Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Italië, de bloeitijd – over de fascinerende periode van de Italiaanse renaissance

Na Italië, de donkere eeuwen (over de periode 400-1000) en Italië, de opkomst van de stadstaten (over de jaren 1000-1250) brengt Italië, de bloeitijd de fascinerende periode van de Italiaanse renaissance tot leven, via verhalen over de grote figuren van die tijd en de wederwaardigheden van de belangrijkste Italiaanse steden.

Het sluitstuk ligt rond 1500, als met de val van Constantinopel en de ontdekking van Amerika de focus van Europa verschuift naar het westen, met als gevolg een verschrompeling van de rol van Italië.

Italië in de periode van 1250 tot 1500

Terwijl landen als Frankrijk, Spanje en Engeland in de late middeleeuwen werken aan natievorming en de bouw van staatsinstituties, blijft Italië een intens verdeeld en verbrokkeld land, waar rivaliteit en vijandigheid de boventoon voeren.

Dit ook door toedoen van de kerk, die ‘verdeel en heers’ systematisch inzet als strategie om de seculiere wereld buiten de deur te houden en de eigen macht te conserveren. De gewoonte om vreemde troepen binnen te halen en wispelturige huurlegers in te zetten draagt nog verder bij aan de algehele verwarring.

Intussen weten Italiaanse steden en staatjes toch eenzame hoogten in Europa te bereiken, dankzij een florerende handel en een ongekende accumulatie van kapitaal.

Mede door de onderlinge competitie, maar zeker ook onder invloed van het mecenaat – voor de rijke middenklasse en de elite een manier om prestige te verwerven – ontwikkelt Italië zich tot een fabelachtige artistieke werkplaats. Kunst en wetenschap komen tot een uitbarsting in de gedaante van een herleving van de klassieke cultuur, maar brengen ook vernieuwing.

Lees een fragment uit Italië, de bloeitijd

‘Dat de Italiaanse steden voorop konden lopen, was ook te danken aan geografische omstandigheden. De Middellandse Zee was in die tijd de hoofdader voor alle vormen van handel, niet alleen commercieel, maar ook cultureel. Het was de ontmoetingsplaats van het Latijns-Germaanse westen, het Grieks-Byzantijnse oosten en de Arabische wereld.

Soms bestonden die ontmoetingen uit aanvaringen, maar vaker ging het om uitwisseling. Het Oosten lag destijds in alle opzichten voor op het Westen, zowel in materiële als in intellectuele voortbrenging. Er kwamen zijdestoffen en damasten vandaan, specerijen, formules voor het bewerken en kleuren van stoffen. Maar evengoed meetkunde, algebra en de aristotelische logica, allemaal zaken die uit Europa’s geheugen verdwenen waren en nu als vanzelf aanspoelden in de Italiaanse havens.

Dat alles bracht rijkdom. Voor beschaving en cultuur is rijkdom geen voldoende voorwaarde, maar wel een noodzakelijke. Tot dan toe was in Italië̈ de kerk de enige ‘industrie’ van betekenis geweest. Vanuit het hele christelijke westen rolden de Pieterspenningen de kant van Rome op, om vandaaruit weer uitgestrooid te worden over het hele land. In Italië̈ werd geld zeldzaam, maar anders dan in landen die alleen een agrarische economie kenden en ruilhandel praktiseerden, verdween het nooit helemaal.

Bij de grotere en kleinere geldstromen uit de handel kwamen nog andere bronnen. Om te beginnen de inkomsten uit transport via de scheepvaart. Genua en Venetië̈ hadden de mooiste vloten, de beste admiraals en de kundigste scheepslui. Zij moesten de gevaren van stormen en piraten trotseren, maar lieten zich daar goed voor betalen.

De grondstoffen en producten die op hun dromons en galeien meereisden, kwamen in Italië̈ terecht en stimuleerden daar industrie en handel. De renaissance zou niet denkbaar zijn geweest zonder deze accumulatie van kapitaal. Wat Giotto en Arnolfo di Cambio tot stand brachten, was alleen mogelijk door het geld van Florentijnse textielfabrikanten, kooplieden en bankiers.

Een andere stimulans lag in de maatschappelijke ambities van de stedelijke plutocratie die als gevolg van de toenemende economische bedrijvigheid ontstond. De wereld die voortgekomen was uit de voorbije eeuwen, bestond uit gesloten kasten en kende een piramidale structuur.

De adel, weliswaar economisch en politiek achteropgeraakt, vormde het topje van de erfelijke hiërarchie. Voor de nieuwe rijke was het mecenaat de enige manier om maatschappelijk hogerop te komen. Omdat hij geen kans had gekregen om een familiewapen op de kop te tikken door aan een kruistocht deel te nemen, maakte hij zich verdienstelijk door de bouw of de verfraaiing van een kerk te financieren.

De renaissance heeft veel te danken aan het snobisme van de burgerklasse. Ook het feit dat de nieuwe cultuur een seculier karakter kreeg, was aan die burgerklasse te danken. Kunst was tot dan toe uitsluitend sacrale kunst geweest, omdat alleen de kerk de middelen had om kunstenaars te betalen.

Nu de opdrachten uit de kringen van de bourgeoisie kwamen, konden architecten, schilders en beeldhouwers schoonheidsidealen nastreven die niet langer enkel ingegeven waren door religieuze motieven en niet gefrustreerd konden worden door censuur van de kant van geestelijken.

Dat de renaissance een uitgesproken Italiaans fenomeen werd, had ook nog te maken met een ander belangrijk gegeven: ze kon zo snel tot rijping komen omdat ze gelegenheid had zich te ontwikkelen in kleine gesloten systemen. In de dertiende eeuw was het niet Italië̈ dat voorop lag, maar Frankrijk.

Dat gold voor de taal, die al veel meer geperfectioneerd was dan het Italiaanse volgare. Dat gold voor de dichtkunst, die beheerst werd door de regels en de modellen van de Franse troubadours. Dat gold voor de architectuur, die met de gotiek al een grote hoogte bereikt had. Dat gold voor de filosofie, die dankzij Abélard toegang had gekregen tot het averroïsme, tot het aristotelisch rationalisme zoals dat doorgesijpeld was via de Arabieren in Cordoba en Saragossa.

Frankrijk kon zijn voorsprong echter niet behouden, omdat het al gauw alle energie nodig had voor een andere opgave, namelijk het tot stand brengen van nationale eenheid en het vormen van een staat. Een opgave die zeker in die tijd immens was en tot ver in de zestiende eeuw alle kracht van het land vergde en alle aandacht van de koningen opeiste. De Fransen investeerden in deze periode in leger, bureaucratie en diplomatie, niet in letteren, kunst en wetenschap.

Een dergelijk einddoel, de nationale eenheidsstaat, kwam in Italië̈ niet eens in de gedachten op, en dat had vooral te maken met de Kerk, die het land liever verdeeld zag, zodat zij zelf de dienst kon uitmaken.

Italië̈ was tevreden met haar steden en daarna met haar principati, vorstendommen. Binnen die kleinschalige organismen konden de Italiaanse elites, zonder zich te hoeven bekommeren om andere zaken, snel (of in ieder geval sneller dan elders) gedijen en opbloeien.

Florence, Venetië̈ en Milaan traden in het spoor van Athene. Ze bereikten in twee eeuwen tijd vanuit een toestand van halve barbarij het hoogste beschavingsniveau dat in Europa te vinden was, omdat ze hun gang konden gaan binnen de omtrek van de stadsmuren.

Terwijl Frankrijk, Spanje en Engeland militairen en ambtenaren voortbrachten, produceerde Italië̈ kunstenaars en exporteerde die ook naar de rest van Europa.’

Lees verder in

Italië, de bloeitijd 1250-1500 | Indro Montanelli & Roberto Gervaso | vertaald door Alfons Caris | ISBN 9789464871203 | € 29,95 | uitgeverij Aspekt | bestel Italië, de bloeitijd 1250-1500 via deze link bij vertaler Alfons Caris, bij je lokale boekhandel of via deze link bij bol.com

Camera dei Giganti op de cover

Leuk om te weten: op de cover prijkt een fresco uit de Camera dei Giganti, de zaal der giganten, het spectaculairste vertrek van Palazzo Te in Mantova.

Deze ruimte werd vooral gebruikt voor diners en concerten. De akoestiek is dan ook bijzonder, met dank aan de vier rondgestuukte hoeken van het plafond. Dat heeft niet alleen een bijzonder effect voor het gehoor maar ook voor het oog. Omdat de zaal van plafond tot plint beschilderd is, krijgt het een soort IMAX 3D-effect.

De afbeeldingen vertellen het verhaal van de aanval van de Giganten op de berg Olympus. Op het plafond gooit oppergod Jupiter, omringd door de goden van de Olympus, bliksemschichten naar de belagers. Op de wanden zie je hoe de giganten bedolven worden door een instortende tempel en het onderspit delven.

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Een reactie

  1. C´è ancora domani is nu al in Vlaanderen te zien, het is echt de moeite waard om te gaan kijken. Uitverkochte zaal in Cinemazed te Leuven.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *