Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Kort verhaal: Amsterdam door Italiaanse ogen

Vandaag een kort verhaal, ter gelegenheid van het vorige week verschenen lentenummer van Kort Verhaal dat helemaal aan Italië is gewijd. Dit Italiaans getinte lentenummer bevat tien Italiaanse en tien Nederlandse verhalen, maar de Nederlandse afdeling wordt nog aangevuld en versterkt met zeer korte verhalen (zkv’s): twaalf van de meester in het genre, A.L. Snijders, en vijftien van ‘tovenaarsleerling’ Joubert Pignon.

Dat alles levert maar liefst 160 pagina’s Italiaans leesplezier op, met verhalen van onder anderen Andrea Bajani, Alberto Moravia, Sandro Veronesi en Dacia Maraini aan Italiaanse zijde en Thomas Verbogt, Philip Snijder, L. H. Wiener en A. H. J. Dautzenberg als Nederlandse stemmen.

De leukste bijdrage is wellicht die van Pier Vittorio Tondelli (vertaald door Jan van der Haar), die een geïdealiseerd en nauwelijks herkenbaar beeld schetst van Amsterdam in 1990. Een fragment:

‘De treinen die aankomen op het Centraal Station van Amsterdam, het grote schouwtoneel waaromheen als een amfitheater het centrum van de stad ligt met zijn vier voornaamste grachten – de Prinsengracht, de Keizersgracht, de Herengracht en het Singel – verbazen nog steeds vanwege hun knallende kleuren geel en blauw. Zo ook lijken de snelle en superstille trams die door de straten van het centrum glijden niet alleen in oranje en geel en felle kleuren geschilderd, maar regelrecht ontworpen met de lettering van de laatste tentoonstelling van het Stedelijk Museum (en als het gaat om Malevitsj zullen het cyrillische letters zijn) of bedrukt als plattegrond met straten, snelwegen, havens; of dan weer gedecoreerd als een heus kunstwerk, de lijnen en vierkanten van een Mondriaan, de bloemenweelde van een nette, allerminst woeste graffiteur.

De kleuren van de Amsterdamse treinen doen niet denken aan de treinstellen van de metro van Manhattan die door fanatieke anonieme kids uit de Bronx zijn versierd met spuitbussen, en nog minder aan de kleuren van de treinen en de bussen van onze steden, maar geven de pas gearriveerde bezoeker de aanblik van kleur en fleur – misschien niet van sierlijkheid,wel van moderniteit – van een stad die beroemd is om haar tolerantie en de beschaving van haar inwoners, de Europese hoofdstad van een jongerentoerisme dat hier decennialang naartoe kwam, de droom najagend van een aards paradijs waarin muziek, rock, softdrugs, seksuele contacten, woningen, werkloosheidsuitkeringen, sociale voorzieningen, voor iedereen voorhanden waren: een stad waar de kracht van fantasie en verbeelding werkelijkheid kon worden, de realiteit van alledag.

Net als Van Goghs vlammende kleuren,magisch aangebracht op de muren, de treinen, de bussen van een stad die zich opmaakt om de grote schilder te herdenken met een kolossale tentoonstelling, verdeeld over het gelijknamige, lichte museum en het Kröller-Müller in het groen van het park van Otterlo, zo’n honderd kilometer hiervandaan.

Wat onmiddellijk opvalt aan Amsterdam is dat het in de loop van de decennia bij voortduring de jongerenstad bij uitstek is gebleven. Beeldschone jongeren dragen je bagage, serveren je een biertje, thee of lunch, adviseren je bij het winkelen, om het even in het Engels, Duits of Frans. Beroepen die in elk ander land doorgaans worden uitgeoefend door rijpere, ervarener heren zijn hier helemaal het domein van de jongeren. Je vraagt je af waar in deze stad de vijftig- en zestigplussers zijn gebleven,misschien op het platteland om tulpen te kweken, te gaan vissen of te tuinieren, te reizen. Je gaat een café binnen en treft drie hartstikke aardige vrouwen in spijkerbroek en T-shirt, die je thee en macrobiotische lekkernijen aanbieden: een moeder, een dochter, een net puberende kleindochter. En het lijken drie zussen. Met lang blond haar, smalle heupen, dezelfde lach.

En als op een avond aan de uiteraard high tech-tafeltjes van een hip restaurant, de Theeboom, de wachttijden tussen de ene en de andere gang door op zijn minst traineren – en je haast terugverlangt naar die ouwe obers van de Toscaanse of Romeinse trattoria’s,met hun wervelende, bruuske bewegingen, met die slepende tred die duidt op een heel leven in de bediening – zie je toevallig een beeldschoon meisje, tenger en fel, binnenkomen, aan de bar gaan zitten, zoenen uitwisselen met de ober en hem vragen of hij meegaat naar een feest; je pikt het mee om de schoonheid van die jongeren te kunnen observeren, hun manier van doen, van elkaar begroeten, uiteengaan, hun ongedwongenheid; ze verdienen het dat de eendenborst beneden in de keuken afkoelt op het bord.

Als je ’s morgens vroeg op pad gaat en door een grote straat loopt achter de musea, dan bevind je je bijna ongemerkt in de stroom van het spitsuur: jongeren bereiken hun werkplek, kinderen worden naar school gebracht, studenten gaan naar de universiteit. De kleurige trams rijden voorbij vol mensen die uit het raampje zitten te kijken of de krant lezen. Spitsuur. En toch is alles stil, als weggeglipt. Want zowel de jongeren als de vrouwen of kinderen, allemaal fietsen ze snel voort op het zadel van hun rijwiel.

Een geordende stroom mensen die snel en geruisloos door de straten van de stad trekt, ongeacht de kou, de regen, de zon of de zomerhitte. De fietsen van Amsterdam. In alle soorten en maten, voorzien van mandjes, tassen, rugzakken. Licht en sierlijk voor de lange tochten naar Zuid. Stevig, paars, roze, lichtblauw, geel, oranje van kleur. Nooit klein. Ook de kinderen rijden op reusachtige exemplaren, niet zittend in het zadel,maar staande op de pedalen. Gewend als ik ben om in steden rond te reizen met mijn oren wijd open om het geluid van een auto of het knetteren van een knalpijp op te vangen, voel ik me helemaal op het verkeerde been gezet. En dit niet alleen vanwege de stilte rond de straten van het centrum, de fietspaden, de voetgangerszones, de stroken voor het openbaar vervoer – een stilte die je langzaam, dag na dag ervaart,waaraan je gewend raakt en die je mede het geestelijk klimaat van de stad meegeeft – dit omdat je, als je de straat oversteekt zonder om te kijken,want je weet toch wel dat je alleen bent, voortdurend het risico loopt om aangereden te worden door een fietser. De stilte van Amsterdam, zijn grachten, de straten met het glooiende perspectief, als een duin, vanwege de bruggen, is iets dat vertrouwen geeft en je langzaam het gevoel bezorgt steeds meer samen te vallen met de dingen en de mensen hier. Want ook de voorwerpen in zo’n omgeving hebben een speciale betekenis. Bijna symbolisch.’

Lees de rest van Tondelli’s verhaal en alle andere korte verhalen in

uit: Kort Verhaal – Italië – lentenummer 2012

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *