Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Italië in mijn broekzak – De laatste mosselmannen van Portonovo

Pascal: ‘Sinds ik in Italië woon, heb ik veel dingen leren eten die ik in Nederland nooit op mijn bord wilde zien. Olijven, spruitjes en diverse soorten vis zijn daar een voorbeeld van. Met vis blijft het echter een uitdaging. Ik heb er een haat-liefde verhouding mee. Gouden regel is in ieder geval dat ik de vis niet als zodanig wil herkennen wanneer hij wordt opgediend.

Mijn vriend, of marito, mag ik inmiddels zeggen, weet dat dondersgoed. Zijn standaard grap bij het bestellen van bijvoorbeeld een orata al forno is dan ook: ‘Ma è morto? E non gli debba guardare negli occhi!

Hij vraagt de ober steevast mij te verzekeren dat wat er op mijn bord komt, werkelijk dood is en mij niet in de ogen staart. Een stukje witvisfilet hap ik makkelijk weg, maar presenteer mij geen hele vis, met schubben en ogen, die mij vanuit de dood in de ogen kijkt.

Alles wat sterk naar zee ruikt, mag mijn bord voorbijgaan. Inktvis, garnalen of andere schaal- en schelpdieren als oesters en ricci staan dus niet op mijn menukaart.

Desalniettemin deel ik een mooi verhaal over mosselvissers in Le Marche. Een oud, eerlijk en milieuvriendelijk beroep dat dreigt uit te sterven door massaconsumptie en de daaraan voorafgaande massateelt.

’More is better’ – een slogan waarvan we inmiddels begrepen hebben dat het tegendeel waar is. La crescità groei, is omwille van een gezonde economie echter nog steeds het toverwoord. Groei betekent helaas ook vaak afbraak. Zo gaat de uitbreiding van de enorme, kunstmatige mosselteeltvelden op zee ten koste van een eeuwenoude traditie.

Op nog geen tien minuten van Ancona rijd ik het bordje Monte Conero voorbij. De heuvel die deze naam draagt, rust met zijn beroemde, witte krijtrotsen in de azuurblauwe Adriatische Zee. Door mijn ietwat vieze voorruit zie ik de berg majestueus voor me liggen.

In Nederland is de Monte Conero vooral bekend om de rode wijn, gemaakt van de Montepulciano-druif. De vruchtbare bodem en de zeewind hebben een bijzondere invloed op de smaak van de mooie donkerrode wijn. Gisteren dronk ik hem nog, in een restaurantje in Ancona waar een vriend me vertelde dat zijn stad ooit is gesticht door de Grieken. De naam Ancona zou zijn afgeleid van het Griekse ankon, dat elleboog betekent. Met die elleboog verwezen de Grieken naar de kromming van de baai aan de voet van de Monte Conero.

Op de bijna duizend kilometer lange kuststrook tussen Trieste en Puglia, is de Monte Conero de enige heuvel die direct aan zee ligt. Een niet te missen plek dus.

Even ten noorden en zuiden van de elleboog, liggen Italiës grootste, door de mens uitgezette mosselkwekerijen. Deze behoren, samen met die in Venetië, tot de grootste ter wereld. Daar ben ik echter niet naar op weg.

Wel ga ik naar een baaitje dat daar precies tussen ligt, dat als het ware wordt omarmd door de Monte Conero. In Portonovo worstelen de laatste traditionele mosselvissers dagelijks om hun hoofd boven water te houden. Het zijn er nog maar tien, die – verdeeld over vijf oude, houten vissersbootjes – de strijd met de kweekreuzen om hen heen aangaan.

Ik heb een afspraak met Sandro Rocchetti. Op de piepkleine visafslag naast het strandje van Portonovo herkent hij mij direct. Ik ben dan ook duidelijk een vreemde eend in de bijt; hier kent iedereen elkaar.

Het is juni en al prachtig warm weer. De baai doet werkelijk paradijselijk aan, de kleur van het water doet niet onder voor die van de Caraïbische zee. Rond de vissersbootjes die op het droge liggen, is het strandje bezaaid met families die verkoeling zoeken aan en in het heldere water.

Sandro is een stoere visser met klauwen van handen. Wanneer ik hem groet, verdrinkt mijn hand zowat in de zijne. We lopen langs een banco waar de verschillende schelpdieren gekoeld worden bewaard. Ik wijs ernaar. ‘Dat is jullie mosselvangst van vanochtend?’

‘Ja en nee,’ antwoordt Sandro, terwijl hij uitlegt dat het niet alleen mosselen betreft, maar ook andere kleine schelpdieren. ‘Met een verzamelnaam noemen wij ze hier moscioli. De moscioli groeien in de baai in het wild, op de rotsen onder water. Ze planten zich hier ook op compleet natuurlijk wijze voort. Wij zijn afhankelijk van dat wat de natuur ons schenkt.’

Deze moscioli hebben een beschermde oorsprongsbenaming, net zoals een goede wijn of olijfolie. Dat klinkt mooi, want zo’n keurmerk beschermt de authenticiteit van een product. Tegelijkertijd wordt overbevissing gemeden en is kwaliteit gegarandeerd. Daarentegen zijn de regels waar Sandro en zijn mannen zich aan moeten houden, buitengewoon streng. Zo streng dat zelfs ík daar de gevolgen van heb ondervonden.

Ik ben dit onderwerp aan het onderzoeken voor een televisieprogramma. De bedoeling is om over een paar maanden terug te komen met een cameraploeg. De vissers nemen ons dan graag mee op ‘sleeptouw’ maar de wetten die voor het keurmerk moeten worden nageleefd, verbieden dat wij plaats mogen nemen op dezelfde boot als de vissers.

Een moscioli-vissersboot mag maar twee opvarenden meenemen, de vissers zelf. Dat betekent dat ik als producer een tweede boot voor de presentator moet regelen en een derde, liefst snelle, boot voor de cameraman, zodat hij vanaf een afstandje beide andere boten mooi in beeld kan nemen… Nogal een impresa zoals ze in Italië zeggen, maar goed dat is voor latere zorg.

Terug naar een prachtige traditie die op het punt staat voorgoed te verdwijnen. ‘Hoe wordt er gevist?’ vraag ik Sandro, terwijl we op een afgebrokkeld stenen muurtje naast de afslag gaan zitten.

‘Met de hand,’ legt Sandro uit. ‘Iedere ochtend rond half zes, wanneer de zon langzaam opkomt, duwen mijn collega’s en ik, twee aan twee, de vijf boten het water in. Eenmaal in de baai trekt een van de twee een duikerspak aan, dat is meestal dezelfde visser als de dag ervoor, want die weet waar we de vorige dag zijn gebleven. In de vijf uren die volgen, blijft hij tussen de twee en tien meter diepte. Daar gaat hij op zoek naar de volwassen moscioli die hij met een speciaal voorwerp van de rotsen los steekt.’

Wanneer het net vol is, geeft de duiker een ruk aan het touw. Voor de visser aan boord het sein om het net binnen te halen. Eenmaal omgekieperd zakt het visnet weer het water in en begint aan boord de selectie van de juiste mosselen.

Om het voortbestaan van de soort te verzekeren, worden de mosselen gecontroleerd op grootte. Dat is secuur werk. Wanneer ze ook maar een millimeter te klein zijn, vallen ze door de gaten van een roestvrijstalen turbine aan boord en plonsen ze direct het ruime bad in om zich opnieuw te hechten aan de rotsen onder water.

Naast dit fysiek zware werk zijn er andere factoren die het voortbestaan van dit mooie beroep bedreigen. Eigenlijk gaat het dan weer over geld…

Begrijpelijkerwijs ligt de prijs van moscioli hoger dan die van gewone mosselen. Het werk is veel tijdrovender en aan strenge voorwaarden onderhevig. Daarbij heeft de moscioli-visser, in tegenstelling tot de massamosselteelt, niet de garantie dat hij iedere dag kan ‘oogsten’.

Bij golven hoger dan één meter bijvoorbeeld kan er in principe wel gevist worden, maar kunnen de delicate boten niet uitvaren, omdat het vertrekpunt, het strandje, door de golfslag te gevaarlijk is. Dat is een groot verschil met de concurrenten, de kweekreuzen. De werknemers van de grote mosselkwekerijen werken niet met de hand en daarbij kunnen zij met hun grote schepen uitvaren wanneer ze maar willen.

De smaak en kwaliteit van een mossel zijn afhankelijk van verschillende factoren. Zonlicht, watertemperatuur en het type algen waar de mossel zich mee voedt, zijn de belangrijkste.

De moscioli kiezen zelf de rots uit waar ze willen groeien. Diep, ondiep, in het zonlicht of in de schaduw. De kwaliteit van de moscioli is dus niet altijd hetzelfde. De grote kwekerijen zetten de groeinetten zelf uit op strategische posities, waardoor de smaak en kwaliteit bijna altijd gelijk is.

Wanneer de smaak van de moscioli niet optimaal is, leveren ze minder op. Dat is funest voor mijn tien vrienden die er zo hard voor werken. Overigens is negentig procent van de moscioli-vangst bestemd voor lokaal gebruik (restaurantjes op het strand en families in de omgeving). Slechts een heel klein deel gaat naar (sterren)restaurants in bijvoorbeeld Milaan of zelfs New York.

Een ander probleem is het steeds schaarser wordende aantal mosselen dat onder water aanwezig is. Door vervuiling en klimaatverandering wordt de mosselteelt aangetast, maar dat geldt uiteraard ook voor de megakwekerijen.

Als laatste staat het vak van moscioli-visser voor de jonge generatie, die gewend is aan ‘snel en veel’, niet boven aan de verlanglijst. Opvolgers staan dus niet in de rij en zijn schaars. Ze vinden het werk veel te intensief voor de relatief lage opbrengst.

Om zich van de ondergang te redden, hebben Sandro en zijn maten, in deze tijd van duurzaamheid en biologisch verantwoorde teelt, overwogen hun  product exclusiever te maken, maar dat durven ze niet… Het risico is te groot. De kleine groep klanten die ze hebben, zouden kunnen besluiten over te stappen naar de goedkopere kweekmossel.

De sterrenrestaurants zouden natuurlijk geen problemen hebben om iets meer te betalen voor de moscioli. Het gevaar loert dat er een jaar komt waarin de moscioli van mindere kwaliteit is en dan zijn de vissers binnen afzienbare tijd ook de restaurants kwijt als klanten.

Zo blijft alles dus bij het oude en wordt alles steeds een beetje minder. Geen groei en niet veel hoop voor de toekomst. Ik verwacht ook niet dat er binnen korte tijd een noemenswaardige ommekeer zal plaatsvinden, helaas.

O ja – en onze reportage vraag je je misschien af? Nou, die is nooit gemaakt! In overleg met Sandro heb ik twee weken voor de geplande opnames een productieschema gemaakt voorzien van plan A en plan B.

‘Het zal mij niet overkomen dat we met een televisieploeg om half zes ‘s ochtends op het strandje staan, maar niet kunnen uitvaren door te hoge golven,’ zei ik tegen Sandro aan de telefoon.

We hadden dus meteen een tweede datum geprikt, mocht men voor de eerst geplande dag geen mooi weer voorspellen. Wat was ik tevreden met mijn producer skills. Het kostte me behoorlijk wat tijd en energie, want het betekende uiteraard dat ik ook een ander onderwerp dubbel moest uitzetten. In het geval van uitval van de één draaide ik de ander en vice versa.

Toen Sandro mij de dag voor opnames belde om onze afspraak af te lassen in verband met slecht weer, zei ik: ‘Oké, dan zien we elkaar over drie dagen!’
‘Ik ben bang dat dat niet veel zin heeft, Pascal.’ Sandro klonk diep teleurgesteld. ‘Het is nog nooit voorgekomen dat we in de maand augustus een hele week niet kunnen uitvaren in verband met het weer, maar de voorspellingen geven weinig hoop.’

De televisieploeg keerde dus met één onderwerp te weinig terug naar Nederland, maar dat hebben we uiteindelijk in de montage opgelost. Sandro en zijn collega’s hebben daarentegen een week zonder inkomsten gezeten en dat in de maand waarin ze normaliter het meest verdienen… Hoeveel liefde moet je hebben voor je werk om ondanks dit soort tegenvallers trouw te blijven aan je vak?

De moscioli zul je nog altijd niet snel op mijn bord vinden, maar ik hoop spoedig een mooie televisiereportage over ze te mogen maken, voordat het te laat is…’

Ga vaker met Pascal mee op reis!
Pascal woont in Italië. Als televisieproducer werkt hij aan uiteenlopende programma’s waarvoor hij de mooiste locaties bezoekt en steeds weer bijzondere mensen ontmoet. Je kunt dagelijks op de hoogte blijven van zijn televisie-avonturen in Italië via Instagram, je volgt hem via Pascal_Horbach en/of Italieinmijnbroekzak. Al zijn verhalen voor Ciao tutti lees je via deze link, nog veel meer verhalen lees je op zijn eigen blog Italië in mijn broekzak.

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *