Met de heerlijke familiesaga Terra di Sicilia geniet je van Siciliaanse sferen. Mario Giordano tekende het verhaal van zijn familie heel beeldend op; je kunt de geur van de citrusvruchten bijna ruiken!
We delen een voorproefje van De terugkeer van de patriarch, het eerste deel van deze epische vertelling, die je meeneemt naar het Sicilië van eind negentiende eeuw. Barnaba Carbonaro groeit op in grote armoede. Op jonge leeftijd begint hij te werken in de productie van citrusvruchten.
Sicilië is een traditionele plek waar familie het hoogste aanzien heeft, maar tegelijkertijd begint de wereld door de industrialisatie drastisch te veranderen. Barnaba verlangt dan ook naar avontuur en handel.
Als Barnaba voor zaken in München is, ontdekt hij algauw dat de Duitsers hunkeren naar zuidvruchten en vitaminen. Door zijn humor en moed groeit Barnaba uit tot een gerespecteerd citrushandelaar, gedreven door een onverzadigbaar verlangen. Barnaba krijgt vierentwintig kinderen, verdient een fortuin en verliest alles.
Een voorproefje van Terra di Sicilia
Dit fragment voert je mee naar Taormina, in het jaar 1890:
‘Hoe heet je?’
‘Barnaba, meneer. Maar iedereen noemt me Nino. Ik ben ook een baron.’
‘Zo, zo. Heb je vandaag al iets gegeten, Barnaba?’
‘Nee, meneer.’
‘Hier, probeer maar eens, mijn kleine baron.’ De fotograaf overhandigt hem een met ricotta gevuld crèmerolletje en kijkt toe terwijl Barnaba met grote ogen de eerste cannolo van zijn leven verslindt. Natuurlijk heeft hij al wel eens cannoli gezien, in de etalage van pasticceria Russo aan de Corso Umberto, maar zijn vader heeft er nog nooit eentje voor hem gekocht.
Barnaba wil zo lang mogelijk van de lekkernij genieten, maar hij heeft honger, vreselijke honger, hij kan gewoon niet anders. De cannolo overrompelt zijn zintuigen. De korst van het rolletje versplintert bij de eerste hap en zijn mond wordt gevuld met een wolk van sneeuwwitte kwark. Aroma’s ontploffen als een vuurwerkbom aan de San Pancrazio.
Karamel knispert, vanille bonst tegen zijn gehemelte, en dan bijt hij, ach, op bitterzoete sinaasappelschil, gesuikerde kersen en geroosterde pistachenoten. En overal tegelijk, als de hand van zijn moeder, is daar de ricotta, mild-zoet, zurig en een heel klein beetje zout.
Erupties van zaligheid. Steentjes die, in een stille zee gegooid, golven slaan, dieper zinken en uiteindelijk helemaal beneden op de bodem iets oerouds doen opwervelen, iets waar zijn dromen en wensen van gemaakt zijn.
‘Vind je het lekker?’
Barnaba knikt ontroerd.
‘Wunderbar,’ zegt de baron in het Duits. En dan in het Siciliaans: ‘Als ik het zeg, moet je heel stil blijven staan. Kun je dat?’
‘Ja, meneer.’
Mariano Bagarella en Vincenzo Cuddetta hebben hem alles al uitgelegd. Dat hij alleen maar stil moet blijven zitten en zijn piemel moet laten zien. Stelt niets voor. De baron krijgt een hoestbui. Hij rochelt in zijn zakdoek.
Barnaba weet niet wat tuberculose is, hij weet alleen dat Mariano Bagarella’s vader elke dag met twee muildieren kannen vol vers zeewater uit Giardini omhoog moet sjouwen voor de baron.
De baron moet wel heel rijk zijn als hij het zich kan permitteren elke dag zeewater te laten brengen. De andere buitenlanders, die met paard-en-wagen over de nieuwe weg arriveren, bezoeken hem in zijn studio en laten zich zijn foto’s tonen. Daar moet zijn rijkdom dus iets mee te maken hebben.
Barnaba vraagt zich af hoe het aanvoelt om rijk te zijn en of je daarvan moet hoesten. Maar zelfs met dat gehoest zou je dan toch elke dag nog cannoli kunnen eten.
‘Genau,’ piept de baron. Hij werpt een blik in zijn zakdoek en stopt hem weer bij zich. ‘Dat is een mooie, dromerige uitdrukking. Precies zo moet je het straks ook doen. Heel ontspannen en je mag je geen millimeter bewegen, begrepen?’
Barnaba heeft geen idee wat een millimeter is, maar terwijl hij de laatste kruimeltjes en restjes crème van zijn vingers likt, is hij bereid om wat dan ook te beloven.
‘Ja, meneer.’
‘Als je goed bent, krijg je een halve lire. Denk je dat je dat kunt, Barnaba?’
‘Eén lire.’
‘Pardon?’
‘Voor één lire kan ik dat.’ Hij knippert niet eens met zijn ogen.
De baron staart hem aan en schiet dan in de lach. ‘Geweldig! Jij zult het nog ver schoppen, jongen. Kleed je uit, we doen eerst een test.’
De Duitse fotograaf, die in het dorp u baruni wordt genoemd, kijkt toe terwijl Barnaba zijn versleten broek en hemd uittrekt. Als hij Barnaba van alle kanten bekijkt, lacht hij niet meer.
‘Wanneer heeft je vader je voor het laatst geslagen?’
‘Vanmorgen, meneer.’
‘Daar moet hij mee ophouden, anders kan ik je niet gebruiken, zeg dat tegen hem.’
‘Ja, meneer.’
‘Kom mee.’
Barnaba heeft nog nooit een bad gezien. Zijn vader wast zich bijna nooit, zijn moeder gebruikt soms een oude zinken teil achter het huis. Maar in het huis van de baron is er zelfs een klein kamertje met betegelde muren en een spiegel, met een gietijzeren kachel en een geëmailleerd zinken bad. De baron drukt Barnaba een stuk zeep in handen dat naar oranjebloesem ruikt en wijst naar het bad.’
Lees verder in
Terra di Sicilia – De terugkeer van de patriarch | Mario Giordano | vertaald door Olga Groenewoud | ISBN 9789056727239 | € 26,99 | A.W. Bruna Uitgevers | bestel Terra di Sicilia – De terugkeer van de patriarch bij je lokale boekhandel of via deze link bij bol.com (ook verkrijgbaar als e-book)