Na de prachtige roman Het wolvennestDeze link opent in een nieuw tabblad volg je in Het huis met de gouden deur het leven van Amara nadat ze ontsnapt is uit het beruchtste bordeel van PompeïDeze link opent in een nieuw tabblad.
Ze is nu echter afhankelijk van de genegenheid van haar beschermheer, een man die ze misschien niet zo goed kent als ze ooit dacht… Tegelijkertijd wordt ze achtervolgd door de man die haar ooit bezat. Om vrij te zijn, moet ze net zo meedogenloos zijn als hij.
Een voorproefje uit Het huis met de gouden deur
Geniet alvast van een fragment uit Het huis met de gouden deur: ‘De kunstschilder houdt zich op de houten steiger in evenwicht. Amara slaat hem gade. De verfstreken van zijn penseel, waarmee hij de godin tot leven brengt, kan ze niet zien.
De rest van het fresco, een jachttafereel in haar kleine tuin, is klaar, afgezien van het gezicht van Diana, dat is nog niet af. Ze snuift de intense, verrukkelijke geuren van de lente op. Narcissen groeien als witte sterren aan haar voeten en verspreiden een zoete geur.
‘Niemand kan haar schoonheid recht doen,’ merkt de schilder op. Hij doet een stapje naar achteren om zijn werk te overzien en neemt dan zijn penseel weer ter hand.
Amara weet dat hij niet de godin Diana bedoelt. Ze had iedereen in de arm kunnen nemen om een godheid te schilderen, maar ze heeft deze man gekozen, Priscus, omdat hij de gewezen minnaar is van haar vriendin Dido, en de enige kunstenaar die in staat is haar schoonheid te verbeelden.
‘Jij wel,’ zegt Amara tegen hem. Ze hoopt het in elk geval. De rest van het schilderij is tegen een goedkoper tarief afgehandeld door de ambachtslui in zijn atelier. Priscus, de meester, betaalde ze het tienvoudige om haar vriendin te vereeuwigen.
‘Ze was zo verfijnd,’ zegt Priscus. ‘Ze had een lichtheid die je bij niemand anders zag. En ik weet nog hoe mooi ze kon zingen.’
Dido is nog geen drie maanden dood. Amara voelt de tranen opkomen en ze knippert snel met haar ogen, want Priscus mag ze niet zien. Het is vreemd om hem over de vloer te hebben. De laatste keer dat ze hem zag, waren zij en Dido nog slaven.
Priscus was een vaste klant die hun pooier betaalde om de nacht met Dido door te brengen, terwijl zijn vriend Salvius geld had neergelegd om zich met Amara in de slaapkamer ernaast te vermaken. Nu is ze een vrije vrouw die hem voor zíjn diensten betaalt, en dat is een hele omslag. Ze vermoedt dat ze geen van beiden goed weten hoe ze nu met elkaar moeten omgaan.
Hij buigt zich naar achteren en overziet zijn werk. ‘Ik denk dat het klaar is.’
Amara doet een stapje naar voren. ‘Mag ik al kijken?’
‘Natuurlijk.’ Priscus klimt van de steiger, en eindelijk is het fresco volledig te zien.
Dido houdt haar ene hand op haar hart, de andere wijst naar de tuin. Amara staart naar haar overleden vriendin. Priscus heeft de volmaakte symmetrie van haar gezicht kunstig vervat, de zachtheid van haar lippen, en bovenal haar ogen, donker door een triestheid die ze nooit helemaal kon verbergen.
Amara wordt plotseling overmand door verdriet en wendt zich af. Priscus steekt zijn hand naar haar uit, maar hij bedenkt zich, bang dat hij haar misschien zal beledigen met zijn aanraking. Het duurt even voor ze haar stem terug heeft. ‘Ik zal je nooit genoeg kunnen bedanken.’
‘Het was een genoegen,’ zegt hij. ‘Het is ergens een troost dat haar schoonheid niet voor altijd verloren is gegaan.’ Priscus staat naast Amara, met voldoende ruimte tussen hen in om haar zijn respect te betonen. ‘Maar mag ik je iets vragen? Waarom heb je ervoor gekozen haar op deze manier te gedenken?’
Hij gebaart naar de hen omringende muren, en Amara kijkt naar de beelden die zo anders zijn dan de exquise schildering van de vrouw. Een reebok met een mensengezicht wordt verscheurd door honden, hun snuit is glibberig van het bloed, hun tanden blikkeren vlijmscherp in de wijd opengesperde bekken.
Witte ribben steken uit de opengereten flank van de reebok en het rode hart ligt bloot. Het is Acteon, die door Diana in een reebok is veranderd. De prijs die hij moest betalen omdat hij de godin naakt had gezien. Diana wijst naar hem terwijl hij sterft, wat Dido’s triestheid tot een soort wrede onverschilligheid maakt.
‘Haar hart was zuiver,’ antwoordt Amara. ‘Wie had Dido anders kunnen zijn dan een maagdelijke godin?’
Ze weten allebei dat ze de vraag ontwijkt. Priscus buigt gehoorzaam zijn hoofd, te beleefd om aan te dringen. ‘Vanzelfsprekend.’
Amara wacht tot hij zijn schilderspullen bij elkaar heeft gezocht en met zorg in een doos heeft verpakt. Een van zijn leerlingen breekt de steiger af om mee terug te nemen naar hun atelier.
Ze vergezelt hen door het atrium naar de deur. Ze hoeft hem niet nu te betalen. Rufus, haar beschermheer en minnaar, zal de rekening vereffenen wanneer hem dat goeddunkt. Bij de deur aarzelt Priscus even. ‘Ik hoop dat het je niet stoort dat…’
Zijn stem stokt, dan maakt hij zijn zin af. ‘Salvius vroeg of ik de beste wensen wilde overbrengen, dat je in goede gezondheid mag verkeren, en hij dankt de goden met heel zijn hart voor je geluk. Je staat bij hem in hoog aanzien.’
Amara’s gezicht verraadt niets van de inwendige storm die opsteekt nu ze aan haar vorige leven wordt herinnerd. Ze weet dat Juventus, de deurwachter, elk woord zal hebben gehoord, al staat hij stilzwijgend op zijn post. ‘Dat is vriendelijk van hem. Geef mijn vriend de hartelijke groeten, en moge hij ook in goede gezondheid verkeren.’
Ze knikt beleefd, maar gereserveerd, en loopt weg voor Priscus er nog meer aan kan toevoegen. Het noemen van Salvius’ naam brengt een stortvloed aan ongewenste herinneringen met zich mee.
Zijn handen op haar lichaam, zijn naaktheid, zijn gewicht boven op haar, en nog erger, niet Salvius, maar de angst en de duisternis van haar voormalige cel in het bordeel, het geweld en de ellende. Haar verleden is als de kolkende maalstroom Charybdis, die haar diep meetrekt onder water tot ze geen adem meer kan krijgen.
Ze probeert niet te rennen als ze haastig de trap neemt naar haar studeerkamer boven en de deur achter zich sluit. Haar benen trillen. Ze laat zich achter haar bureau op een stoel zakken en legt haar handen plat op het werkblad om een golf van paniek te onderdrukken.
Haar geest speelt haar opnieuw parten door haar het gevoel te geven dat ze niet echt op de plek is die haar ogen registreren, maar weer terug in het Wolvennest van Felix. Haar oren suizen als ze in haar la naar het kistje zoekt dat haar altijd tot bedaren brengt.
Sinds ze hier woont, bewaart ze daarin het geld dat ze heeft verdiend met een hele reeks leningen die ze heeft geïnd, en ook de genereuze toelage van Rufus. Ze laat de munten door haar vingers glijden, ze voelt het geruststellende gewicht op haar handpalm, ze hoort het gerinkel dat op milde regendruppels lijkt als ze weer in het kistje vallen.’
Lees verder in
Het huis met de gouden deur | Elodie Harper | vertaald door Anne Jongeling | The House of Books | vooralsnog alleen verkrijgbaar als e-bookDeze link opent in een nieuw tabblad