Als je ‘s zomers een rondje om de Arena van Verona loopt, zie je aan de achterkant de indrukwekkende decorstukken van verschillende opera’s staan. De engel die boven op de Romeinse Engelenburcht prijkt, Egyptische sfinxen en een Japans huis staan gereed om de grote Italiaanse operaklassiekers te omlijsten.
Als de juiste decorstukken voor die avond over de ringen van de arena naar binnen zijn gehesen, het publiek is gaan zitten (op stoeltjes in de arena of op de stenen tribunes rondom) en de laatste gouden stralen zonlicht zijn verdwenen, kan het spektakel beginnen.
Hoe beroemd het operafestival in de Arena van Verona ook is, het is lang niet het enige festival in Italië waarbij opera’s worden opgevoerd. Opera en Italië zijn al eeuwenlang onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Jessica neemt je mee in de geschiedenis van de opera, die van start gaat in de renaissance.
De eerste opera in Florence
Jessica: ‘Tijdens de renaissance krijgen klassieke ideeën nieuwe vormen. Zo creëerde Donatello het eerste vrijstaande naakt sinds de oudheid; een betoverende David van brons.
Brunelleschi kroonde de Santa Maria del Fiore in Florence met een koepel die vriend en vijand niet voor mogelijk achtten. Humanisten, filosofen en kunstenaars keken naar hun Griekse en Romeinse voorgangers, in de hoop hen te evenaren en te verbeteren.
De Florentijnse Camerata, een vooraanstaande club makers en denkers rondom graaf Giovanni de’ Barbi, liet tijdens een queeste naar de klassieke wedergeboorte onder andere hun licht schijnen over de Griekse tragedie en met name de functie van het koor (acteurs die, een beetje zoals een modern koor, als het ware één rol vervulden). Hun conclusie was (onterecht) dat alle koorpartijen altijd gezongen worden.
Jacopo Peri baseerde op dit idee zijn Dafne, dat in 1598 in première ging in Florence. Het eerste volledig gezongen theaterstuk: de opera was geboren. Dafne is helaas verloren gegaan, maar Peri’s Euridice is wel bewaard gebleven en is daarmee de oudste opera die we nog hebben.
Monteverdi – maestro della musica
Het was echter Claudio Monteverdi die met zijn L’Orfeo (gebaseerd op het verhaal van Orpheus en Eurydice uit Ovidius’ Metamorfosen) de vonk voor de opera definitief liet ontvlammen en het muziekgenre de barok in leidde.
Een perfecte combinatie. Waar de renaissance ging over harmonie en helderheid mochten kunstenaars in de barok immers bombastisch uitpakken. Indruk maken en overrompelen, daar ging het om.
Monteverdi had zijn opleiding genoten bij de maestro van de kathedraal van Cremona. Hij deed veel muzikale ervaring op in Verona en Milaan, waarna hij als violist aan het werk kon in Mantova.
Ambitieus en talentvol als hij was, bekleedde hij al snel steeds hogere functies aan het hof van de Gonzaga’s. Na een paar jaar werd hij benoemd tot maestro della musica.
Monteverdi hoorde de vernieuwing en de mogelijkheden van dit nieuwe genre. Hij ging direct aan de slag met wat de oudste opera zou worden die tegenwoordig nog wordt opgevoerd.
Het eerste operatheater
In 1637 opende in Venetië het eerste operatheater de deuren: het Teatro San Cassiano. De opera was het hof ontstegen en werd een publiekslieveling.
Het was niet zo gek dat men onder de indruk was: in dure, spectaculaire producties werden bloemrijke, explosieve aria’s gezongen, in uitbundige sets met bewegende decordelen. Griekse mythes en tragedies bleven populaire onderwerpen die in deze extreem theatrale setting ultiem tot hun recht kwamen.
foto’s: Teatro San Cassiano
Vlucht in de muziek
In de (neo)klassieke periode, een tijd die draaide om serieuze monumentaliteit, werd ook de opera wat soberder, maar niet minder indrukwekkend. Met een eenvoudiger plot, zónder komische noten en met minder aria’s paste de opera seria goed bij de verlichtingsidealen die op dat moment door Europa verspreid werden.
De romantiek bracht het gevoel terug in de kunst. In heel Europa snakte het publiek naar een vlucht uit de geïndustrialiseerde wereld. Het is de tijd van de sprookjes, de grote schilderijen over exotische plekken en romantische balletten.
De toehoorders van opera reisden, al was het maar een avond, naar het zeventiende-eeuwse Sevilla (tijdens Il barbiere di Siviglia van componist Gioachino Rossini), het door de Romeinen bezette Gallië in de eerste eeuw (met Norma van Vincenzo Bellini) of trok van Parijs naar het Franse platteland (met La Traviata van Giuseppe Verdi).
standbeeld van Verdi in Parma
Verdi als superster
Giuseppe Verdi torende boven zijn tijdgenoten uit: hij was een superster. Hij vervolmaakte aan het begin van de negentiende eeuw de door Rossini en Bellini ingezette belcanto-stijl.
Verdi’s Norma, die in 1931 in het Teatro alla Scala in Milaan in première ging, werd meteen een klassieker. Het waren de ‘gouden jaren van de opera’, maar Verdi’s goud blonk het felst.
Zijn stukken waren krachtig en revolutionair, verhalend en dramatisch. Ze werden zelfs iconen van de Italiaanse eenwording: de patriotten gebruikten zijn Va, pensiero (bij ons beter bekend als Slavenkoor uit de opera Nabucco) als strijdlied.
Ook bij zijn overlijden, in 1901, weerklonk dit lied. Duizenden Milanezen gingen de straat op om ‘hun’ operaster al zingend te herdenken.
Voor de opening van het operatheater in Cairo schreef Verdi zijn wereldberoemde Aida, over de verboden liefde tussen de tot slaafgemaakte prinses Aida en legerkapitein Radamès. Het verhaal speelt zich af in de strijd tussen Ethiopië en Egypte.
Fratelli Doyen Company | Adam Cuerden – restoration – Harvard University Library, Merritt Mus 857.1.648.7 PHI, PD-US, Wikimedia Commons
Wellicht dat de Europeanen zich met het verhaal konden identificeren: Europa was verwikkeld in een reeks nationalistische oorlogen die niet leek te stoppen. In het geweld van de Frans-Pruisische oorlog, zaten de kostuums en decorstukken lang vast in Parijs, waar zij vandaan moesten komen.
Verdi was sowieso niet tevreden over deze première. Er waren alleen hoge heren uitgenodigd en geen gewoon publiek: Hij was er zelf dan ook niet bij.
In 1872 beleefde Aida haar volgens Verdi enige echte première, wederom in het Teatro alla Scala in Milaan.
Puccini – nieuw talent uit Toscane
Ondertussen was er een nieuw talent opgestaan. Al voor de dood van de grote Verdi had Giacomo Puccini een van zijn stukken in Milaan in première mogen zien gaan.
Puccini wordt beschouwd als de laatste grote maestro van de klassieke opera, voordat het genre de moderne tijd in zou schieten. Met La Bohème en daarna Tosca, Madama Butterfly en Turandot voerde hij zijn publiek eerst mee naar een geromantiseerd Quartier Latin en vervolgens naar het Rome van de negentiende eeuw, onder vuur van het Koninkrijk Napels én Napoleon. Daarna zocht hij zijn inspiratie verder weg.
In Madama Butterfly trouwt een Amerikaanse marineofficier een Japans meisje. Hij laat haar achter, met kind. Cio-cio-san (Butterfly) blijft altijd op hem wachten, maar als hij terugkeert heeft hij zijn nieuwe, Amerikaanse vrouw bij zich.
Zij willen samen het kind opvoeden. Cio-cio-san stemt toe, alles voor haar kind. Ze zegt haar kind vaarwel en pleegt zelfmoord.
Ook Turandot kent een tragisch einde. In dit stuk, over een Aziatische prinses die geen liefde toelaat maar toch verliefd wordt, heeft Puccini motieven uit de traditionele Chinese muziek gebruikt. De bekendste aria uit Turandot, Nessun Dorma, is zo weergaloos mooi dat niemand onberoerd blijft bij deze klanken.
Hoewel er veel prachtige moderne opera’s zijn geschreven, worden de laatste lange uithalen in Nessun Dorma beschouwd als de laatste van de klassieke operageschiedenis: All’alba vincerò.’
Dank je wel Saskia wat een pracht verhaal over de opera heb je geschreven ik heb genoten en ook veel geleerd .gr van Wies
Een heel leerzaam artikel, dank u wel