Agrigento is dit jaar niet alleen de culturele hoofdstad van Italië, de Siciliaanse stad vormt ook het decor van De jongen van het godeneiland, de nieuwe roman van Rindert Kromhout.
Na De poppenspeler van Lampedusa en Liefde en dood in de rode stad is dit Rinderts derde (jeugd)roman die je meevoert naar Italië.
De achttienjarige Luca woont op Sicilië, een prachtige maar ook uitzichtloze plek waar voor jongeren nauwelijks werk te vinden is. Het is bovendien een eiland waar voortdurend Afrikaanse vluchtelingen aankomen, zoals de jonge Ahmed.
Luca slijt zijn dagen als kaartjesverkoper in een museum, piekerend over zijn verliefdheid op Sofia, totdat de oude poppenspeler Matteo ten tonele verschijnt. Hij daagt Luca uit boeken te gaan lezen, rondleidingen te geven en verhalen te vertellen.
Maar waarom blijft Ahmed zo lang in de stad rondhangen? Beseft hij niet dat vluchtelingen hier maar al te vaak een gewillige prooi zijn voor de meedogenloze maffia?
Lees alvast een fragment
‘Elke dag als hij onderweg was naar of van zijn werk, kwam Luca langs de ingang van de Vallei der Tempels, en altijd stonden daar rijen toeristenbussen. Belangstellenden uit de hele wereld kwamen hierheen om de overblijfselen van de Griekse en Romeinse bouwwerken te bewonderen en vooral om elkaar te fotograferen met zo’n tempel op de achtergrond.
Vluchtelingen kregen ze vrijwel nooit te zien, want die werden na aankomst meteen afgevoerd en opgesloten in opvangcentra, in afwachting van hun verdere reis naar het noorden.
Luca zelf was maar één keer in de Vallei geweest, jaren geleden, met zijn schoolklas. Zo’n bezoek hoorde bij het lesprogramma. Nu was het hier doodstil. De verlichte monumenten staken scherp af tegen de donker wordende avondhemel.
Matteo zat zwijgend achterop. Luca zag in het spiegeltje dat hij voortdurend om zich heen keek. Het was maar een kwartiertje rijden naar de rand van de stad, vanaf daar ging de weg omhoog, tot aan het centrale plein. Ze stapten af. Luca schudde de druppels uit zijn haar.
Matteo klopte het water van zijn hoed. ‘Weet jij een hotel waar ik een paar nachten kan logeren?’ vroeg hij. ‘Hier vlak om de hoek is een B&B,’ zei Luca. ‘Dat is een prima plek, mijn moeder maakt er de kamers schoon. Als er niemand opendoet, moet u het maar gaan vragen bij de bar op de hoek, dan bellen ze de eigenaar wel. Zal ik wachten?’
‘Nee jongen, ik red me wel. Dank je wel voor je hulp.’ Matteo pakte zijn koffers op en liep de bar in. Luca ging naar huis.
Het oude centrum van Agrigento lag op de top van een heuvel. Bijna alle straatjes liepen schuin omhoog of omlaag. Steegjes die te steil waren voor een gewoon voetpad bestonden uit lange trappen die onderbroken werden door platte overloopjes met regenputten en aan weerskanten binnenplaatsjes van woonhuizen.
Oudere mensen voor wie het in één keer beklimmen van een straattrap te veel inspanning was, rustten graag even uit op zo’n overloop. Toen Luca klein was, kroop hij weleens op zijn blote knietjes naar boven en dan deed hij alsof hij de Etna beklom, die op het punt van uitbarsten stond. Hij dacht daar soms aan terug. Zijn leven was toen spannender dan nu.
Hij parkeerde zijn scooter bij de San Gerlando. Daar vlakbij woonde hij, halverwege de lange trap die van de kathedraal naar een laaggelegen straat leidde. De kerk was dicht, het was al na achten. Luca nam de trap met twee treden tegelijk en haalde zijn sleutel tevoorschijn.
Hij woonde in een klein appartement op de derde en bovenste verdieping van een huis waarvan de ramen aan de voorkant uitkeken op een somber binnenplaatsje, samen met zijn ouders en jongste broer Carlo.
Ennio, zijn oudste broer, was een jaar daarvoor naar Turijn gegaan om er in een autofabriek te werken. Hij stuurde regelmatig wat geld naar huis. Onlangs had hij daar een meisje ontmoet, over wie hij enthousiaste brieven schreef. ‘Onze Ennio is een man aan het worden,’ had zijn moeder trots gezegd. ‘Het zou me niets verbazen als ik binnenkort grootmoeder word.’
Luca vond het niet erg dat zijn broer weg was. Ennio vond altijd dat hij als oudste zoon recht had op de meeste ruimte in de jongensslaapkamer en in de kledingkast. De woning bestond uit een krappe woonkamer, waar een lomp televisietoestel een prominente plek innam, twee slaapkamers, een wc- en doucheruimte en een keukentje.
Luca was er vanaf zijn geboorte aan gewend een slaapkamer te delen, al was hij wel eens jaloers op vrienden die een kamer voor zichzelf hadden. Dan kon je tenminste ongestoord doen waar je zin in had zonder te worden bekeken. Maar hij had geen zin zich er druk over te maken.
Het was nu eenmaal zo, zoals zijn hele leven nu eenmaal zo was. Waarom zou hij daartegen in opstand komen? Dat zou verspilde moeite zijn, meende hij. Je moest niet verlangen naar iets wat je toch niet zou kunnen bereiken.’
Lees verder in
De jongen van het godeneiland | Rindert Kromhout | ISBN 9789025887902 | € 17,99 | uitgeverij Leopold | bestel De jongen van het godeneiland bij je lokale boekhandel of bij bol.com (ook beschikbaar als e-book)
Meer lezen over Rindert Kromhout en zijn liefde voor Italië? Saskia schotelde Rindert vorig jaar een aantal vragen voor in Amsterdam, waar hun gedachten tijdens een bord pasta regelmatig afdwaalden naar Rome, de stad waar Rindert zijn bekendste geheimen optekende. In dit artikel lees je het verslag van dit interview.