Het ‘Manhattan van de middeleeuwen’, zo wordt San Gimignano wel genoemd. Deze bijnaam heeft het stadje in Toscane te danken aan het enorme aantal woontorens. Het waren er ooit ruim zeventig. Families bouwden tegen elkaar op; hoe hoger de toren, hoe meer aanzien. Het was dus echt een statussymbool, zo’n hoog oprijzende torre.
Hoeveel torens nu nog overeind staan, daarover is niet iedereen het eens. De Nederlandse Wikipedia telt er dertien, terwijl de Italiaanse Wikipedia over zestien torens spreekt. Weer andere bronnen tellen veertien torens, de klokkentoren van de Collegiata en de woontoren van de familie Pesciolini tellen dan niet mee.
Als je naar de stad toe rijdt, raak je de tel kwijt omdat de weg zo slingert (hadden we die daar rechts nu wel of niet al meegeteld?); in het stadje zelf worden bepaalde torens steeds aan het oog onttrokken.
Hoeveel het er ook precies zijn, feit is dat deze torens het stadje – en vooral de skyline – zo bijzonder maken. De hoogste toren is de Torre Grossa, die ook wel de Torre del Podestà wordt genoemd. Deze torre steekt maar liefst 54 meter de lucht in. Als je geen hoogtevrees hebt, kun je de Torre Grossa beklimmen om de meest fantastische foto’s te maken.
Torre Campatelli
Sinds kort kun je ook een toren van binnen bekijken. De familie Campatelli, die nog altijd een huis met woontoren bezit, heeft dit voorjaar de deuren van haar huis geopend. Duizend jaar familiegeschiedenis komt hiermee tot leven.
Wie Casa Campatelli betreedt, maakt een bijzondere reis terug in de tijd. Je tijdreis start met een diashow, die je meeneemt naar het einde van de tiende eeuw. Het jaar 1000 komt eraan en veel mensen denken dat het einde van de wereld nabij is. Op een Toscaanse heuveltop ontstaat echter iets nieuws: het begin van het stadje dat we nu kennen als San Gimignano.
Een paar jaar later begint men met de bouw van een stadsmuur en verrijzen er steeds meer huizen en kerken. Om hun rijkdom tentoon te spreiden, kunnen de welgestelde families geen grote huizen plaatsen op de kleine oppervlakte die de muren omsluiten. Daarom bouwen ze hoge torens – als een symbool van macht en rijkdom dat tot in de verre omtrek te zien is.
San Gimignano wordt steeds rijker, met name vanwege de voortreffelijke witte wijn die er wordt gemaakt en vanwege de kostbare saffraan die rondom het stadje groeit. Het aantal torens groeit, waarmee helaas ook de onderlinge strijd tussen families toeneemt.
Langzaam zet het verval in, dat wordt versneld door de komst van de pest. Zes op de tien personen overleven de vreselijke pestepidemie niet. De strijd om het luchtruim wordt gestaakt; het is niet zo belangrijk meer wie de hoogste toren heeft laten bouwen.
Het stadje wordt ingelijfd door de Florentijnse heersers en verliest meer en meer zijn positie als handelsstad. De meeste mensen werken op het omliggende land, een mozaïek van weilanden, velden, boerderijen en – later, in de negentiende eeuw – de zo kenmerkende cipressen. De woontorens hebben geen aanzien meer en worden stuk voor stuk ontdaan van de hoogste delen of simpelweg te koop gezet.
Tussen 1805 en 1828 koopt Tommaso Campatelli, een ondernemer in albast, een huis met woontoren, dat hij inricht met prachtige meubels en schilderijen. De familie Campatelli heeft er sinds die tijd onafgebroken gewoond, waardoor het huis een prachtige verzamelplaats van persoonlijke herinneringen (boeken, brieven, foto’s), antieke meubels en schilderijen (met onder meer een collectie van de Florentijnse schilder Guido Peyron, een oom van de laatste Campatelli) is geworden.
Nog meer prachtige details:
Dwaal door de verschillende, rijk gedecoreerde kamers en waan je even lid van de familie. Wij waren niet weg te slaan uit de werkkamer; we zouden zó achter die oude typemachine willen kruipen…
De grote trots van de familie is de 28 meter hoge toren, die je helaas niet kunt beklimmen maar wel van binnen kunt bewonderen – als je je hoofd ver genoeg in je nek kunt leggen. Che grandezza!
Je vindt de Torre Campatelli aan de Via San Giovanni 15 in San Gimignano. De toren is van april tot en met oktober te bezoeken van dinsdag tot en met zondag tussen 10.00 en 19.00 uur. In maart kun je van woensdag tot en met zondag terecht, van 10.30 tot 17.30 uur. In de wintermaanden is de toren beperkter geopend, dan check je beter eerst de website.
Je kunt het museum niet op eigen gelegenheid bezoeken. Elke 45 minuten start een nieuwe rondleiding, met een audiotour in verschillende talen (waaronder Engels, Duits en Italiaans). Een kaartje kost € 5,- (kinderen van 4 tot 14 jaar betalen slechts € 2,-).