Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

De dag voordat het geluk kwam – Erri de Luca

Bijna vijftien jaar geleden volgde Saskia een taalcursus in Siena. Na een aantal enthousiaste gesprekken over de liefde voor mooie verhalen nam docente Sonia, die ’s ochtends voor de klas stond voor een flinke dosis grammatica, het boek Napòlide van Erri de Luca voor Saskia mee.

De Luca was een van Sonia’s favoriete schrijvers en al gauw wist de Napolitaanse auteur ook Saskia te betoveren, met zijn prachtige zinnen die samen onvergetelijke verhalen vormen.

Bij elk bezoek aan Siena verraste Sonia Saskia met een boek van De Luca, soms voorzien van eigen aantekeningen en onderstreepte zinnen of uitroeptekens in de kantlijn, als De Luca een poëtische zin had opgetekend die het onthouden meer dan waard was.

Gelukkig kun je nu ook – eindelijk! – van De Luca’s prachtige verhalen genieten als je geen Italiaans leest. Uitgeverij Het Moet brengt De dag voordat het geluk kwam uit, vertaald door Annemart Pilon en voorzien van een treffend voorwoord van Frank Keizer.

De dag voordat het geluk kwam

In deze zomerse Napolitaanse novelle volg je een weesjongen die opgroeit in het Napels van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Don Gaetano, de conciërge van het appartementencomplex waarin de jongen woont, raakt erg gehecht aan het weeskind.

Langzamerhand vormt Gaetano het bewustzijn van de jongen. Hij vertelt hem verhalen over de oorlog en de eigenhandige bevrijding van de stad, leert hem scopa (een kaartspel) en laat hem klussen klaren voor de eigenzinnige bewoners van het gebouw.

De wereld die Erri De Luca creëert in en rondom de verhalen bevindt zich ergens tussen sprookjes en de realiteit. Don Gaetano is niet zomaar een oude man. De weesjongen is niet zomaar een jochie.

Het lot heeft deze twee mensen bij elkaar gebracht, en het is slechts een kwestie van tijd voordat ze ook weer van elkaar gescheiden worden, want het lot heeft ook andere plannen.

Lees alvast een fragment

‘Ik ontdekte de schuilplaats doordat de voetbal er terecht was gekomen. Achter het beeld in de nis, op de binnenplaats van het gebouw, zat een luik dat was afgedekt met twee houten plankjes.

Ik merkte dat ze bewogen toen ik mijn voeten erop zette. Ik vond het eng, ik pakte de bal en glipte tussen de benen van het beeld door naar buiten.

Alleen een tenger en lenig kind als ik kon zijn hoofd en lichaam door de licht gespreide benen van de oorlogszuchtige koning duwen, als ik eerst de speer ontweek die precies voor zijn voeten stond geplant. De bal was daarachter gevallen, nadat hij via de speer tegen het been was gestuiterd.

Ik duwde de bal naar buiten en de anderen speelden weer verder, terwijl ik me in bochten wrong om eruit te klauteren. In een valstrik terechtkomen is niet moeilijk, maar om er weer uit te komen moet je je in het zweet werken.

Ik had ook een angstige haast. Ik nam mijn plek in het doel weer in. Ik mocht met de jongens meedoen omdat ik de bal altijd te pakken kreeg, waar hij ook terechtkwam. Een bekende bestemming was het balkon op de eerste verdieping, waar een verlaten huis was.

Er gingen geruchten dat er een geest woonde. De oude gebouwen hadden ingemetselde luiken, ze kenden geheime doorgangen, misdrijven en liefdes. De oude gebouwen waren schuilplaatsen van geesten.

De eerste keer dat ik het balkon opklom, ging zo. Vanachter het raampje op de begane grond van de binnenplaats waar ik woonde keek ik ’s middags naar de grote jongens die aan het voetballen waren. De bal werd verkeerd geraakt, schoot omhoog en kwam neer op het balkon van de eerste verdieping.

Ze waren hem kwijt, een oranje bal van vinyl, een beetje ingedeukt door het voetballen. Terwijl zij zaten te ruziën over de kwestie stak ik mijn hoofd uit het raam en vroeg of ik met ze mee mocht doen.

‘Ja, als je een nieuwe bal voor ons koopt.’ ‘Nee, met die,’ antwoordde ik. Nieuwsgierig gingen ze akkoord. Ik klom omhoog via een regenpijp die langs het balkon liep en daarna verder naar boven ging. Hij was smal en zat met verroeste klemmen aan de muur van de binnenplaats vast.

Ik begon te klimmen, de pijp zat onder het stof, ik had er minder grip op dan ik had gedacht. Maar nu was ik er al aan begonnen. Ik keek omhoog: achter het glas van een raam op de derde verdieping zat zij, het meisje waar ik stiekem naar probeerde te kijken.

Ze zat op haar vaste plek, haar hoofd steunend op haar handen. Normaal gesproken keek ze naar de hemel, maar op dat moment niet, ze keek omlaag. Ik moest verdergaan en ik ging verder. Voor een kind is vijf meter een afgrond. Ik beklom de regenpijp door mijn voeten op de klemmen te zetten tot ik bij het balkon was.

Onder mij was het commentaar verstomd. Ik strekte mijn hand uit naar de ijzeren balustrade, maar kwam net een handbreed tekort. Toen moest ik op mijn voeten vertrouwen en de arm waarmee ik de pijp vasthield uitstrekken. Ik besloot het met een snelle beweging te doen en greep de balustrade met mijn linkerhand. Nu moest ik de rechter er nog zien te krijgen.

Ik hield me stevig vast aan de balustrade en zwaaide mijn rechterhand erheen. Ik verloor het houvast onder mijn voeten: even hielden mijn handen mijn lichaam in de lucht, daarna meteen een knie, toen twee voeten en ik klom eroverheen. Hoe kan het dat ik niet bang was geweest?

Ik begreep dat mijn angst verlegen was, dat hij alleen moest zijn om naar buiten te komen. Maar hier waren de ogen van de jongens daarbeneden en die van haar daarboven. Mijn angst schaamde zich om naar buiten te komen. Later zou hij wraak nemen, ’s avonds in bed in het donker, met het geritsel van de geesten in de leegte.

Ik gooide de bal naar beneden, zij gingen weer verder met voetballen zonder op mij te letten. De afdaling was makkelijker, ik kon mijn hand naar de pijp uitstrekken en op twee goede steunpunten voor mijn voeten rekenen op de rand van het balkon.

Voordat ik me uitstrekte naar de pijp, keek ik vlug naar de derde verdieping. Ik had deze zware klus aangeboden omdat ik wilde dat zij zich bewust zou worden van mij, dat kleine bezempje van de binnenplaats. Daar zat ze, met grote ogen, voordat ik durfde te glimlachen was ze al verdwenen.

Wat stom om te kijken of zij wel keek. Je moest erin geloven zonder het te controleren, net als met beschermengelen. Ik werd boos op mezelf en roetsjte langs de regenpijp omlaag om weg te zijn van dat toneel. Beneden wachtte me de beloning, ik mocht meedoen. Ze zetten me in het doel en zo werd mijn rol beslist, ik werd keeper.’

Lees verder in

De dag voordat het geluk kwam | Erri de Luca | vertaald door Annemart Pilon (oorspronkelijke titel: Il giorno prima della felicità) | ISBN 9789083206028 | € 22,50 | bestel De dag voordat het geluk kwam bij je lokale boekhandel of via deze link bij bol.com (ook beschikbaar als e-book)

Lees meer van Erri de Luca

Benieuwd naar andere boeken van Erri de Luca? Via deze link lees je een door Annemart Pilon in het Nederlands vertaald fragment uit Napòlide, met hier een korte introductie op het boek.

Alle boeken van Erri de Luca vind je via deze link. Ze zijn allemaal prachtig, maar na Napòlide en Il giorno prima della felicità zijn vooral Montedidio en Non ora non qui Saskia’s favorieten.

Onlangs deelden we een fragment uit Spizzichi e bocconi, zijn nieuwste boek, met culinaire verhalen.

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *