Vroegboekkorting bij hu openair villages & campings

De circusvrouw – reis mee naar het eiland Elba

De circusvrouw is een heerlijk boek voor de komende vakantie. Of je nu onderweg bent, op een terras zit, in je tuin of aan het strand, Jelmer Jepsen voert je mee naar Elba en vanaf dit eiland voor de Toscaanse kunst in een ongelooflijk mooi, humoristisch verhaal.

boek-strand-Italië

De eigenzinnige Margriet Alberda (36) heeft een ogenschijnlijk gelukkig leven op Elba. In een poging haar ellendige verleden in Nederland te laten rusten, vluchtte zij halsoverkop naar het zinderende Italiaanse eiland, ver van al haar zorgen. Maar is het mogelijk om je verleden te verloochenen en zowel je geheimen als je verdriet voorgoed te begraven? Of blijft je verleden je altijd achtervolgen?

De-circusvrouw-Jelmer-Jepsen

Een fragment:

‘Zoals iedere vrijdagochtend staat mijn zijspan stil aan het begin van de Via Rodolfo. Ik zet mijn helm af en tuur over de trillende autodaken naar het marktplein in de verte, waar ik eigenlijk twintig minuten geleden al achter mijn kraam had moeten staan.

‘Bella donna!’ klinkt het ineens hard naast me. ‘Vuoi guidarmi una volta?’
Geschrokken kijk ik opzij, en door de onbedoelde ruk die ik mijn stuur geef, glijdt de tas met cantuccini omlaag. Met een klap belandt hij op de grond. Tot ziens heerlijke stevige koekjes, hallo opstuivend zandgebak.

Op het zonovergoten terras naast me, een van de vele die er langs de drukke toegangsweg naar het centrum van Portoferraio te vinden zijn, zitten drie mannen, en ze kijken alle drie mijn kant op. Eentje heeft een groot litteken op zijn wang. De tweede aait een buldog. De derde wijst opgewonden naar de gesp van zijn riem. Op het midden van de tafel staan negen lege bierglazen.

Terwijl ik gebukt onder mijn stuur de tas met koekjes oppak, zie ik vanuit mijn ooghoek dat de man die net naar zijn riem wees opstaat.    Ik kom snel omhoog en kijk naar voren, naar de lange file, die nog geen meter opgeschoten is.

‘Una volta? Signorina? Per favore?’ Hij trekt het bosje paarse lavendel uit de vaas die tussen de bierglazen staat, veegt zijn haren uit zijn gezicht, en loopt dan mijn kant op.

Ik richt mijn blik weer op de auto voor me. Kom op. Rijden! Mijn handen omklemmen de handvatten van mijn stuur, met mijn pinken trommel ik op de remhendels.

Na mijn plotselinge vertrek uit Nederland, nu bijna drie maanden geleden, nam ik me voor dat ik me niet meer zomaar van alles zou laten zeggen, nooit meer, door niemand niet. ‘Incasseren, interpreteren, reageren’, dat zou mijn nieuwe motto worden, maar op het moment dat de lavendel voor mijn neus opduikt, besef ik opnieuw dat een gewoonte die ruim vijfendertig jaar oud is zich niet in een paar weken laat afleren. Nog te vaak loop ik meteen na het incasseergedeelte al vast. Mijn mond houden gaat prima, daarna beginnen de moeilijkheden.

Ik besluit op de gok dat ik de opmerking van de man van net – Lekker ding! Wil je ook eens op mij rijden? – niet al te zwaar moet opvatten. Met een korte hoofdknik neem ik de takjes van hem aan, maar dan ontstaat er beweging in het passagierskarretje naast me.

‘Mam?’ Van onder een badhanddoek verschijnt een duikbril. Iets hoger komt boven de stof een snorkel omhoog en iets lager tikt een houten ijslollystokje ongeduldig op de zijkant van mijn zadel. ‘Zijn we er nou al? Het duurt zo lang.’

De man, die aan de andere kant van mijn motor staat, leunt naar voren, ziet waar het geluid vandaan komt, en doet dan zichtbaar teleurgesteld een stap naar achteren.
Ook weer opgelost, denk ik, als het verkeer voor mij eindelijk op gang komt. Ik gooi de lavendel bij Pim in de bak, schuif mijn helm over mijn hoofd en geef gas.
‘Nog een paar minuten, lieverd,’ zeg ik als we wegrijden. ‘Nog een paar minuten, en dan mag je eruit. Doe je waterschoenen maar vast aan. We zijn er echt bijna!’

Nadat ik de zijspan geparkeerd heb, verdwijnt Pim samen met zijn vriendje Paolo en Paolo’s moeder in een van de nauwe zijstraten van het plein. Ik til mijn tassen uit de bak en loop naar mijn vaste plek onder de platanen.

Mijn kraam is de enige die onbemand is, en terwijl een niet-aflatende stroom marktbezoekers aan me voorbijtrekt, begin ik met het uitstallen van mijn koopwaar. Vooraan op de tafel zet ik de gemberkoeken, roombotercake en stroopwafels. De ruimte erachter is bestemd voor de ciabatta’s, en daarachter leg ik de broden. Zonnepit, spelt en waldkorn. Allemaal zelf gebakken, en allemaal naar eigen recept. De gebroken cantuccini leg ik als gratis samples op een dienblad naast mijn visitekaartjes.

‘Dat ziet er zoals altijd heerlijk uit, Margriet. Maar wat ben je laat!’ Carlijn komt aanlopen en geeft me drie kussen. ‘Feestje gehad?’

Ik veeg het zweet van mijn voorhoofd. ‘Een enorme verkeersopstopping. Het wordt met de week erger.’
‘Ga dan ook niet helemaal in de bergen wonen,’ zegt ze, waarna ze een druif in haar mond stopt. ‘Neem toch een appartement hier in het centrum. Hoe vaak moet ik je dat nog zeggen?’
‘Hou eens op. Ik moet er niet aan denken.’

‘Ik weet het. Je wilt niet het gevoel hebben opgesloten te zitten. Maar neem dan een huis bij de haven, met uitzicht over zee. Dan heb je iedere dag eindeloze lege vergezichten pal voor je neus, maar zit je toch op loopafstand van het centrum. In het gebouw van Aldo komt binnenkort een etage vrij, compleet met dakterras en jacuzzi. Dat kun je makkelijk betalen. Waarom doe je dat niet?’

Ik draai me om, knoop mijn schort vast en begin de prijskaartjes in de broden te steken. ‘Nee, echt Carlijn, ik zit goed waar ik nu woon. Ik moet voortaan gewoon wat vroeger vertrekken, dat is alles.’

Carlijn loopt terug naar haar eigen kraam, waarna ze het fruit dat daar uitgestald ligt met een plantenspuit nat begint te spuiten. Waarom de mensen op Elba denken dat ik barst van het geld is me nog steeds een raadsel. Mijn huis is inderdaad mooi en groot, en het ligt op een ruime kavel, compleet met olijfbomen en enkele bijgebouwen, maar de meeste mensen hier weten ook dat ik dat huis niet uit eigen zak betaald heb. En als ze even na zouden denken, zouden ze zelf ook tot de conclusie komen dat ik het niet heel breed heb. Iemand kan koken en bakken leuk vinden, maar dat betekent niet dat diegene dag in dag uit vrijwillig in de weer gaat met zware emmers deeg en snikhete houtovens, om maar te zwijgen over de financiële rompslomp die een eigen bakkerij met zich meebrengt.

‘Bruno was een welgesteld man,’ zegt Maria steeds.
‘Wat hij in Nederland in een week verdiende, verdien ik hier niet eens in een maand,’ rekent Stella me telkens voor. ‘Ergens op dat stuk grond moet een etui met gouden munten van zijn overgrootmoeder verstopt liggen,’ roept Carlijn dan weer.

Maar blijkbaar weet alleen ik dat ze er helemaal naast zitten. Bruno was een bluffer, een mooiprater, en zijn zogenaamde leven hier als welgestelde charlatan verschilde in werkelijkheid veel van het magere leven dat hij in Nederland als kermisartiest leidde, maar tot nu toe komen de verhalen die op het eiland de ronde doen over mijn vermeende weduwevermogen me goed uit.

Als mijn nieuwe eilandvriendinnen zouden weten hoe de vork écht in de steel steekt, is het waarschijnlijk snel afgelopen met de gezellige avonden rond de vuurkorf en onze onbezorgde strandzondagen waarop we ontspannen met elkaar kletsen over de beste zonnebrand of de snelste manier om een pan risotto helemaal gaar te koken.’

Lees verder in

De-circusvrouw-Jelmer-Jepsen

De circusvrouw | Jelmer Jepsen | ISBN 9789401603713 | € 17,95 | Xander Uitgevers | bestel De circusvrouw via deze link bij bol.com | ook verkrijgbaar als e-book

Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *