Een oude klassieker in een nieuw jasje, dat is het boek De betovering van april van Elizabeth Von Arnim. Deze sprankelende roman zit vol couleur locale en is dus ideaal om je deze maand even lekker in Italië te wanen.
Van Londen naar de Italiaanse Rivièra
De Britse mevrouw Wilkins en mevrouw Arbuthnot, ontevreden met hun dagelijks leven en echtgenoten, maken een gedurfd plan: ze gaan op vakantie. Samen besluiten ze te reageren op een advertentie voor een verblijf in een Italiaans kasteeltje in San Salvatore, aan de Italiaanse Rivièra, voor de hele maand april.
Zo wisselen ze het grauwe, regenachtige Londen in voor de warme, stoffige geur van dennen, vijgen- en olijfbomen, pruimenbloesems en glinsterende blauwe zeeën. Ze worden vergezeld door de mooie Lady Caroline en de dominante mevrouw Fisher, ook op de vlucht voor de lasten van hun alledaagse leven. Ieder van hen ontdekt een eigen manier om te leven en lief te hebben.
Geniet alvast van een fragment
‘Het begon op een middag in februari in een Londense damessociëteit – een ongeriefelijke sociëteit en een druilerige middag – toen mevrouw Wilkins, die uit Hampstead was gekomen om boodschappen te doen en op de sociëteit had geluncht, in de rooksalon The Times van tafel pakte, haar blik lusteloos over de pagina met korte advertenties liet gaan en deze zag:
Aan hen die blauweregen en zonneschijn waarderen. Te huur voor de maand april, aan de kust van de Middellandse Zee: klein en gemeubileerd middeleeuws Italiaans kasteel. Het noodzakelijke personeel is aanwezig. Antwoordnummer 1000, The Times.
Dat was de conceptie ervan, maar zoals wel vaker het geval is, was degene die concipieerde zich er op dat moment niet van bewust.
Omdat mevrouw Wilkins niet vermoedde dat daar en toen werd beslist over april van dat jaar liet ze de krant met een geërgerd en berustend gebaar vallen, liep naar het raam en staarde somber naar de natte straat.
Voor haar waren middeleeuwse kastelen niet weggelegd, zelfs niet als ze specifiek als klein werden omschreven. Voor haar waren de Middellandse Zeekust in april, blauweregen en zonneschijn ook niet weggelegd. Zulke genoegens waren alleen voor de rijken. Toch was de advertentie gericht aan hen die zulke dingen waarderen; ze was dus hoe dan ook aan haar gericht geweest, want zij waardeerde ze zeker, meer dan iemand kon weten, meer dan ze ooit had laten merken.
Maar ze was arm. Op de hele wereld bezat ze van zichzelf maar negentig pond, die ze jaar na jaar opzij had gelegd, pond voor pond met zorg had bespaard op haar kledingtoelage. Op voorstel van haar man had ze het bedrag bij elkaar geschraapt als steun en toeverlaat voor barre tijden. De kledingtoelage die ze van haar vader kreeg bedroeg honderd pond per jaar, zodat mevrouw Wilkins’ kleren in de woorden van haar man, die haar aanspoorde te sparen, bescheiden en netjes waren terwijl haar kennissen onderling, als ze het al over haar hadden, wat zelden voorkwam, want ze was zeer verwaarloosbaar, ze omschreven als niet om aan te zien.
Meneer Wilkins, die advocaat was, moedigde zuinigheid aan, behalve die tak ervan die betrekking had op zijn eten. Dat was volgens hem geen zuinigheid, dat was slecht zorg dragen voor het huishouden. Maar voor de zuinigheid die als de mot in mevrouw Wilkins’ kleren ging zitten had hij veel lof. ‘Je weet maar nooit,’ zei hij, ‘wanneer er slechte tijden komen, en dan zul je heel blij zijn met een appeltje voor de dorst. In feite misschien wij allebei wel.’
Ze keek uit het raam van de sociëteit naar Shaftesbury Avenue – het was een karige sociëteit die echter gunstig gelegen was voor Hampstead, waar ze woonde, en voor Shoolbred, waar ze boodschappen deed – en toen ze daar zo een poosje heel somber had gestaan, met haar geestesoog gericht op de Middellandse Zee in april, de blauweregen en de benijdenswaardige mogelijkheden van de rijken, terwijl haar fysieke ogen de werkelijk uitermate vreselijke roetige regen gestaag zagen vallen op voorbijsnellende paraplu’s en spattende bussen, vroeg mevrouw Wilkins zich plotseling af of dit misschien niet de barre tijd was waar ze zich na de herhaalde aansporingen van Mellersh – Mellersh was meneer Wilkins – op had voorbereid, en of de voorzienigheid niet de hele tijd al had bedoeld dat ze haar spaargeld moest gebruiken om dit klimaat achter zich te laten en een klein middeleeuws kasteel op te zoeken.
Een gedeelte van haar spaargeld, natuurlijk, misschien wel een heel klein gedeelte. Omdat het middeleeuws was, zou het kasteel vervallen kunnen zijn, en bouwvallen waren beslist goedkoop. Ze zou helemaal geen bezwaar hebben tegen wat verval, omdat je daar niet voor hoefde te betalen; integendeel, doordat het de prijs die je moest betalen verlaagde, betaalde het jou eigenlijk. Maar wat een onzin om te denken dat…
Ze wendde zich van het raam af met hetzelfde gebaar van ergernis en berusting waarmee ze The Times had neergelegd en liep door de salon naar de deur, met de bedoeling haar regenjas en paraplu te pakken, zich naar binnen te vechten in een van de overvolle bussen en op weg naar huis Shoolbred binnen te lopen voor een paar tongen voor Mellersh’ avondmaal – vis was lastig, want afgezien van zalm hield Mellersh alleen van tong – toen ze mevrouw Arbuthnot zag, een vrouw die ze van gezicht kende omdat ze ook in Hampstead woonde en lid van de sociëteit was, en die nu in het midden van de salon aan de tafel met kranten en tijdschriften zat, op haar beurt verdiept in de eerste pagina van The Times.
Mevrouw Wilkins had nog nooit een woord gewisseld met mevrouw Arbuthnot, die bij een van de talrijke groeperingen binnen de kerk hoorde en zich bezighield met het analyseren, rubriceren, indelen en registreren van de armen, terwijl zij en Mellersh als ze uitgingen de feestjes bijwoonden van impressionistische schilders, van wie er veel waren in Hampstead.
Een zus van Mellersh was met een van hen getrouwd en woonde op de Heath, en vanwege deze verbintenis werd mevrouw Wilkins een kring binnengehaald die haar uitermate vreemd was, en ze had schilderijen leren vrezen. Ze moest er dingen over zeggen maar wist niet wat.
[…]
Mevrouw Arbuthnot keek niet op. Ze bleef, met ogen die leken te dromen, naar één enkel stukje van The Times staren. Mevrouw Wilkins sloeg haar even gade en probeerde moed te verzamelen om haar aan te spreken. Ze wilde haar vragen of ze de advertentie had gezien. Ze wist niet waarom maar ze wilde het vragen. Wat onnozel om haar niet aan te durven spreken. Ze zag er zo aardig uit. Ze zag er zo ongelukkig uit.
Waarom zouden twee ongelukkige mensen elkaar niet wat op kunnen frissen op hun stoffige levensweg door even te praten – echt, ongedwongen te praten over wat ze voelden, wat ze graag zouden willen, wat ze nog trachtten te hopen? En ze was ervan overtuigd dat mevrouw Arbuthnot ook precies dezelfde advertentie zat te lezen.
Haar ogen waren gericht op precies hetzelfde stuk van de krant. Stelde zij zich ook voor hoe het zou zijn – de kleur, de geur, het licht, het zachte gekabbel van de zee tussen warme, kleine rotsen? Kleur, geur, licht en zee, in plaats van Shaftesbury Avenue, de natte bussen, de visafdeling van Shoolbred, de metro naar Hampstead en het avondmaal en morgen hetzelfde en overmorgen hetzelfde en altijd hetzelfde…
Plotseling bemerkte mevrouw Wilkins dat ze over de tafel heen leunde. ‘Bent u aan het lezen over het middeleeuwse kasteel en de blauweregen?’ hoorde ze zichzelf vragen. Natuurlijk was mevrouw Arbuthnot verrast, maar niet half zo verrast als mevrouw Wilkins zelf was over haar vraag.
Bij haar weten had mevrouw Arbuthnot de sjofele, spichtige, losjes in elkaar zittende gedaante tegenover haar, met het kleine sproetige gezicht en de grote grijze ogen die bijna schuilgingen onder een stevig aangedrukte regenhoed, nooit eerder gezien, en ze staarde haar een ogenblik zonder te antwoorden aan. Ze was inderdaad aan het lezen over het middeleeuwse kasteel en de blauweregen, of liever gezegd had ze er tien minuten geleden over gelezen en was ze daarna verzonken geweest in dromen – over licht, kleur, geur en het zachte gekabbel van de zee tussen kleine, warme rotsen…’
Lees verder in
De betovering van april | Elizabeth Von Arnim | vertaald door Kathleen Rutten | ISBN | € 22,99 | uitgeverij Signatuur | bestel De betovering van april bij je lokale boekhandel of via deze link bij bol.com (ook verkrijgbaar als e-book en als luisterboek)