Hoewel ons bezoek aan Rome vandaag eindigt, zullen we de komende weken nog regelmatig in de Eeuwige Stad te vinden zijn. Voorlopig blijven we dus nog regelmatig tips geven uit en over Rome, met vandaag een nieuw boek met de stad in de hoofdrol: Waar Rome eindigt.
De jonge Sardijnse Ida woont met haar zus en zwager in de wijk Centocelle, in de buurt van het Colosseum, waar iedereen elkaar kent en helpt. Hier leert ze Antonio kennen en wordt ze verliefd. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, belandt Ida als koerier in het verzet. Van echt gevaarlijke situaties probeert ze weg te blijven, want voor haar schemert een mooie toekomst met Antonio.
In de laatste dagen voor de bevrijding van Rome, vlucht Ida – uit angst voor represailles van de Duitsers – naar de grotten nabij de stadspoorten. Ze heeft geen contact met de buitenwereld. In totale afzondering en gekweld door eenzaamheid, honger en angst, leeft ze op de herinneringen aan de mensen en het eiland die haar dierbaar zijn.
Paola Soriga weet met haar poëtische schrijfstijl een heel ander licht te werpen op die laatste dagen voor de bevrijding van Rome. De bijna argeloze en ook sprankelende kijk van Ida op de wereld, maakt de lijn tussen geluk en verdriet flinterdun.
Een fragment uit Waar Rome eindigt
‘Al twee dagen komt er niemand. Al twee dagen alleen maar het geluid van de ratten en haar adem, die soms harder gaat door de angst en tanden bijten en opletten, en sijpelend water, ergens. De lamp geeft niet veel licht maar des te beter, ze is toch bang om rond te kijken, met dat zwakke licht en die schaduwen.
Ze is bang vanaf het begin, vanaf toen ze door een gat in de grond naar binnen kroop en de gangen van puzzolaan begonnen, diep en koud, en in één keer de geluiden verdwenen, van buiten. Ze was ook bang toen ze, een paar uur nadat ze in de grot was gekropen, het geluid van voetstappen hoorde, en die kwamen dichterbij en ze had het idee dat ze ze in haar buik voelde, maar toen waren het de voetstappen van Rita, die er maar niet over uit kon dat ze haar eindelijk had gevonden, en ze had gevraagd wat er was gebeurd en had verteld wat zij en de anderen intussen deden buiten, in die straten boven haar hoofd. En toen weer alleen, in de grot, in een groeve, onder het grasveld.
De grotten van Rome, overal de grotten, de groeves, die ellenlange labyrinten vormden, als een tweede stad, maar dan onder de grond en in het donker. De grotten waren de afgelopen jaren een oord vol geheimen en wonderen geweest om lachend doorheen te rennen met de andere kinderen van de wijk.
Champignons die gekweekt werden en karretjes getrokken door paarden, het paste er allemaal doorheen, zo groot waren ze. En verhalen over kinderen die erin waren gekropen om te spelen en de weg terug niet meer hadden gevonden en die nu nog steeds ronddwaalden door die lange, donkere gangen.
Later toen de oorlog kwam waren het schuilkelders geweest, soms vervloekte, zoals die bij Tor de’ Schiavi, waar iedereen in één klap was omgekomen, vermorzeld door die bom. Verstopplekken voor de mannen en jongens die moeten onderduiken, sinds de achtste september. En graven waren het geweest, voor anderen, voor al die driehonderdvijfendertig mensen van de Fosse Ardeatine, en daar worden het dus de fosse genoemd.
Ze voelt dat de nacht al is gevallen en er is niemand gekomen, nu is ze vooral bang dat er niemand meer komt, dat Rita is gefusilleerd, zittend op een stoel midden in het veld, ze stelt zich de buitenlandse bevelen voor en de hemel erboven, stralend van lucht en licht zoals altijd.
Ze stelt het zich voor en dan komen de tranen, over haar vuile wangen en haar sombere gedachten, Rita gefusilleerd of Antonio god weet waarnaartoe gesleept, stompen in zijn gezicht en overal geschopt. En ze blijft urenlang roerloos zitten, dan denkt ze weer aan wanneer alles voorbij zal zijn, en soms valt ze dan eindelijk even in slaap, op de deken die is uitgespreid op het puzzolaan.
Antonio, waar zou die nou verstopt zitten, in welke kelder of onder welke weide buiten Rome, zou hij aan me denken en weten dat ik hier al dagen vastzit, en zij telt ze, de dagen, ze kerft streepjes in de rotswand, net als een gevangene doet, ze telt de uren dankzij een straaltje licht dat binnenvalt door een gat bovenin, net als een bajesklant.
Het zijn nu drie dagen, dus ook weer niet zo heel veel, maar voor haar een heleboel, met de angst die aan haar kleeft. En in al die uren denkt ze vooral aan hem, aan zijn zwarte krullen, zijn grote blauwe ogen onder die lange, volle wimpers, de moedervlek onder zijn mond.
Ze droomt dat ze haar hoofd tegen zijn schouder legt, dat ze zeker is van zijn liefde, ze droomt van een kalmte die ze bijna niet kent. Dan denkt ze weer aan zichzelf, hoe ze moest rennen door de straten toen de dingen ineens allemaal verkeerd gingen, en hoe ze in de grot was gekropen. Een beetje denkt ze aan haar zus Agnese, en aan de anderen van thuis daar ver weg.’
Lees verder in
Waar Rome eindigt | Paola Soriga | vertaald door Manon Smits | ISBN 9789041422767 | Uitgeverij Anthos | bestel Waar Rome eindigt via deze link bij bol.com
Toevallig heb ik dit boek gisteren besteld en is het vandaag binnen gekomen. Het lijkt me een heel mooi boek, apart formaat ook, trouwens.
groetjes,