Naar hoofdinhoud Naar navigatie
20 december 2025

De vliegende taart – een smakelijk Romeins sprookje van Gianni Rodari

‘Ik droom van een taart in de lucht, om jou ook een stukje te geven. Er is genoeg voor iedereen – als we niet langer bommen, maar taarten zullen maken,’ zo schreef Gianni Rodari, een van de bekendste Italiaanse kinderboekenschrijvers, die in 1970 de Hans Christiaan Andersenprijs in ontvangst mocht nemen.

Zijn moderne sprookje over een vliegende taart is vandaag de dag wellicht actueler dan ooit. Gianni Rodari schreef het verhaal al in 1964, samen met juffrouw Maria Luisa Bigiaretti en haar leerlingen van de hoogste klas van de Carlo Collodi-school, in de wijk Trullo in Rome.

Het werd als feuilleton gepubliceerd in de Corriere dei Piccoli, een Italiaans weekblad voor kinderen, maar is er nu ook in het Nederlands, dankzij de vertaling van Inge Piryns (die eerder ook Rodari’s De muis die katten at vertaalde).

Het verhaal van de vliegende taart is gebundeld met andere verhalen van Rodari, over onder meer Daedalus en Diomedes, de mysterieuze meneer Gepetto, professor Zeta en de mooiste fout ter wereld.

Lees alvast een fragment uit De vliegende taart

‘Op een ochtend in april, het was rond zessen, stond in de Trullo, een buitenwijk van Rome, een groepje mensen te wachten op de eerste bus naar het stadscentrum. Toen ze omhoogkeken om het weer te bestuderen, zagen ze dat de hemel boven hun buurt bijna volledig was ingenomen door een gigantisch cirkelvormig voorwerp met een donkere kleur.

Het had de wolken verdreven en hing op zo’n duizend meter boven de daken. Er klonken enkele ‘Oh’s’ en enkele ‘Ah’s’ toen opeens iemand uitriep: ‘Daar zijn de marsmannetjes!’

Het was als een signaal en een alarmkreet ineen. De mensen begonnen te gillen en renden alle kanten uit. Of ze gooiden de ramen open en leunden nieuwsgierig naar buiten, omdat ze dachten dat er alweer een auto-ongeluk was gebeurd, tot ze naar boven keken…

Er volgde een enorm gegil, blinden klapten dicht, rolluiken kletterden neer, voeten holden over trappen en binnenplaatsen.

‘Help! Marsmannetjes!’
‘Een vliegende schotel!’
‘Kletskoek, het is gewoon een zonsverduistering.’

Het ding leek inderdaad op een groot zwart gat aan de hemel en eromheen liep een heldere, azuurblauwe rand. ‘Welke zonsverduistering? De wereld vergaat!’
‘Overdrijf toch niet zo. Denk je echt dat het einde van de wereld zomaar ineens aanbreekt, van de ene dag op de andere?’
‘Tja, jij denkt blijkbaar dat ze je vooraf een aangetekende brief zullen sturen: Hierbij delen we u mee dat de wereld op die dag, op dat tijdstip, met man en muis zal vergaan.’

Uit Bar Italia kwam een ober naar buiten, die zijn handen afveegde aan zijn vuile schort. Hij keek even omhoog en dook meteen weer ineen, alsof iemand hem een klap op het hoofd had gegeven.

Een vrouw in nachthemd riep hem toe vanaf haar balkon: ‘Bel meteen de brandweer, Augusto!’
‘Om wat precies te zeggen?’
‘Zeg dat de marsmannetjes zijn aangekomen, zeg het dan, sufkop! Zie je hen dan niet?’
‘Wat heeft de brandweer daar nou mee te maken? Alsof ze zich zomaar laten verjagen.’
‘Bel dan toch, bel nu meteen! Zij weten vast wat ze moeten doen.’

Augusto ging de bar weer binnen, stak een muntstuk in het telefoontoestel en toetste het noodnummer van de brandweer in.
‘Hall, kom snel naar de Trullo, de marsmannetjes zijn aangekomen!’
‘Met wie spreek ik, als ik vragen mag?’
‘Met Augusto.’
‘Gefeliciteerd, en ik ben Julius Caesar. Schaam je je niet, zo vroeg in de ochtend en nu al dronken!’

De telefonist bij de brandweer verbrak meteen de verbinding. Maar de volgende minuten moest hij wel twintig van zulke oproepen uit de Trullo-wijk beantwoorden. Hij besloot dan toch alarm te slaan en zei tegen de officier van dienst: ‘Het moet een geval van collectieve waanzin zijn. Volgens mij kunnen we maar beter het gekkenhuis waarschuwen.’

In de Trullo-wijk stonden de mensen of buiten met hun neus in de lucht óf met hun oor aan de telefoon gekluisterd. De een belde de recherche, de ander de verkeerspolitie en een derde de rijkswacht.

Intussen kwam de bakkersjongen uit de bakkerij. Voorzien van een lading roomsoezen en croissants begon hij elke ochtend op hetzelfde tijdstip aan zijn ronde langs de koffiebars. Hij hing de overvolle, zoetgeurende mand aan zijn fietsstuur, zwaaide zijn rechterbeen over het zadel en klets, boem!

Daar ging hij tegen de vlakte, met fiets en mand en al. De roomsoezen en croissants beten in gespreide slagorde in het zand.

In Rome staan fietskoeriers erom bekend dat ze nooit vallen, maar hier gebeurde in een oogwenk wat in geen duizend jaar was gebeurd. De koerier krabbelde overeind en zocht luidkeels schreeuwend zijn toevlucht tot de bakkerij.

‘Help! De maan is gevallen!’ Om zijn valpartij te rechtvaardigen, had hij op zijn minst een kosmische catastrofe nodig.’

Lees verder in

De vliegende taart | Gianni Rodari (vertaald door Inge Piryns, oorspronkelijke titel: La torta in cielo) | met illustraties van Gerda Dendooven | ISBN 9789493428836 | € 24,99 | uitgeverij Borgerhoff-& Lamberigts | bestel De vliegende taart bij je lokale boekhandel of via deze link bij bol.com

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Ciao tutti is hét startpunt voor je vakantie naar Italië, bomvol persoonlijke tips. Buon viaggio!