De jonge, vrijgevochten Luciana, die als prostituee en als schildersmodel werkt, wordt door een van haar voornaamste klanten gevraagd om te poseren voor een bevriende schilder.
Deze schilder blijkt niemand minder te zijn dan Sandro Botticelli, die graag wil dat Luciana poseert als de centrale figuur Flora op zijn beroemde schilderij La Primavera.
Wanneer de kunstenaar haar echter wegstuurt zonder haar te betalen, steelt Luciana in haar woede een niet-afgemaakte miniatuur, cartone genaamd, van het schilderij. Hiermee zet ze een reeks van gebeurtenissen in gang en binnen een paar uur nadat Luciana de miniatuur heeft meegesmokkeld zijn er drie moorden gepleegd. Wat kan er zo bijzonder zijn aan dit schilderij? Welk geheim gaat er achter het doek schuil?
Luciana richt zich tot een monnik die in het klooster van Sante Croce verblijft, en samen ontvluchten ze Florence. Om het raadsel van Botticelli’s La Primavera te ontcijferen, doen ze negen verschillende Italiaanse steden aan, elk met een eigen geheim…
Een fragment uit Het raadsel van Botticelli
‘Toen we eindelijk door de poort Rome binnenreden, was ik stomverbaasd dat het zo massaal was. Kolossale vierkante gebouwen glansden als goud in de zon, groter dan ik ooit had gezien, niet in Florence en zelfs niet op het Veld der Wonderen in Pisa.
Het was in de hondsdagen, de Hondsster stond hoog naast de zon en de zon scheen lang en tot laat in de avond, maar zelfs zij moest ten slotte het veld ruimen. Goud werd zilver wanneer het licht boven Rome afnam en het langzaam donker werd. De paleizen, stadsgebouwen, kastelen en kerken veranderden langzaam zoals een opaal van kleur, alsof ze het decor vormden van een sprookje. Rome was een unieke stad, de verblijfplaats van prinsen.
Die indruk werd bevestigd toen we aankwamen bij Castel Sant’ Angelo – een enorme bruidstaart met kantelen van terracotta bakstenen, een rode pion in ons schaakspel. Op de oever van de traag stromende rivier leek het gebouw eerder op een vesting dan op een kasteel, maar onze kamers waren weelderig ingericht en we werden hartelijk ontvangen. Ons reisgezelschap kreeg de hele bovenste verdieping toegewezen, en in onze eigen eetzaal aten en dronken we in stijl. Na de maaltijd gingen broeder Guido en ik een eindje wandelen, allebei – zonder het uit te spreken – op zoek naar een plek om even alleen te zijn.
We hadden onderweg heel af en toe met elkaar kunnen praten, maar de vrouwen waren gescheiden van de mannen ondergebracht en broeder Guido en ik hadden alleen in het koninklijke rijtuig, in het bijzijn van de koning en de koningin, gelegenheid gehad om met elkaar te praten.
We hadden af en toe fluisterend een gesprekje gevoerd, maar het woord ‘primavera’ niet durven noemen. En de laatste paar dagen, toen we hadden gehoord dat de paus ons had uitgenodigd in zijn kasteel en ons een audiëntie had beloofd, had broeder Guido alleen nog maar opgewonden kunnen fluisteren over zijn komende ontmoeting met de kerkvader.
Hij bad zo veel dat ik bang was dat zijn tong uit zijn mond zou vallen, en hij knielde bij elke wegkapel tot ik dacht dat zijn knieën tot op het bot zouden slijten. Ook was ik bang geweest dat Don Ferrante argwaan zou krijgen, omdat ik niet dacht dat Niccolò della Torre bekend zou staan als een devote gelovige.
Elke keer als mijn vriend weer in het rijtuig was gestapt, had ik hem er met gebaren en een strenge blik aan herinnerd dat hij zijn rol moest spelen. Ik had onkuis tegen hem aan gehangen, mijn tieten in zijn gezicht gedrukt en vermaningen in zijn oor gefluisterd alsof het geen zure, maar zoete woordjes waren. (Ik moet bekennen dat ik wat dat betreft mijn gevoelens had laten spreken, voor zover dat mogelijk was.)
Ten slotte was hij zich weer iets beter gaan gedragen, maar ik had wel gemerkt dat hij, toen we dichter bij de stad kwamen, in alle staten van religieuze opwinding was. Ik was ook opgewonden, maar dat was omdat ik hoopte dat we eindelijk weer eens over het schilderij konden praten en ik zou horen waarom Rome ook een onderdeel van het raadsel was.
Tijdens onze passeggiata die avond vonden we een perfecte plek voor een gesprek: het hoogste kanteel, bemand door twee angstaanjagende, heen en weer lopende schildwachten. Ze stelden geen vragen en wilden niet weten wat we daar kwamen doen, en ik nam aan dat hun was verteld wie de gasten waren en dat ze eraan waren gewend dat die gasten ’s avonds naar buiten kwamen om het uitzicht te bewonderen. Ten slotte draaide ik het uitzicht mijn rug toe, zoals ik ook op de berg in Fiesole had gedaan, om eindelijk ter zake te komen.’
Of Luciana en Guido, de monnik, in Rome een stapje dichter bij de oplossing van het raadsel van Botticelli komen, lees je in
Het raadsel van Botticelli | Marina Fiorato | ISBN 9789047201892 | uitgeverij Artemis & co | bestel Het raadsel van Botticelli via deze link bij bol.com
Bekijk ook de booktrailer, die je als het ware meezuigt in het schilderij van Botticelli:
als liefhebber van het werk van boticelli, mag dit boek niet in mijn collectie ontbreken, ik weet nu al dat ik er van ga genieten!
met vriendelijke groet,
ans pastoor
Mille grazie Saskia!
Het raadsel van Botticelli vond ik nog prachtiger dan De madonna van Saronno.
Een waar boekenfeestje tijdens mijn vakantie in Italië!
Tanti saluti! Janneke