Niet nu, niet hier is de ontroerende en poëtische autobiografische debuutnovelle van de Napolitaanse schrijver Erri de Luca.
Kijkend naar oude foto’s die zijn vader maakte voordat hij blind werd, herinnert Erri de Luca zich in Niet nu, niet hier zijn jeugd in het naoorlogse Napels in een lange brief aan zijn moeder.
Hij neemt ons mee in zijn bitterzoete herinneringen aan de donkere steeg waar hij zijn gelukkige kindertijd beleefde en aan het grote huis vol licht en kleur dat daarop volgde. De tijd werpt nieuw licht op de onbegrepen relatie tussen een moeder en haar stotterende zoon, de communicatie tussen ouders en kind en alles wat verzwegen wordt.
Deze debuutnovelle is een klein maar intens boek over wat je in het leven verliest en wat je daarvan bij je blijft dragen. Het is een ode aan De Luca’s stad Napels, aan zijn ouders, aan zijn jeugdvriend en aan de vrouw die hij verloor, geschreven in zijn kenmerkende poëtische stijl, waarbij De Luca met weinig woorden een heel universum weet op te roepen.
Lees alvast een fragment uit Niet nu, niet hier
‘Zolang er licht was in zijn ogen, maakte mijn vader foto’s. Er kwam een hele plank vol te staan met beelden van ons op zowel bijzondere als alledaagse momenten. Het verzamelen duurde tien jaar, niet langer: de eerste jaren van het goede leven en de jaren van achteruitgang van zijn zicht. Daardoor is slechts één levensfase tot in detail gedocumenteerd, misschien de enige die ik heb kunnen vergeten. Fotoalbums en archieven ondersteunen mijn herinneringen niet, ze vervangen ze.
Die tijd, tussen mijn negende en mijn negentiende, was een periode waarin ik vaak van mijn stuk raakte, we verhuisden naar een betere wijk en aan de armoede kwam abrupt en einde, net als aan mijn kindertijd. In ons nieuwe huis, het mooie huis, werd niet meer gerept over die andere omstandigheden: een straatje dat naar beneden liep, de regen in de keuken, het geschreeuw in de steeg.
Waar we eerst woonden? In een andere stad. Ook daar hoorde je mensen in dialect spreken, maar die stad was donker, bevond zich onder aan vervallen traptreden die een afgrond leken.
We spraken geen Napolitaans. Met het Italiaans beschermden mijn ouders zich tegen de armoede en dat milieu. Ze waren erg alleen en nodigden nooit vrienden uit, daar was in de piepkleine ruimte geen plek voor.
Door de oorlog waren hun bezittingen verwoest. Aan het einde van de oorlog was er niets meer over van de welstand waarin ze leefden. Toen ze trouwden, konden ze de gasten niet eens een drankje aanbieden. Over die kwelling, die symbool stond voor vele moeilijke jaren, heb ik hen nog vaak gehoord.
Later kwamen de begeerde veranderingen, die waarvoor ze hadden volgehouden.
Wij kinderen, op volgorde van verschijning eerst ik en daarna mijn zus, genoten een opvoeding die ik altijd vond passen bij de weinige middelen en ruimte die we hadden: we praatten zachtjes, aan tafel zaten we stil, we deden ons best niet te morsen op de paar goede kleren die we hadden.
We bewogen ons beheerst in de kleine woning. In het nieuwe huis was er minder aandacht voor deze gewoontes, maar ze zijn mij altijd bijgebleven als maatstaf voor mij en het kleine stukje wereld dat me was toebedeeld; zo ervoer ik dat toen en daarna nooit meer.
Ik had moeite met praten. Terwijl mijn hoofd opdracht gaf voor de eerste letter, probeerde mijn mond de laatste al uit te spreken. Ik stotterde omdat ik haast had om de zin af te maken. Ter compensatie wist ik waar het evenwichtspunt van voorwerpen zat. Ik gebruik de woorden ‘ter compensatie’ omdat ik denk dat iemands onhandigheid en iemands vaardigheden met elkaar in verband staan.
Ik kon dingen een paar tellen in balans houden: een vork bleef op de punten recht omhoog staan als een viervoetige danseres, een pen bleef overeind op het papier en tekende een punt. Maar hoe mijn vermogen het evenwichtspunt te vinden ervoor zorgde dat de woorden in mijn mond over elkaar heen tuimelden weet ik niet, al ben ik er nog steeds van overtuigd dat die twee eigenschappen elkaar in evenwicht hielden.
Een verhaal dat me al sinds mijn vroegste herinneringen niet meer loslaat, is er een over een engel die kinderen over hun mond strijkt wanneer ze geboren worden. Hij moest mij met meer kracht hebben aangeraakt, daarom stotterde ik: dat was de versie van de legende die ze mij vertelden.
Toen ik klein was, klopte er ’s nachts vaak een engel op mijn mond, maar ik kon hem niet opendoen om de engel welkom te heten. Na een tijdje ging hij weg en bleven zijn veren en mijn tranen in het donker achter.
Die dingen vertelde ik niet, ik dacht ze alleen, ik dacht dat volwassenen verhalen niet goed kenden, het mijne niet goed kenden. Ik was als kind eerder in gedachten verzonken dan stil.
Net als alle kinderen wilde ik een hond, wat onmogelijk was in de weinige ruimte die we hadden. Ik was verslingerd aan een gele bal met allerlei verschoten kleuren, ik hield van de rubbergeur. Wanneer ik alleen in mijn kamer was, sprong de bal van blijdschap tegen me op en speelde hij tikkertje met me.
Dan schreeuwde mijn moeder ineens dat ik ermee moest ophouden en rolde ik de bal onder mijn bed, omdat ik bang was. Haar stem reguleerde mijn adem, die stokte zodra ze haar stem ook maar een klein beetje verhief. Die stem was een groot onderdeel van mijn wereld.’
Lees verder in
Niet nu, niet hier | Erri de Luca | vertaald door Annemart Pilon (oorspronkelijke titel: Non ora, non qui) | ISBN 9789083206073 | € 22,50 | uitgeverij Het Moet | bestel Niet nu, niet hier bij je lokale boekhandel of via deze link bij bol.com (ook beschikbaar als e-book)
Nog meer moois van Erri de Luca
Annemart Pilon vertaalde eerder ook Erri de Luca’s roman De dag voordat het geluk kwam, net zo’n pareltje. Via deze link lees je een voorproefje uit dit boek.
We deelden eerder ook een fragment uit De Luca’s Spizzichi e bocconi, vol met culinaire verhalen. Dat vind je hier.