Tijdens het schrijven van Mijn Puglia, Saskia’s nieuwe boek, is er gelukkig af en toe ook tijd voor een dagje ontspanning. Al gaan zelfs tijdens een dagje ‘rust’ camera en notitieboekje mee. Elk hoekje van deze heerlijke regio zorgt nu eenmaal voor een fijne dosis inspiratie. Zeker dit keer, want Joëlle neemt Saskia en Carola een dagje mee op pad.
Joëlle woont en werkt in Lecce. Ze kent Puglia op haar duimpje en laat Saskia en Carola graag meegenieten van een dagje natuurschoon.
Saskia: ‘Na een cappuccino en pasticciotto in de zon op het terras van Caffè Cittadino in hartje Lecce (zelfs in de winter kun je hier met een beetje geluk nog buiten ontbijten) stappen we in Joëlles witte Fiat500. De perfecte auto om door de smalle straatjes van Lecce te rijden, maar ik ben blij dat ik niet achter het stuur zit.
Vandaag geef ik me namelijk helemaal over aan Joëlle. Op haar advies rijden we naar de westkust van Puglia, aan de Golf van Gallipoli. Ik leun lekker achterover en laat het Pugliese platteland aan me voorbijtrekken. Tot we langs de kustweg rijden, tussen Santa Maria al Bagno en Santa Caterina.
Mijn oog valt op een eenzame visser bij Punta dell’Aspide, naast een oude, bijna boeivormige bunker. Een te mooi plaatje om niet te schieten. Ik vraag Joëlle de auto te parkeren, zodat we even naar zee kunnen wandelen voor een paar foto’s.
Vicky, Joëlles trouwe viervoeter, is ook blij met de stop. Helemaal happy verkent ze de landtong, terwijl Carola en ik foto’s maken van de visser, de bunker, de zee en het aan de horizon opdoemende oude centrum van Gallipoli.
Als Vicky er genoeg van heeft, stappen we weer in voor een kort ritje naar il porticciolo, het haventje, van Santa Caterina. Bij Bar Il Porticciolo aan Piazza Santa Caterina drinken we een espresso en nemen we nog een extra pasticciotto, omdat ze er zo lekker uitzien.
In het zonnetje genieten we van het gekeuvel van de locals om ons heen. Drie niet-Italiaanse dames en een kwieke teckel trekken buiten het seizoen makkelijk de aandacht, dus we beantwoorden alle nieuwsgierige vragen over waar we vandaan komen en wat we hier komen doen.
Ondanks het feit dat het al bijna winter is, wordt er nog gezwommen. Een dapper trio dobbert rustig in de beschutte baai, waar het ’s zomers met dank aan het kleine strandje heel wat drukker zal zijn.
Even verderop repareren de vissers hun netten. De laatste vissersbootjes keren terug naar de haven, met verse vis aan boord, die bij de lunch op hun bord zal liggen.
Na een praatje en een reeks foto’s rijden we weer een stukje noordwaarts, naar het Parco di Ponte Selvaggio. Dit is een van de grootste groene gebieden van de Salento, met onder meer de Pineta di Santa Caterina, een pijnbomenbos van 300 hectare.
Na een korte klim door dit heerlijk geurende bos, met Vicky als enthousiaste gids, staan we aan de voet van de Torre dell’Alto. Op de plek waar nu deze stoere verdedigingstoren staat, zouden vroeger de ter dood veroordeelden in zee zijn gegooid. De klif heet dan ook de Dirupo della Dannata, de ‘Klif van de Verdoemden’.
Gelukkig is er niets meer dat aan deze barbaarse praktijken herinnert. Je hoort hier alleen het ruisen van de golven en de wind en luid kwetterende vogels.
Vanaf een hoogte van veertien meter – echt alto, hoog, dus – waakt de Torre dell’Alto over de azuurblauwe zee, over de Golf van Gallipoli. De zestiende-eeuwse toren maakte ooit deel uit van een omvangrijker verdedigingssysteem langs dit deel van de kust van de Salento, om het zuiden van Puglia te kunnen beschermen tegen invallen van de Turken.
Er is nog een groot aantal torens over. Je ziet ze op verschillende plekken langs de kustlijn van Puglia opduiken, maar weinige zijn zo fotogeniek als deze. Dat komt deels door de mooie hoge ligging, maar ook door het gebied eromheen.
Je kunt er heerlijk wandelen, ook in de zomer. Dankzij de vele pijnbomen is het heerlijk schaduwrijk en dus koel. Joëlle weet een mooie baai waar je naartoe kunt lopen, om te genieten van een frisse duik, maar daarvoor is het toch net wat fris. Daarvoor komen we in de zomer graag terug.
Het is wel warm genoeg voor een lunch aan zee. Joëlle weet een fijne plek een dorpje verderop en dus rijden we langs de kust nog wat verder noordwaarts. Onderweg weer genoeg moois om te zien, waaronder ook het kleurrijke Fico d’India. ’s Zomers is dit een bruisende bar, waar tot diep in de nacht wordt gedanst onder de sterrenhemel.
Nu staat de zon nog hoog aan de hemel. Het is druk bij Blu Mare in Sant’Isidoro (het hele jaar door dagelijks geopend, m.u.v. maandag). We zijn niet de enigen die op zo’n mooie dag willen profiteren van een lunch aan zee. Gelukkig zijn de eerste porties pasta’s met vongole al zo goed als verorberd, zodat we snel een plekje krijgen, tussen een stel dat zich tegoed doet aan een gigantische schaal verse zeevruchten en een dochter met haar oude vader, een gerimpeld oud mannetje, met een stokoude Nokia-telefoon waar hij op luid volume hele gesprekken in tettert.
Veel tanden heeft hij niet meer over, maar zijn kwieke ogen verklappen dat hem niets ontgaat. Hij knikt goedkeurend als we hebben besteld en onze tafel binnen korte tijd wordt vol gezet met de lekkerste antipasti, van gegratineerde mosselen en sardientjes tot gefrituurde visjes.
Ook wij ontkomen niet aan de spaghetti alle vongole, die zo lekker was dat we meteen onze borden vol schepten en geen foto meer hebben gemaakt. Van de espresso dan weer wel, met name vanwege de mooie spreuk op het kopje.
Een heerlijk einde van een dagje ‘niets doen’, dat nog mooier wordt als de zon langzaam in zee zakt. Puglia, quanto sei bella!’