Reizen door Italië is heerlijk, letterlijk en figuurlijk. Elke reis – of we nu door Piemonte trekken, langs de Siciliaanse kust fietsen of vrienden opzoeken in Toscane – gaat gepaard met veel eten. Enorm veel eten.
Speciaal voor ons, als gasten, wordt er twee keer per dag alles uit de kast gehaald. Een vijfgangenlunch is geen uitzondering, en zo kan het gebeuren dat je van een uur ’s middags tot aan het begin van de avond aan tafel zit. Om een paar uur later weer aan te mogen schuiven…
We doen ons best om alle gangen mee te eten en elk bord leeg te eten, maar dat kost soms wat moeite. Herkenbaar is dan ook het verhaal van Fik Meijer, over (te) veel eten tijdens een groepsreis in Rome. Het is een van de soms herkenbare maar altijd vermakelijke verhalen van Fik Meijer, gebaseerd op zijn ervaringen als reisleider, die nu gebundeld zijn in Muren van alle tijden.
Een fragment uit Muren van alle tijden
Het verhaal over de enorme hoeveelheid eten speelt zich af in Rome.
‘Goede diners zijn bij een groepsreis heel belangrijk om de stemming erin te houden. Deelnemers beweren wel eens dat het hun niet uitmaakt wat ze voorgeschoteld krijgen, maar de personen die dat het hardst roepen, klagen steen en been als het niet naar hun zin is.
Wat dat betreft zijn het net Romeinse senatoren. Voor de buitenwereld hielden die de schijn op dat een leven in soberheid het hoogste ideaal was, in de beslotenheid van hun luxueuze villa’s gaven ze zich over aan feestgelagen.
Als ik denk aan bovenmatig veel eten, komt mij onmiddellijk die ene keer in Rome voor de geest. We waren net gearriveerd, hadden ons in het hotel verfrist en maakten ons op voor een welkomstdiner in een naburig restaurant. Ik kende het, ik had er vaker gegeten, zowel met een groep als privé.
Mijn verwachtingen waren hooggespannen. De diners van de eerste avond hebben altijd iets extra’s. Ook nu had de reisorganisatie de beste bedoelingen gehad. Maar in het verlangen om het de deelnemers naar de zin te maken was men een beetje doorgeschoten. Ik had daarop moeten letten toen ik de reisbescheiden kreeg toegestuurd, maar ik had niet naar de voucher met het menu gekeken.
De eigenaar verwelkomde ons hartelijk. Iedereen was in een goed humeur. We namen plaats aan de mooi gedekte lange tafel en proostten met de door het restaurant aangeboden glaasjes prosecco. Het personeel had zelfs de moeite genomen om speciaal voor ons een menukaart in fraaie letters te drukken. Het viel mij onmiddellijk op dat het een wel heel uitgebreide maaltijd zou worden: vijf gangen.
Ik moest denken aan de Romeinse auteur Petronius, die het decadente feestmaal van Trimalchio heeft beschreven, maar meer nog aan de culinaire schrijver Apicius. In de eerste eeuw schreef hij een boek over de kookkunst.
Alle tot dan toe bekende recepten komen er in voor, overzichtelijk geordend naar de aard van het gerecht. Hij schotelt zijn lezers ook complete maaltijden voor. Soms zo overdadig dat je nauwelijks kunt bevatten hoe de mensen die aan tafel aanlagen dat allemaal konden verstouwen. Diners van meer dan vier gangen waren in zijn tijd geen uitzondering.
Ik hoopte dat de porties niet al te groot zouden zijn, maar wist eigenlijk wel beter. De obers zetten alvast enkele schalen met pizzabrood neer en de gasten tastten meteen toe.
Daarna kwamen verschillende antipasti: aubergines, pepertjes, courgettes, paprika, olijven, blokjes worst, ansjovis, gedroogde tomaten en een soort viskroketjes. Iedereen liet het zich goed smaken. De grote insalata caprese, tomaten en mozzarella, die ze daarna, opnieuw met brood, serveerden, werd eveneens zeer gewaardeerd.
Als de maaltijd nu was afgesloten met een klein stukje vlees of direct met het nagerecht, een tiramisu of een crème brulée, dan was de avond zeer geslaagd geweest. Er stond evenwel nog veel meer op het menu.
Ik zag alom verbazing toen grote borden risotto, met spinazie, paddenstoelen en zalm, werden geserveerd. Sommigen namen een paar hapjes en legden daarna hun bestek neer, anderen deden verwoede pogingen iets meer te eten, maar gaven het snel op. De treurige blik in de ogen van de ober, die de nog goed gevulde borden moest afruimen, zei genoeg.
Misschien had ik toen alsnog moeten ingrijpen. Ik had naar de keuken kunnen gaan en de koks uitleggen dat het hoofdgerecht niet meer opgediend hoefde te worden. Maar dat deed ik niet. Wellicht durfde ik niet, uit angst dat het als een belediging zou worden opgevat.
Ik heb het geweten. Er kwamen grote borden. Op elk een prachtige dorade, een zeebaars, met een groentegarnering. Het was niet alleen een lust voor het oog, de smaak was eveneens voortreffelijk.
Het lukte mij om de hele vis te verorberen. Mijn tafelgenoten hadden er duidelijk meer moeite mee. Sommigen lieten hem praktisch onaangeroerd staan. Zo bood de tafel na een kwartier een merkwaardige aanblik: vijfentwintig borden met bijna complete zeebaarzen.
Niemand durfde iets te zeggen. Het was te pijnlijk. Ik voelde mij zeer onbehaaglijk toen de ober de tafel afruimde. Als blikken konden doden, dan was dat nu het geval.
De eigenaar zag het en kwam naar mij toe. Ik excuseerde mij, maar het hielp niet echt. Hij voelde zich beledigd. Alle tafels in het restaurant waren bezet en de overige bezoekers, voornamelijk Italianen, hadden met verbijstering gezien hoe de bijna onaangeroerde vissen teruggingen naar de keuken, zo de afvalbakken in.
Cynisch vroeg hij of we het toetje nog wilden. Vijf mensen, van wie ik had gezien dat ze de vis niet of nauwelijks hadden aangeroerd, wilden dat nog wel. De anderen hielden het bij een espresso.
Zouden de oude Romeinen ook wel eens vanwege oververzadiging hun volle borden hebben laten staan? Ongetwijfeld, maar zij namen alle middelen te baat om zo veel mogelijk voedsel naar binnen te werken. Ze deinsden er zelfs niet voor terug een veer in hun keel te steken, het overtollige eten uit te braken en zo ruimte te maken voor nieuwe gerechten.
Maar de tijden zijn veranderd, de tafelmanieren ook. Aan onze tafel zouden de drastische methoden van de Romeinen om nieuwe eetlust op te wekken meer dan welkom zijn geweest. Ze zouden mij een hoop schaamte hebben bespaard.’
Fik Meijer tekende nog veel meer leuke, opmerkelijke belevenissen als reisgids op, met een flinke dosis Italië. Al zijn vermakelijke verhalen over wonderlijke reizen en reisgenoten zijn te lezen in
Muren van alle tijden | Fik Meijer | ISBN 978 90 253 0461 4 | uitgeverij Athenaeum | bestel Muren van alle tijden via deze link bij bol.com | ook verkrijgbaar als e-book