteraard een religieus karakter (het is, laten we zeggen, de aanleiding), maar daarnaast is het ook gewoon een gezellig dagje uit, met z’n allen in de bus naar een andere plaats, met een uitgebreid pranzo in een goed restaurant.

In Abruzzo zijn veel van dat soort plekken te vinden, ieder met een eigen verhaal van een heilige of een wonder. Ingrid Paardekooper, auteur van de reisgids Abruzzo, het groene hart van Italië, neemt ons mee langs vijf van die bedevaartsoorden, die door pelgrims in kleine groepjes of soms met duizenden tegelijk bezocht worden.

Vier daarvan – Ortona, Lanciano, Bucchianico en Manoppello – worden met elkaar verbonden door de Cammino di San Tommaso, die van Rome naar Ortona loopt en daarmee de apostelen Petrus en Thomas met elkaar verbindt. Deze prachtige route maakt deel uit van het netwerk van de Cammini della Fede d’Europa, zoals de Via Francigena en de Camino di Santiago de Compostella. Het vijfde bedevaartsoord brengt je bij het graf van de patroonheilige van Abruzzo zelf.

Ortona en de apostel Thomas

De kustplaats Ortona was al voor de Romeinse tijd een havenstad. Het belang daarvan heeft invloed gehad op de hele geschiedenis. Zo valt bijvoorbeeld meteen het kasteel op, dat eind vijftiende eeuw strategisch aan de kust gebouwd is door Alfonso van Aragon.

Ortona is de stad waar Margaretha van Parma een huis had en de stad waar ze gestorven is. Margaretha was de buitenechtelijke (maar erkende) dochter van Karel V van Spanje. Wij kennen haar vooral als landvoogdes van de Nederlanden. Ze was ook gouverneur van Abruzzo, waar zij graag verbleef.

In de Tweede Wereldoorlog maakte Ortona deel uit van de Gustav Linie. In december 1943 werd in de binnenstad een beslissende slag gestreden tussen de geallieerden en de Duitsers, die zich voortzette in het hart van de stad en vele slachtoffers eiste. Dit had zo’n verwoestende werking op de stad, dat Churchill Ortona het ‘Stalingrad van Italië’ noemde.

Ook de kathedraal van de stad werd zwaar getroffen, de plek waar zich sinds de dertiende eeuw het graf van de apostel Thomas bevond. Deze apostel zou volgens de overlevering na Pinksteren naar Oost-Azië zijn getrokken. Hij preekte het evangelie onder de Parthen, Meden en Perzen en zou zelfs tot in India gekomen zijn, waar hij als martelaar stierf.

Thomas’ relikwieën zouden eerst zijn overgebracht naar de Perzische stad Edessa en daarna via het eiland Chios in Ortona zijn beland. Daar worden ze nog altijd bewaard, in de Basilica Cattedrale di San Tommaso, die in 1258 aan hem is gewijd

Na de verwoestende oorlog werd de kerk gerestaureerd en zijn enkele elementen van de oude kerk bewaard en intact gehouden, zoals het gotische portaal. De binnenkant doet nogal kitsch en te overdadig aan; met glas-in-lood met felle kleuren, dramatische sculpturen.

De crypte is echter rustig en sober. Onder het altaar in de crypte staat een vergulde koperen kist met daarin de relikwieën. Achter het altaar is in de vloer de stenen tombe te vinden, waarmee in de dertiende eeuw de heilige botten vanuit Chios naar Ortona werden vervoerd.

Op de steen is een zegenende figuur te zien, met de woorden ο οσιος θομας (de heilige Thomas). De stenen tombe zou dateren uit ongeveer de vierde eeuw. Het patroonsfeest van de heilige Thomas wordt gevierd op de eerste zondag van mei, maar begint meestal al een paar dagen eerder.

Lanciano en het Wonder van de Eucharistie

Iets zuidelijker en landinwaarts ligt Lanciano, op een hoogte van ongeveer 265 meter. Een deel van het stadsplan is modern, een ander deel is gebouwd op het oude Anxianum, een stad van de Frentani, die later Romeins grondgebied werd.

Het moderne centrum van Lanciano is druk en levendig. Het heeft brede straten met portici, terrasjes en pleinen. De kerken zijn vrijwel allemaal de hele dag open.

Aan het grote Piazza Plebiscito, het hart van de stad, staat de imposante Cattedrale della Madonna del Ponte. Op de plek van de kerk stond ooit een Romeinse brug (ponte), vandaar deze ietwat vreemde naam voor een kerk. Tijdens restauratiewerkzaamheden na een aardbeving in 1088 werd in een nis een beeld van de Madonna gevonden, waarna die plek de kern van een nieuwe kerk werd.

Tegenover de kathedraal ligt het kloostercomplex van San Francesco. Het is opgericht in 1258, op resten van een oudere kerk in een middeleeuwse wijk. De kerk zelf is nogal eenvoudig, maar de belangrijkste attractie bevindt zich in het klooster: het Wonder van de Eucharistie (met het bijbehorende museum, bereikbaar via de Corso Roma).

Het is een van de populairste pelgrimsoorden in Abruzzo. Het verhaal gaat, dat in de achtste eeuw een priester tijdens de consecratie de hostie en de wijn zegende en dat die transformeerden in respectievelijk vlees en bloed. Het vlees, onderzocht en geïdentificeerd als spierweefsel van een hart, wordt in een zilveren monstrans bewaard op het altaar van de kapel, die aan het wonder is gewijd.

De vijf gestolde bloeddruppels worden in een kristalen flesje bewaard. De kerk heeft het wonder erkend en Benedictijner monniken dragen nu de zorg en bescherming van het vlees en bloed.

Bucchianico en San Camillo de Lellis

Het stadje Bucchianico ligt in de buurt van Chieti. Het ligt ook net zo hoog als Chieti, wat prachtige vergezichten over de omringende heuvels oplevert. Het heeft een klein historisch centrum en wanneer je het centrale plein betreedt, wordt meteen duidelijk waar men in dit stadje trots op is: het is de geboortestad van San Camillo de Lellis.

Camillo werd in 1550 in Bucchianico geboren. Zijn moeder stierf jong, zijn vader vocht in het leger. De jongen had een agressief karakter en hield van gokken. Op zijn zestiende voegde hij zich bij zijn vader in het leger en vocht tegen de Turken.

Een wond aan zijn been bracht hem in het ziekenhuis, waar hij, ondanks zijn agressieve gedrag en excessieve gokken, ook zijn goede, zorgzame kant liet zien, daartoe gestimuleerd door de broeders daar.

In 1575 bekeerde hij zich en trok hij naar Rome, waar hij aan het werk ging in een ziekenhuis voor ongeneeslijk zieken – eerst als verzorger, later als directeur. Hij viel op door zijn onafgebroken en onbaatzuchtige zorg voor de zieken en zijn ascetische manier van leven.

Filippo Neri, zelf de stichter van een orde en later ook heilig verklaard, werd zijn spirituele mentor. Neri steunde hem in zijn besluit een eigen orde te stichten, die zich geheel en al zou richten op liefdevolle verzorging van de zieken: de Orde van de Reguliere Geestelijke Dienaars van de Zieken (Ordo Clericorum Regularium Ministrantium Infirmis), beter bekend onder de naam Camillianen.

In 1614 stierf Camillo. Hij werd begraven in de Santa Maria Maddalena in Rome, de kerk van zijn orde. Paus Benedictus XIV verklaarde hem in 1746 heilig.

Vanwege zijn levenslange onafgebroken toewijding aan de zieken, is Camillo de patroon van de zieken, ziekenhuizen, verpleegsters en artsen. Daarnaast wordt zijn hulp ook ingeroepen tegen gokverslavingen.

Zijn leven en wonderen zijn gedetailleerd geïllustreerd op schilderijen die in de gangen hangen van het klooster, naast de aan hem gewijde kerk. De levensgebeurtenissen vertonen opvallend veel gelijkenissen met die van Jezus. Zo zien we de geboorte van Camillo voorgesteld in een stal en verandert op een ander schilderij water in wijn, onder toeziend oog van Camillo.

In de crypte van de kerk kun je zien hoe levend de verering van deze heilige nog is. Hier zijn talloze relikwieën van de heilige te vinden, met daarbij talrijke ex-voto’s (wijgeschenken), vooral van jonge ouders, die de heilige om gezondheid en bescherming van hun pasgeboren kind vragen. Zeker rondom Camillo’s feestdag, op 14 juli, is het hier een drukte van belang.

Manoppello en het gelaat van Jezus

Manoppello is een lieflijk dorpje in de prachtige omgeving van de Majella. Het goed onderhouden historische centrum kent talrijke palazzi uit de zeventiende tot de negentiende eeuw, waarvan enkele in Liberty-stijl zijn opgetrokken.

Aan de hoofdstraat, de Corso Santarelli, ligt de kerk van de Santa Annunziata, die ooit tot een klooster behoorde. De kloostergang is nu het Piazza Marcinelle, naar het plaatsje bij Charleroi waar in 1956 een groot aantal geëmigreerde Italianen, onder wie 23 uit Manoppello, omkwamen bij een mijnwerkramp (voor meer details zie deze link) Ter herinnering daaraan is een sculptuur op het plein geplaatst. De twee plaatsen onderhouden tegenwoordig een stedenband.

Het meest opmerkelijke monument van Manoppello ligt net iets buiten het dorp: het Santuario del Volto Santo. Aan de enorme omvang van de parkeerplaats kun je al zien dat hier veel mensen naartoe komen.

In de basiliek, die deel uitmaakt van een Kapucijner klooster, wordt op het altaar een doek tentoongesteld waarop het gezicht van, zo gelooft men, Jezus Christus te zien is. Het doek is zo dun, dat het gezicht zelfs aan beide zijden te zien is.

Volgens de lokale legende is het doek in de zestiende eeuw in Manoppello terecht gekomen, toen een onbekende pelgrim in het dorp verscheen, het verpakte doek aan een plaatselijke notabele gaf en vervolgens weer verdween. Via een andere respectabele familie kwam het doek uiteindelijk in de zeventiende eeuw in handen van de Kapucijnen van het klooster, waar het al die tijd is gebleven.

Volgens sommigen gaat het hier om het doek van Veronica, de vrouw die tijdens de kruisgang bij Jezus met een doek zijn gezicht van zweet en bloed ontdeed (zesde statie in de Kruisweg). Om die reden wordt zij in de beeldende kunst steevast met een doek weergegeven, waarop een afbeelding van Jezus te zien is.

Anderen, onder wie de Duitse geleerde Jezuïet Heinrich Pfeiffer, menen dat het doek samen met de lijkwade van Turijn, waarmee het gelijkenissen vertoont, het lichaam van Jezus in zijn graf heeft bedekt en dat het vanuit Jeruzalem via omwegen in Rome terecht is gekomen, waarna het in de zestiende eeuw naar Manoppello is gebracht.

De verwarring met het doek van Veronica zit volgens hem in het feit dat er zich in Rome een ander, geschílderd, doek met het gezicht van Jezus bevond en dat het échte ter onderscheid daarvan vera icona genoemd werd: ‘de Veronica’.

Hoe het ook zij, het doek trekt nog steeds veel belangstelling. Er wordt jaarlijks een pelgrimstocht vanuit Rome naar Manoppello gehouden en in 2006 bracht paus Benedictus XVI zelfs een bezoek aan de kerk, die hij toen meteen ook verhief tot basilica.

Isola del Gran Sasso en San Gabriele dell’Addolorata

Francesco Possenti werd op 1 maart 1838 geboren in Assisi. Toen zijn moeder in 1842 stierf, verhuisde de hele familie naar Spoleto, waar Francesco tot zijn achttiende woonde.

Hij was een graag geziene jongeman, aantrekkelijk, werelds en intelligent, de beste van de klas. Hij kleedde zich modieus, ging graag uit, zat achter vrouwen en hield van dansen.

Toch was hij tegelijkertijd een vroom mens. Toen hij zelf twee keer door zware ziektes was getroffen en zijn oudste zus, die zijn vertrouweling was sinds het overlijden van hun moeder, aan cholera stierf, zou hij tijdens een processie door Maria naar het kloosterleven zijn geroepen.

Francesco besloot priester te worden en deed zijn intrede bij de orde der Passionisten. Hij nam de naam aan van de aartsengel Gabriel en voegde daar dell’Addolorata aan toe, ‘van Onze Lieve Vrouwe der Smarten’, zoals Maria genoemd wordt wanneer men het leed dat zij als moeder heeft doorstaan wil benadrukken. In dat leed voelde hij zich met haar verwant.

Zes jaar na zijn intreden, in 1862, stierf hij aan tuberculose in Isola del Gran Sasso, waar hij op dat moment theologie studeerde.

Zijn leven was eenvoudig geweest, zonder opmerkelijke daden, behalve een opvallende en volledige overgave aan gebed en devotie tot Maria. Zijn roem nam na zijn dood echter zulke mythische vormen aan, dat zijn congregatie in 1891 de formaliteiten voor zijn heiligverklaring in gang zette.

Kort daarna kwamen er meerdere getuigenissen van wonderbaarlijke genezingen die aan hem toegeschreven werden en in 1908 werd Gabriele zalig verklaard door paus Pius X. Vervolgens verklaarde paus Benedictus XV hem in 1920 heilig.

In 1926 werd hij een van de beschermheiligen van de katholieke jeugd in Italië en daarbuiten. Zelfs in Den Haag is er een voetbalvereniging naar hem vernoemd: RKSV GDA (Rooms-Katholieke Sportvereniging Gabriël dell’Addolorata).

In 1959 verklaarde Paus Johannes XXIII hem tot patroonheilige van Abruzzo. Nog steeds is zijn faam groot en wordt hij door jong en oud uit heel Abruzzo en daarbuiten vereerd.

Hij ligt begraven in het plaatsje Isola del Gran Sasso, waar hij overleed. Het klooster en de kerk waarin hij begraven ligt, zijn oorspronkelijk gebouwd op de plek waar Franciscus van Assisi in 1215 een kapel had gebouwd. De kerk is in 1908 voor de zaligverklaring van Gabriele uitgebreid en rijkelijk versierd.

In de twintigste eeuw groeide Gabrieles cultus nog verder. In 1970 begon men met de bouw van een  nieuwe kerk, die plaats moest bieden aan maar liefst tienduizend mensen. De kerk kreeg de vorm van een Grieks kruis, waarvan drie armen het hoofdheiligdom vormen. Eén arm wordt gebruikt in weekdagen, maar op zijn feestdag, op 27 februari, is geen plaatsje onbezet.

De klokkentoren bevat vijftien klokken, stuk voor stuk gegoten door de beroemde pauselijke gieterij Marinelli in Agnone (Molise).

Onder het transept bevindt zich de crypte met het heiligdom van Gabriele, waar nu de urn met zijn resten worden bewaard. Het heiligdom is in 1985 ingewijd door paus Johannes Paulus II. Het hele complex is, op enkele ruimtes na, als een museum te bezichtigen.

Isola del Gran Sasso ligt prachtig midden in het Nationale Park van de Gran Sasso, aan de voet van Corno Grande, de hoogste berg van de Apennijnen. Bussen vol pelgrims, jong en oud, arriveren er bij belangrijke gebeurtenissen. Niet gek dus dat je in de buurt van het heiligdom veel restaurants, hotels en souvenirwinkeltjes vindt, met overal waar je kijkt een aandenken aan Gabriele.

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Een reactie

  1. Weer een geweldig leuk artikel.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *