Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Gino Bartali – de leeuw van Toscane

Gisteren ging de Tour de France van start. Niets Italiaans aan, zo op het eerste gezicht, maar wel een mooie gelegenheid om drie dagen lang wielerverhalen met een Italiaans tintje uit te lichten. We beginnen met De leeuw van Toscane, het verzwegen verhaal van de wielrenner die de grootste comeback in de Tour de France-geschiedenis maakte en tussen zijn Tour-overwinningen door ook nog eens een geheime held was in het Italiaanse verzet.

Deze ‘leeuw van Toscane’, die eigenlijk Gino Bartali heette, won de tour in 1938, maar was door de Tweede Wereldoorlog niet in staat om zijn titel te verdedigen tot 1948. Inmiddels was hij 34 en niemand had gedacht dat hij opnieuw zou winnen. Hij werd de nationale held van Italië. Iemand waar ze hoop op konden vestigen na de rampzalige heerschappij van Mussolini. Meer dan een halve eeuw later is Bartali nog steeds de recordhouder van de langste tijd tussen de overwinningen: tien jaar.

Bartali’s levensverhaal kent nog een verhaallijn, die – anders dan bovenstaand succesverhaal – bijna nooit is verteld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette Bartali zich namelijk als fietser in voor de verzetsbeweging. In opdracht van de aartsbisschop van Florence fietste hij langs de Duitse troepen. Alles wat de Duitsers zagen was een ex-prof die nog wat voor zichzelf trainde. In werkelijkheid vervoerde hij valse persoonsbewijzen en documenten in het frame van zijn fiets waarmee meer dan achthonderd joden veilig uit Italië konden ontsnappen.

De leeuw van Toscane is een aangrijpend verhaal over winnen en verliezen, doorzettingsvermogen en moed; een boek dat alles in zich heeft om een wielerklassieker te worden. Om in wielertermen te blijven, kun je vandaag op Ciao tutti de proloog uit dit boek lezen:

‘Aan de steile voet van de Vars, op een winderige helling hoog in de Franse Alpen, verloor Gino Bartali zijn geduld. De twee wielrenners achter hem waren plakkers: ze zaten zo dicht op zijn wiel dat hij fungeerde als schild tegen de ijzige wind en voor hen het tempo maakte. Ze weigerden om zelf kopwerk te doen, en dat maakte hem ziedend. Voor het drietal uit fietste een steeds kleiner wordend silhouet eenzaam over de modderige weg, een klonterige streep die zigzaggend tegen de kale bergwand op ging, langs woeste pieken, dwergachtige sparren en hopen steengruis, tot hij zich verloor in de nevel. Gino moest nu in actie komen, als hij nog een kans wilde maken om de koploper die daar in de mist verdween in te halen.

Het was 15 juli 1948, de dag van L’Étape Reine, de koninginnenrit, de belangrijkste etappe van de Tour de France. Een ruwe veeg over zijn met modder bespikkelde fietsbril bood een ontnuchterende blik op de situatie, zelfs voor de man die tien jaar eerder op ditzelfde parcours de Tour had gewonnen. In 1938 was Gino de majestueuze, met sneeuw bekroonde Alpen over gevlogen naar de azuurblauwe lucht daarboven. Nu kon hij door de sombere wolken rondom amper zien waar de bergen de hemel raakten, terwijl de modder onder zijn wielen zo dik werd als lijm.

De grimmige omgeving was een echo van zijn lijf, dat het uit­schreeuwde van de pijn. Na meer dan 2700 kilometer te hebben gefietst door het meest uitdagende landschap dat het wielrennen te bieden had, stonden zijn keel en longen in brand en voelden zijn dijbenen zo zwaar als brons. Hij kon niet veel verder kijken dan zijn voorwiel en was afhankelijk van zijn andere zintuigen om de details aan te vullen. Gino voelde zijn wielen stuiteren over de weg; de helling werd steeds steiler. Hij proefde hoe de ijzige regen in scherpe sneeuwvlokken veranderde terwijl hij de ijler wordende berglucht naar binnen zoog. En het enige wat hij hoorde, buiten zijn zwoegende lichaam op de fiets, was een beangstigende, desolate stilte.

Gino bracht alle spier- en geestkracht die hij nog had in stelling om met de volgende klim zijn critici het zwijgen op te leggen. Il Vecchio noemden ze hem in de pers, ‘de Ouwe’, op zijn drieëndertigste! Hij was het zat om te worden weggezet als een beschamende has-been, en zat vol strijdlust, in weerwil van de vernederende achterstand van eenentwintig minuten op de koploper van de Tour. Hij had de Italiaanse journalisten zelfs uitgescholden omdat ze aan hem twijfelden. Dat maakte niks uit – de verslaggevers hadden hem toch al de bijnaam Ginettaccio gegeven, ‘Gino de Verschrikkelijke’, en het kwam in de kranten als een zoveelste woede-uitbarsting. Maar wat de pers niet wist, was dat Gino een geheim had. In hem borrelde veel meer dan alleen de woede dat hij zo ver achterlag, en hij had niet stilgezeten tijdens de oorlog. In tegenstelling tot sommige van zijn rivalen in de Tour de France had hij zijn zwaarste momenten niet doorstaan op de steilste hellingen in de wedstrijd, maar tijdens de bezetting van Italië door de Duitsers, een duister tijdperk waarin hij zijn leven had geris­keerd voor onbekenden.

De herinneringen aan die chaotische periode waren nog vers, en daardoor had het verrassende telefoontje de avond ervoor hem van zijn stuk gebracht. Zijn gedachten werden in beslag genomen door berichten over grootschalige protesten en vechtpartijen in de straten van zijn land, en zijn adem stokte wanneer hij dacht aan zijn vrouw en zoontjes. Hij had ontzet geluisterd terwijl de premier van Italië aan de andere kant van de lijn uitlegde hoe belangrijk een overwinning in de Tour voor Italië was.

Tijdens zijn klim richting Briançon, boven op de berg, keek Gino als vanzelf achterom. Hij zag dat zijn rivalen achter hem dreigden het te begeven: hun bleke gezichten verkrampten, hun lichamen, doornat van het zweet, zwalkten gevaarlijk boven de fiets. Hij had ze lang genoeg op sleeptouw genomen. Plotseling golfde er nieuwe kracht door zijn benen. Hij ging op de pedalen staan en schoot naar voren.
Algauw had hij de Franse koploper weer in het vizier.

Toen die zijn rivaal voelde naderen, wierp hij een ongeruste blik naar achteren. Zijn bezorgdheid was terecht: Gino bood een intimiderende aanblik. Met ogen die verscholen gingen achter zijn modderige bril, leek hij op een bijna bovennatuurlijke manier met zijn fiets te zijn vergroeid; zijn lenige sportlijf boog vol kracht naar voren, terwijl hij bocht na bocht de berg bedwong.

Gino had zijn tegenstander nu vrijwel te pakken. Even liet hij het tempo zakken, zodat de Fransman zijn voorsprong wat vergrootte en nieuwe hoop kreeg. Maar zodra hij zijn ritme had hervonden, ging Gino opnieuw in de aanval. Dit afmattende spel ging eindeloos door, de hele weg naar de top. Tegen de tijd dat de Franse renner bij de top van de pas was, was hij volledig uitgeput. Gino daarentegen trilde van opwinding toen hij de top naderde, met minder dan een minuut achterstand. Hij voelde zich nu één met de berg.

Toen Gino de top gepasseerd was en aan de duizelingwekkende afdaling begon, verscheen er een veelzeggende lach op zijn besmeurde gezicht. Het werd tijd dat de kat toesloeg en zijn muis pakte. Tijd om de wereld te laten zien dat de oorlog hem niet kapot had gemaakt. En zijn terugkeer in de Tour, realiseerde hij zich nu, betekende meer dan alleen een wielerwedstrijd in Frankrijk.

Het was de laatste etappe van een reis die voor deze man en zijn land twintig jaar eerder was begonnen op een stoffige achterafweg in Toscane.’

Lees de rest van Gino’s bijzondere verhaal in

De leeuw van Toscane | Aili & Andres McConnon | vertaald door Pon Ruiter, Jevgenia Lodewijks en Paul Heijman | ISBN 9789048813100 | uitgeverij Carrera

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Een reactie

  1. Bettina Grissen

    Dit lijkt me een prachtig boek, en ik ben niet eens geinteresseerd in wielrennen! Bedankt voor de tip, deze komt op mijn lijstje.

    groetjes, Bettina

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *