Vroegboekkorting bij hu openair villages & campings

De bloementuin

Cristina Caboni heeft een passie voor parfum, bijen en bloemen. Naast schrijver is ze imker en rozenkweker. Haar debuutroman, De dochter van de parfumeur, werd in vijfentwintig landen vertaald. Haar tweede boek, De bijenkoningin, was eveneens een bestseller.

Komende week verschijnt haar nieuwe boek, De bloementuin, volgens Vanity Fair ‘een verfrissend en ontroerend eerbetoon aan de Italiaanse cultuur’. Namens Xander Uitgevers mogen we een fragment uit De bloementuin delen.

Wanneer Iris Donati oog in oog met haar evenbeeld komt te staan, staat haar wereld plots op z’n kop. Het kan niet anders: deze vrouw moet haar verloren tweelingzus Viola zijn.

Twintig jaar lang leefden de zussen gescheiden. De zoektocht naar hun wortels leidt de twee naar hun geboorteplek: een oude villa in Toscane, omringd door een prachtige, mysterieuze tuin vol exotische bloemen. De Donati’s wonen er al generaties lang en hun grootmoeder Giulia ontvangt hen met open armen.

Maar de villa blijkt een plek vol geheimen te zijn en Giulia heeft voor hen een raadselachtige taak. Welke mysteries omsluieren het verleden van Iris en Viola? Zullen ze in het hart van de tuin antwoorden vinden?

Een fragment:

‘Een tuin is contemplatie, ruimte. Het is een plek om tot rust te komen, maar bovenal is een tuin stilte.’
De diepe mannenstem stijgt op tot boven de bomen. De wind pakt hem op en draagt hem mee, de verte in. Van achter een rozenhaag staat Bianca naar haar vader te kijken. De mensen zitten in een kring om hem heen aandachtig te luisteren. Bijna elke dag komen ze hier om les te krijgen. Bianca kijkt naar de grond om na te denken. Dan balt ze haar vuisten en richt haar gezicht weer op.

Ze moet haar vader iets vertellen. Iets heel belangrijks. Want hij weet nog niet dat de tuin kan praten. En dat de tuin allerlei dingen vertelt.

Als ze eraan denkt, aan wat zij zelf heeft ontdekt, dan knapt ze haast uit elkaar van blijdschap. Eindelijk zal ze een glimlach verdienen van haar vader, hij zal aan mama vertellen hoe knap het van haar was en hij zal tegen iedereen zeggen dat ze een echte Donati is.
‘Ssst, stil! Je weet toch dat we hem tijdens de les niet mogen storen.’

Maar Bianca luistert niet naar haar zusje. Haar ogen fonkelen, ze weet dat ze hem respectvol moet benaderen. En dat ze op haar beurt moet wachten. Maar daarvoor heeft ze te veel haast en in haar ongeduld rent ze naar Lorenzo Donati toe en begint aan zijn mouw te sjorren: ‘Rozenblaadjes maken geluid als ze vallen. En grassprietjes ook, als ze uit de grond komen, en ook de margrietjes, als ze opengaan. De tuin kan praten. Hij praat aan één stuk door. Ik heb het zelf gehoord.’

Gelukkig, dat heeft ze goed gezegd, zonder te stamelen. Ze blijft hem aankijken. Maar dan dwaalt haar blik af en in haar gedachten ziet ze een plank, met allemaal boeken erop. Zoals ze daar staan is het net een schat. Haar hart gaat tekeer, ze kan het dikke papier bijna voelen, met allemaal mooie tekeningen en de geur van gedroogde planten.
Ze wil er zo graag naartoe.

Er staan ook geschilderde bloemen in die boeken. En heel veel verhalen. En bij de boeken hoort een kleurdoos, en ook zakjes met zaden voor de bloemperken. Dat weet ze, want ze heeft het van veraf gezien. Het is een cadeau.

Opeens merkt ze dat ze heeft staan dromen, maar een enthousiaste reactie heeft ze niet gehoord. Langzaam draait ze zich weer om. En kijkt in de ogen die zo op de hare lijken. Maar daarin ziet ze geen lach, of trots.

‘De tuin kan praten, echt waar. En hij vertelt me allerlei verhalen.’ Ze probeert het nog een keer. Maar nu op fluistertoon, en aarzelend.

Een strenge blik is het enige antwoord. Vader pakt haar bij de hand en neemt haar ter zijde. Als hij haar kin optilt, weet Bianca dat ze de boeken en de kleurdoos wel kan vergeten. ‘Je mag me niet onderbreken, dat weet je toch.’
‘Maar het is echt waar, de tuin praat.’
‘Daar hebben we het later wel over. En nu gauw naar binnen, naar je kamer.’

Bianca’s hart begint meteen heel snel te kloppen en haar ogen prikken. Haar vaders woorden zinken als stenen weg in de haag van dwergmispel, vol met glanzende besjes die rood zijn geworden door de zon. Ze denkt aan de geurige witte bloemen van de liguster, daar aan de rand van het veld waar Lorenzo Donati zijn lessen geeft. En dan dwaalt haar blik nog verder af, naar de vallei met het kasteel.

Die plek kent ze goed. Dat is haar wereld. Daar is ze tien jaar geleden geboren. Dat is haar tuin.

Haar vaders woorden zijn nu net als windvlagen die voorbijrazen en alles met zich meenemen, zelfs geuren en geluiden. De wind zoekt haar op, wil haar pakken. Maar ze let er niet op en voelt alleen nog de teleurstelling van die verlammende zucht.

En jawel, daar begint de tuin opnieuw tot haar te spreken: het gras dat knispert onder haar woeste voeten, de struiken die ze met haar wilde stappen laat ruisen, totdat er alleen nog leegte is. Afwezigheid.

‘Ik zei het je toch. Waarom luister je nooit?’ Haar zus pakt haar hand. Maar Bianca trekt zich los en rent weg. De bloemen lijken te huilen, hun kleurrijke schutblaadjes vallen samen met haar tranen op de grond. Ze rent op de muziek die haar dromen begeleidt en die ze hoort als ze boos is. Haar vingers strijken langs de azalea’s, en langs de hortensia’s en camelia’s.

Dan is ze bij het bos. Kijk, hier is de roos die ze zocht. Hier is haar schuilplaats. Een ogenblik, en dan laat de duizendjarige roos haar toe tussen haar robuuste takken en oeroude knoesten. Ze sluit haar ogen en laat haar voorhoofd tegen de ruwe schors rusten. Langzaam wordt haar ademhaling weer rustig.

Als ze haar ogen opent, ziet ze de zon door het gebladerte schijnen. Ze kijkt op en ziet de rode bloemblaadjes, die neerdwarrelen op de wind en zich vervolgens op het smaragdgroene mos bij haar voeten vlijen, waarbij ze snel nog hun geur afgeven, als een laatste groet. Ze strekt haar hand uit om haar kleine vuist te vullen met deze schat en voelt de doorns langs haar arm strijken.

Eigenlijk zou ze een beetje bang moeten zijn voor de roos. Haar vader heeft haar zo vaak gewaarschuwd: ‘Kijk uit voor de doorns, daar haal je je aan open.’ Maar deze roos is haar vriendin. Die zou haar nooit pijn doen. Ze heeft geprobeerd het hem te vertellen. Maar hij let niet op haar, hij hoort niet wat ze zegt. ‘Luister nou,’ zou ze willen roepen, ‘luister naar me, alsjeblieft!’ maar hij is al weg. Het enige wat hij achterlaat zijn zijn geërgerde blikken, zuchten van teleurstelling en stille verwijten. Plus het geluid van zijn hand die hard op het houten tafelblad neerkomt, als blijk van afkeuring.

‘Ik kan het niet, het lukt me niet om te zijn zoals hij wil,’ fluistert ze tegen de roos. Dan hoort ze geruis, gevolgd door een windvlaag. Dit keer komen de losgewaaide bloemblaadjes op haar neer. Als een streling. Haar roos houdt van haar. Dat weet Bianca en voor het eerst glimlacht ze.’

Lees verder in

De bloementuin | Cristina Caboni | vertaald door Irene Goes | ISBN 9789401607339 | € 19,99 | Xander Uitgevers | bestel De bloementuin via deze link bij bol.com

 

Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *