Er zijn misschien wel net zoveel hardnekkige clichés over Italianen als er Italianen zijn. Soms zijn ze ronduit op waarheid berust, maar zoals dat gaat met clichés, zit er meestal meer achter. Italië kan niet enkel bestaan uit Berlusconi, pizza, pasta en de maffia.
De meeste boeken die door ‘buitenstaanders’ over Italië worden geschreven kunnen de verleiding echter niet weerstaan: ze beschrijven vol bewondering (pizza, pasta) of afschuw (Berlusconi, de maffia) de clichés, of ze proberen clichés te verklaren en in een cultuurhistorische of sociaal-politieke context te plaatsen. Voorbij de clichés gaan maar weinigen. Tim Parks is er een van.
foto: Ernie Enkelaar
Saskia: ‘Parks woont al meer dan dertig jaar in Verona. Hij schrijft romans, maar kreeg in de loop der jaren ook de behoefte om zijn ervaringen van het leven in Italië te verwoorden in een aantal non-fictie boeken, geschreven vanuit een persoonlijke invalshoek.
Wat hij doet in die boeken, is niet Italië en de Italianen bekritiseren, noch prijst hij hen de hemel in. Hij noteert slechts de kleine, alledaagse situaties en gesprekken, die op het eerste oog onbeduidend lijken.
‘Anomalous,’ noemt hij zijn positie zelf. ‘Als een soort participerend antropoloog,’ vul ik hem aan. ‘Ja, precies ja,’ antwoordt hij. En al die kleine situaties, ontmoetingen en overpeinzingen bij elkaar opgeteld leveren een herkenbaar en treffend portret van het land en haar inwoners, zonder dat de details en nuances verloren gaan.
Italië op het spoor is er niet voor wie graag leest over Berlusconi, pizza, pasta of de maffia. Dit is een boek voor iedereen die écht kennis wil maken met Italië.’
Waarom een boek over Italië gezien vanuit het perspectief van de trein?
‘Het was volgens mij 2004 of 2005 toen me werd gevraagd of ik een stuk over Italië wilde schrijven. Ik was eigenlijk niet echt geïnteresseerd, maar ik dacht: als ze dat willen, dan schrijf ik wel iets over de trein, omdat ik elke dag die lange treinreis maakte tussen Verona en Milaan.
Toen ik aan het stuk begon, dacht ik dat het maximaal vijftien pagina’s lang zou worden, maar ik bleef maar schrijven. Ineens zag ik het in: ik heb het dan wel over het spoor – een netjes afgebakend thema – maar eigenlijk kan ik nu over nagenoeg alles schrijven: de overheid, sociaal-politieke zaken.
De spoorwegen herbergen dat typisch Italiaanse idee van een overheid die moet zorgen voor de minder bedeelden. Dan ontstaan er natuurlijk problemen, voor een commercieel bedrijf dat winst moet maken. Ik realiseerde me tijdens het schrijven: vanuit de trein en vanaf het spoor worden je geweldige inkijkjes gegeven in hoe de wereld van Italianen in elkaar steekt.’
Kun je een voorbeeld geven van zo’n inkijkje?
‘Een van de vreemdste voorvallen was een aanvaring met een conducteur in de Eurostar. Die trein werkt met een prenotazione obbligatoria. Hoe ‘verplicht’ die reservering vooraf precies is, merk je vanzelf. Ik reisde samen met een collega; we hadden apart gereserveerd maar vonden vrije plaatsen en gingen zitten.
Toen de conducteur kwam, vroeg hij ons naar onze eigen, gereserveerde plek te verhuizen. Dat vond ik gek: normaal gesproken vragen ze dat niet. ‘Waarom dan?’, vroeg ik. Het antwoord, na enig aandringen, luidde: ‘Luister, dit zijn plaatsen die speciaal worden vrijgehouden voor mensen die op het laatste moment instappen.’
Dus op internet zeg je dat de trein vol is, terwijl de trein niet vol is, alleen om ruimte te bieden aan mensen die eventueel op het laatste moment mee willen. Wat is daar de gedachte achter? Terwijl ik me over de situatie verbaasde, werd het nog complexer. Er kwamen inderdaad mensen bij die last minute mee wilden reizen en wij moesten plaats maken.
Onze officiële plekken bleken zich echter in een rookcoupe te bevinden – die bestonden toen nog. De mensen die net waren ingestapt wilden liever onze rookplekken hebben. Inmiddels was iedereen om ons heen zich ook met de situatie gaan bemoeien: wie had gelijk? Wie had recht op welke plek?
Alles werd bij die overweging meegenomen: wie er het eerst was ingestapt, waar men uit zou moeten stappen. Het lijkt in dat soort situaties in Italië altijd wel alsof mensen ruíken: dit wordt zo’n situatie waarbij je te maken krijgt met bureaucratie. En in zo’n geval wil iedereen zich er graag mee bemoeien.’
Voel je jezelf in die situaties – na tweeëndertig jaar Italië – een insider of een outsider in het land?
‘Als je eenmaal begint alles op te schrijven, ga je vanzelf nadenken over je eigen relatie tot het land. In de trein ontmoet je snel mensen die je niet kent. Natuurlijk horen ze je accent. Dan volgt meteen de vraag: waarom ben je hier? Je realiseert je waarom je ergens hebt besloten om dat laatste beetje accent niet te overbruggen.
Uiteindelijk héb ik geen regionale Italiaanse identiteit. Mijn accent werd het laatste stukje identiteit dat me in een bepaalde relatie tot het land plaatste. Een positie die me, voor een kunstenaar, niet verkeerd lijkt.’
Je beschrijft in het boek uitvoerig je belevenissen op het traject Verona-Milaan, maar ook een treinreis die je naar het zuiden van Italië brengt. Voelde je je tijdens die reis, ondanks dat je geen regionale identiteit hebt, toch niet een beetje een Noord-Italiaan?
(lacht) ‘Zonder twijfel. Als ik een Italiaan ben, dan ben ik een Noord-Italiaan. Dat realiseer je je wel tijdens zo’n reis. Dat je bepaalde dingen voor lief neemt.
Op het station van Palermo bijvoorbeeld, kwam ik erachter dat er geen enkel verband bestaat tussen de reisschema’s die ter plekke op de borden te zien zijn en de informatie die je op het internet kunt vinden. Ik bedacht me hoe ik voor lief neem dat de dingen op die manier werken, dat ik me niet realiseer dat er plekken bestaan waar alles anders werkt.’
Heb je alweer een nieuw Italiaans boek in gedachten?
‘Ongetwijfeld zal ik nog een keer een boek schrijven over het werken aan de universiteit – als een soort final statement over Italië. Na mijn pensioen, wel te verstaan. Iedereen die Italië een beetje kent weet ten slotte: wie tot een groep behoort en naar buiten toe uit de school klapt over die groep, is er geweest – figuurlijk gesproken, natuurlijk. Ga maar eens na: er bestaat geen enkel interessant Italiaans boek over politiek dat is geschreven door een politicus.’
Een ‘final statement’ klinkt als het einde van een avontuur: denk je eraan Italië ooit te verlaten?
‘Nee. Drie jaar geleden had ik de kans: ik kreeg een goed betaalde en prestigieuze baan in Groot-Brittannië aangeboden. Ik heb er kort over nagedacht maar kwam al snel tot de conclusie: ik kan niet terug. Ik ben inmiddels niet alleen verbonden met het land, ik ben ook onderdeel geworden van een verhaal.
De crisis gaat in Italië nog veel groter worden. Mijn leven is betrokken bij dit Italiaanse narratief, dat zich nog verder gaat ontwikkelen. Het zou vreemd voelen om nu weg te gaan: ik wil erbij zijn en meemaken hoe het verder gaat, hoe het afloopt – ongeacht de gevolgen van die crisis. Ik ben onderdeel van het verhaal, en wil er tot het bittere einde bij blijven.’