‘s Ochtend gaan de wandelschoenen weer aan, om weer een nieuwe etappe van Benedictus’ pelgrimsroute te verkennen.
Felice: ‘We stappen deze ochtend flink door. De tocht gaat langs beekjes en door begroeide bossen. Het voelt wat frisser aan dan afgelopen dagen, maar de tocht is prachtig. Zo moet Benedictus zich hebben gevoeld, slechts omgeven door geluiden van klaterend water, vogels en insecten.
Als we aankomen bij het Parco Naturale Regionale Monti Simbruini, staat alweer een burgemeester ons op te wachten. Zij vertelt ons dat dit gebied niet alleen door Benedictus als een heilige vallei werd beschouwd, maar ook voor de Italianen een belangrijk gebied is. Het is rijk aan historie en natuur, met als een van de belangrijkste elementen water, dat alles samenvoegt. De geschiedenis van het watergebruik in dit park gaat ver terug. Ongeveer dertig jaar geleden vonden archeologen hier bijvoorbeeld restanten van een aquaduct.
Dat de Romeinen hier veel sporen hebben achtergelaten, blijkt ook als we na een wandeling door het natuurpark naar Trevi gaan. Dit dorp wordt gekenmerkt door zijn indrukwekkend kasteel dat een 360 graden uitzicht over de bergen biedt.
Onze volgende pleisterplaats is Guarcino, dat bekend staat om zijn crypte, die is vernoemd naar Benedictus. Het is namelijk zeer waarschijnlijk dat de heilige het dorp bezocht om te bidden.
Wat me misschien nog wel het meest bijblijft van dit dorp, zijn de dorpsbewoners zelf. De goedlachse burgemeester straalt als hij zijn dorpelingen onderweg gedag zegt. En de dorpsbewoners zelf vinden onze groep buitenlanders maar wat interessant.
Een groep Italianen die gezamenlijk heeft geluncht en ons voorbij ziet komen, snelt naar buiten om hun likeur te laten proeven. We mogen niet weg zonder met z’n allen te proosten. Cin cin!
Verderop zit een van de oudste bewoners van het dorp op een bankje. Hij is meer dan honderd jaar oud en heeft nog praatjes voor tien. De burgemeester stelt hem trots aan ons voor, voordat we afscheid nemen met de lekkerste Amaretti di Guarcino, amandelkoekjes die hier in het dorp worden gemaakt en waar ze – terecht – trots op zijn.
Ook de volgende ochtend is onze groep weer vroeg uit de veren; er wachten weer heel wat kilometers. We wandelen van Collepardo naar Certosa di Trisulti, een afstand die ongeveer vijf kilometer beslaat. Onderweg zien we een gigantisch groot zinkgat. Het heeft een diameter van dertig meter en een diepte van zestig meter! Vroeger was het een grot, maar het dak viel naar beneden en nu krijgt een veelkleurige vegetatie langzamerhand de overhand.
Na enkele uren wandelen en flink veel hoogtemeters komen we aan bij het certosa, klooster, van Trisulti. Het klooster is vooral bekend vanwege zijn oude apotheek, waar we een mooie pelgrimsstempel ontvangen.
Het is een prachtig complex, met gangen vol schilderijen én een zwaaiende monnik die is vereeuwigd op de muur. Hij was een van de weinige monniken die hier lange tijd leefde, aangezien hij verantwoordelijk was voor de apotheek. Bij het voorbijgaan moet je hem gedag zeggen, zo wil het kloosterritueel.
Er leven tegenwoordig nog maar drie monniken in het klooster, waarvan er één in het ziekenhuis ligt. De tweede monnik mag met mensen praten, maar de derde mag geen contact hebben met de buitenwereld. Naar verwachting zullen zij de laatste monniken in het klooster zijn.
De apotheek ziet eruit als een filmset. Hij werd aangelegd in de achttiende eeuw en is prachtig beschilderd. In de kasten staan medicijnen van kruiden en planten, allemaal achter slot en grendel. De apotheek was tot 1943 in gebruik. Mensen kwamen uit de hele wereld om het perfecte medicijn te krijgen.
Struinend door de kloostergangen komen we een kast tegen met allerlei bordjes die naar buiten steken. Hierop konden de monniken precies zien wat er wanneer moest gebeuren. Zo is er een bordje voor het scheren, voor het veranderen van de tafelschikking, voor de communie en voor de dagelijkse wandeling. De monniken moesten zich strikt aan de activiteiten op deze bordjes houden.
Na het bezoek aan de twee monniken van Trisulti wacht de Benedictijner abdij Casamari in Veroli, waar nog vijftien monniken leven. Deze abdij werd in de elfde eeuw gesticht door aanhangers van Benedictus. Het ontwerp is vrij simpel, wat typerend is voor deze groep monniken. Volgens Benedictus waren er immers maar twee dingen belangrijk: ora et labora, bidden en werken.
In een van de zalen moesten de monniken elke dag een hoofdstuk uit het boek van Benedictus lezen. Ook waren ze elke dag in de gelegenheid om iets op te biechten.
Na dit bezoek gaat de zon langzaam onder. De wandelschoenen gaan snel uit; het is tijd om uit te rusten van alle mooie indrukken van vandaag en kracht op te doen voor onze laatste etappe. Op naar Rome!’