Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Het Venetiaans verbond – Marina Fiorato

Een van onze lievelingsschrijfsters, Marina Fiorato, heeft een nieuw boek geschreven. Dit keer speelt het zich af in Venetië. Het begint in 1576, als vijf jaar na de nederlaag van het Ottomaanse Rijk een schip met dodelijke vracht ongezien Venetië weet binnen te varen.

Even later strompelt een doodzieke man de loopplank af en valt neer op het San Marcoplein; hij heeft een ‘cadeau’ van Constantinopel voor Venetië bij zich. Binnen enkele dagen is de stad getroffen door een pestepidemie en heeft de Turkse sultan zijn revange. Maar het schip heeft nog een verstekeling aan boord Feyra, een mooie jonge arts op de vlucht voor haar toekomst als concubine van de sultan.

De wanhoop nabij geeft de doge zijn architect Palladio de opdracht de grootste kerk uit zijn carrière te bouwen, een offer aan God dat zo groot is, dat het Venetië van de ondergang moet redden. Maar Palladio is ook ziek en het vergt het uiterste van Annibale Cason, de beste arts van de stad, om hem in leven te houden. Maar waar Cason niet op gerekend heeft, is de intelligente Feyra, een vrouw die niet alleen op professioneel gebied zijn gelijke is, maar hem ook nog wat kan leren over mededogen.

Venetiaans verbond

Een fragment
‘Sebastiano Venier, de doge van Venetië, staarde met ogen die net zo rusteloos waren als de zee uit het klavervormige, gotische vensterraam.

Zijn zeemansoog, gescherpt door vele jaren op het water, zag de storm al drie dagen lang aankomen: de wolken die aan de donkere horizon samenklonterden en over de bleke, violetkleurige golven kwamen aanrollen. En nu was de geselende wind dan eindelijk gearriveerd en bleek die iets mee te voeren wat veel kwaadaardiger was dan alleen slecht weer.

Met zijn nobele voorkomen en golvende witte baard was de doge vereeuwigd door Tintoretto en vergeleken met Neptunus, die ook had geregeerd over een met zeeën omgeven koninkrijk. Hij was zelfs, op gedempte toon, vergeleken met de Almachtige. De doge, een diepgelovige man, zou beide vergelijkingen om meerdere redenen verontrustend hebben gevonden, maar vandaag zou hij er alles voor over hebben gehad om zo almachtig te zijn dat hij Venetië kon behoeden voor zijn zwartste uur.

Hij volgde de zes gestalten die zich, ineengedoken om zich te beschermen tegen de elementen, over de kade haastten, het plaveisel al glazig van het water dat er bij elke golfslag van het getij overheen stroomde. Het zich terugtrekkende water rukte aan de zomen van hun zwarte gewaden. Door hun mantels en kappen zagen ze eruit als monniken, maar deze zes mannen waren geen kloosterlingen, het waren wetenschappers. Ze handelden in leven en dood. Het waren artsen.

Toen ze dichterbij waren, kon hij hun maskers duidelijk onderscheiden: bleekwitte snavels die in een roofzuchtige kromming uit de donkere kappen tevoorschijn staken. De maskers waren op zichzelf al angstaanjagend genoeg, maar de reden waarom ze werden gedragen was nog veel ijzingwekkender.

Het waren Medici della Peste. Pestdokters.
Zes geleerden, gestudeerde mannen uit goede families, stuk voor stuk geschoold aan de beste medische universiteiten, één voor elk van de zes sestieri van Venetië. De artsen zo samen te zien was een slecht voorteken. Doge Sebastiano Venier betwijfelde zelfs of ze ooit eerder bij elkaar waren gekomen. Nu leken ze in zijn ogen als een zwerm kraaien neer te strijken bij een grafkuil. Misschien die van hemzelf. Zijn schouders zakten, hij voelde zich vreselijk oud.

De doge volgde de artsen met zijn blik terwijl ze over de magnifieke Riva degli Schiavoni waadden, een van de mooiste straten van de wereld, en wist dat ze nu ieder moment zijn enorme witte paleis binnen zouden gaan. Plotseling kreeg hij kippenvel, alsof er een nevel waterdruppels uit de zee over hem heen sloeg. Hij leunde met zijn voorhoofd tegen het koele glas en deed één gelukzalig moment zijn ogen dicht. Als hij dat niet had gedaan, had hij misschien de Venetiaanse galei gezien die snel wegzeilde over de donkere, aanzwellende golven, maar hij sloot zijn ogen een paar tellen om even rust te hebben en de zilte lucht in te ademen.

De geur van Venetië.
Sebastiano Venier rechtte zijn rug en herinnerde zichzelf eraan wie hij was, waar hij was. Hij keek op naar de klavervormige raamsponningen met daarin het beste Venetiaanse glas dat het brullen van de zee buiten hield. Hij boog zijn nobele hoofd nog verder naar achteren en keek omhoog naar de fabuleuze rood- en goudgekleurde fresco’s, waaraan honderden jaren was gewerkt door de beste Venetiaanse kunstenaars, die de enorme gewelven van het plafond boven hem sierden. Maar al die pracht en praal kon de pestplaag niet buiten zijn deuren houden.

De doge nam plaats in zijn zetel en wachtte tot de dokters werden aangekondigd. Een voor een kwamen ze binnen, druipend, om in een halve cirkel om hem heen te gaan staan. De rode kristallen ogen in hun maskers glinsterden hongerig, als van gieren die op het punt stonden het vlees van zijn botten te pikken. Even voelde de doge een steek van angst. Maar op het moment dat een van hen het woord nam, verdween zijn vrees meteen weer.

‘We verwachtten het al, excellentie,’ begon er een, ‘in de botanische tuinen van de Jesuiti worden de laatste tijd ongewoon veel vlinders gesignaleerd. Honderden, duizenden misschien.’
De doge trok een van zijn sneeuwwitte wenkbrauwen op. ‘Vlinders?’
De dokter, die de ijzige ondertoon in de stem van de doge niet opmerkte, kakelde verder. ‘Ja, excellentie, het is bekend dat vlinders een voorbode zijn van de pest.’
‘Dat is inderdaad zo,’ viel een ander hem bij. ‘En er zijn ook andere voortekenen. In een bakkerij in het Arsenale: als je het brood in tweeën scheurt, begint het te bloeden.’

De doge roffelde met zijn vingertoppen op de armleuning van zijn zetel. ‘Dat de pest in Venetië is gesignaleerd staat niet ter discussie. De vraag is hoe we de pestplaag het beste kunnen bestrijden.’

Het was zinloos. Een van de geneesheren wilde de pest aanpakken door zijn patiënten te adviseren een dode pad om de hals te dragen. De volgende zag meer heil in het achterste van een levende duif, dat door de patiënt in de oksels en lendenen geklemd moest worden, zodat de staartpennen het gif aan de opgezwollen builen konden onttrekken. De artsen raakten onderling in een hevige discussie verwikkeld, het scheelde niet veel of hun enorme snavels kletterden tegen elkaar, de maskers waren nu opeens belachelijk. Hun anders zo kalme, wijze stemmen gingen enkele tonen omhoog totdat ze allemaal als een stelletje eenden door elkaar stonden te snateren.

De doge, geïrriteerd, betrapte zichzelf erop dat hij zijn aandacht er niet bij kon houden. Dit waren stuk voor stuk charlatans, hansworsten, de een vond zichzelf nog belangrijker dan de ander. Zijn blik dwaalde af naar de schaduw van een wandtapijt waar een man, een oude man zoals hij, stond te wachten op het moment dat de doge hem bij zich zou roepen om hem te vertellen waarom hij hem had gesommeerd naar het paleis te komen.’

Lees verder in

Venetiaans verbond

Venetiaans verbond | Marina Fiorato | vertaald door Els van Son | uitgeverij Artemis | bestel Venetiaans verbond via deze link bij bol.com

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *