Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

La prima cosa bella – zomerse film van Paolo Virzì

De beste remedie tegen het regenachtige weer in Nederland is de film La prima cosa bella. De perfecte manier om toch nog een zwoele zomeravond in de agenda te kunnen schrijven en het vakantiegevoel nog even vast te houden!

Zomer, 1971. Bruno en Valeria zijn getuigen van de lotgevallen van hun moeder, Anna, die door haar jaloerse echtgenoot op straat is gezet nadat ze was verkozen tot ‘mooiste mama van het strand’. Vanaf dat moment leidt Anna samen met haar kinderen een onzeker bestaan met talloze verhuizingen en verschillende minnaars.

2011. Het einde van het leven van de nog altijd strijdlustige en vrolijke Anna nadert. Valeria haalt Bruno over om terug te keren naar hun geboortestad Livorno en voor hun moeder te zorgen. Deze hereniging haalt een hoop emoties naar boven en zorgt voor onverwachte gebeurtenissen: een huwelijk, een verloren zoon, een scheiding en een verzoening. Een voorproefje in beeld:

Paolo Virzi is geboren op 4 maart 1964 in Livorno, de stad waar La prima cosa bella zich afspeelt. Vijfentwintig jaar geleden vertrok hij er, maar echt weg is hij nooit geweest. De stad is voor hem nog steeds een plek die bruist van de buitengewone verhalen van heel gewone mensen. Filmen in zijn geboortestad bleek een bijzondere ervaring, die hem diep raakte.

La prima cosa bella heeft dan ook een heel andere toon dan zijn vorige film, Tutta la vita davanti. ‘Ditmaal wilde ik geen kritiek op de maatschappij leveren. Ik wilde schuilen in de warmte van het verhaal, me verliezen in de personages. Deze film heb ik met heel mijn hart gemaakt.’

Iedereen die La prima cosa bella ziet, kan niet anders dan zijn hart verliezen aan de personages die Virzi opvoert. Toch is ook Tutta la vita davanti een aanrader, niet in het minst omdat Willemijn daar een rol in speelt. Tijdens haar studie in Rome belandde ze zomaar ineens op het witte doek. Ze vertelt hoe de regisseur haar ‘ontdekte’:

‘Iedere dag steek ik iets voor elven de Viale delle Belle Arti over naar de indrukwekkende Galleria Nazionale d’Arte Moderna – een van de weinige musea voor moderne kunst in Rome. Niet om de prachtige collectie te bewonderen, maar om een cappuccino te drinken en van de ochtendzon te genieten aan de charmante (buiten)bar die bij het museum hoort. Soms alleen, soms met anderen. Vandaag zijn we met z’n vieren.

Het was verder geen Italiaan nog opgevallen, het groepje hoogblonde, net-wat-langere mensen dat bijna dagelijks het kleine stukje door het park van de Villa Borghese richting het museum bewandelt. Maar vandaag ontsnapte dat beeld niet aan het cinematografisch oog van Paolo Virzì, gevierd regisseur van onder andere Caterina va in città en Baci e abbracci. Hij is bezig een scène op te nemen voor zijn nieuwe film Tutta la vita davanti, precies op onze route naar de dagelijkse museumcappuccino. De scène? Hoofdrolspeelster Isabella Ragonese – Marta in de film – loopt al pratend met een vriendin een stuk van, zeg, honderd meter naar beneden. Is die scène niet compleet zoals het is? Nee, aldus meneer Virzì. Die blonde mensen die zojuist voorbij liepen, díe gaan de scène pas echt compleet maken.

Virzì stuurt de assistent-regisseur vanuit zijn Hollywoodklapstoel naar ons toe om te peilen of we hier zin in hebben. ‘Ragazzi, scusate…’ Of we door de scène wilden lopen, in de achtergrond. Of we dan wat Nederlands konden brabbelen (‘De film komt ook uit in Rotterdam, dat is léuk, dan horen de kijkers iets in hun eigen taal!’). Alsof het nodig is ons over te halen… Natuurlijk willen wij figureren in deze film! Je moet alles een keer geprobeerd hebben, toch?

Na de hand van de meester te hebben geschud kunnen we beginnen. De filmklapper klapt. We lopen in de schaduw van Isabella naar beneden, één keer, twee keer, drie keer… ‘Cut!’, horen we iedere keer na een seconde of 30, 40. Niet goed? Niet goed. Je moet het meneer Virzì nageven: hij houdt de scène tot in de puntjes in de hand. Het moet en zal perfect worden. Gelukkig ligt het steeds aan Isabella zelf, niet aan die onhandige blonde figuranten in de achtergrond.

Isabella is daar minder blij mee. Na de tiende keer beginnen we alle vier zwijgzaam lichte spijt te krijgen van ons enthousiasme van ruim een halfuur geleden. ‘Cut!’ Alweer? Ja, alweer. Of we kunnen doen alsof we ontzettend geanimeerd worden door de enige blonde man in ons gezelschap, alle drie de vrouwen. Ligt het toch aan ons. Nou, vooruit. En of we er misschien ook wat meer bij kunnen gebaren?

Pure bezigheidstherapie, bleek achteraf. Maar dat mocht de pret niet drukken: na dertien (!) takes zit, of eigenlijk staat, het erop. We bekijken de scène (van ongeveer een minuut) op een miniatuurscherm en ik bereken in mijn hoofd hoe lang het maken van deze film duurt als we the making of deze scène als gemiddelde nemen.

Isabella en Paolo gunnen ons geen blik meer waardig maar dat maakt ons weinig uit: we glunderen van de pret omdat we op deze vrijdagochtend zomaar ineens in een Italiaanse film zijn beland. We bespreken dat we ja, echt heel blij zijn dat we dit toch hebben gedaan en nee, echt niet van plan zijn het filmfestival in Rotterdam te missen en dat we natuurlijk alsnog die cappuccino gaan halen aan de overkant.

Om ons nogmaals te bedanken, en omdat Italianen nu eenmaal zijn zoals ze zijn, worden we meteen namens de gehele crew uitgenodigd voor een groot feest die avond. Het was de laatste opnamedag geweest van de film. Ik begrijp ineens waarom meneer Virzì zo streng was (de laatste opname!) en ik begrijp ook weer waarom ik zo houd van leven in Rome: op weg naar iets bijzonders kom je hier altijd weer iets bijzonders tegen.’

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *