Napels maakt zich langzaam op voor Kerstmis. De straten zijn verlicht, de etalages vrolijk versierd en de voorraden inpakpapier en mooie tasjes zijn niet aan te slepen. Bij Feltrinelli, de grootste boekhandel van de stad, is het dringen geblazen.
Ook hier is de bestsellercultuur doorgedrongen: er liggen enorme stapels van de boeken die afgelopen jaar in de prijzen zijn gevallen en van de grote namen; niemand kan om Umberto Eco, Sandro Veronesi en Niccolò Ammaniti heen.
Ons oog valt op Acciaio, de winnaar van de Premio Campiello Opera Primi, een belangrijke literaire prijs voor een debuutroman. Het verhaal over de dertienjarige Anna en Francesca is ook net in het Nederlands verschenen (in een levendige vertaling van Manon Smits), dus ook jullie kunnen je laten meevoeren door dit bijzondere verhaal, rauw en teder tegelijk.
Twee jonge meisjes in Piombino
Anna en Francesca wonen in hetzelfde appartementencomplex in Piombino, een klein industriestadje aan de Toscaanse kust, met uitzicht op Elba, het eiland voor rijken en toeristen, onbereikbaar voor het gewone volk dat zijn brood verdient in de plaatselijke staalfabriek.
De meisjes zijn vanaf hun vroege jeugd onafscheidelijk, maar op de drempel van volwassenheid moeten ze afscheid nemen van hun zo vertrouwde leven en begint alles te draaien om hun verlangen als vrouw bewonderd te worden.
In hun troosteloze arbeiderswijk proberen Anna en Francesca hun ontluikende seksualiteit uit te buiten om de bedrukte sfeer thuis te ontvluchten. Dan komt op een dag de liefde uit onverwachte hoek, waardoor de vriendschap tussen de twee meisjes op losse schroeven komt te staan.
Silvia Avallone weet op uiterst gevoelige wijze de levens van twee opgroeiende meisjes die gevangen zitten tussen de conflicterende emoties van liefde en rivaliteit te beschrijven. Zij is de nieuwe Italiaanse stem in de literaire wereld, die ondanks haar jonge leeftijd (ze is geboren in 1984) met Staal een verpletterende indruk achterlaat.
Een kort fragment uit Staal
‘Noch in huize Sorrentino, noch in huize Morganti werd dat jaar kerstmis gevierd.
Het jaar 2001 vergleed in het jaar 2002 zonder ontkurkte flessen spumante en zonder knallend vuurwerk. De luiken op de derde en vierde verdieping van de Via Stalingrado nummer 7 bleven op oudejaarsavond dicht, terwijl de hele wijk eromheen uit zijn dak ging. Er werd een wasmachine op de binnenplaats gesmeten, er belandde een tiental gewonden op de eerste hulp en er was een jongetje dat zijn hand kwijtraakte.
Bij Anna thuis was een lege stoel. Alessio ging uit dansen en om middernacht belde hij niet eens op om gelukkig Nieuwjaar te wensen. Arturo waagde het wel om te bellen, maar zijn vrouw schreeuwde iets onverstaanbaars en gooide toen de hoorn erop.
Sandra en Anna hingen samen voor de tv, terwijl Fabrizio Frizzi aftelde naar nul.
Bij Francesca thuis gingen ze al ver voor middernacht naar bed. Enrico ging al om zeven uur slapen, nadat hij een lepel bouillon had opgeslurpt. Hij moest voortaan worden gevoerd en gewassen. Hij wilde wel verzorgd worden, maar alleen door zijn dochter.
Francesca sloot zich op in haar kamer en zat een hele tijd in haar agenda te krabbelen. Ze tekende de kleren die ze ooit zou dragen, op primetime. Ze luisterde afwezig naar Rosa die in de woonkamer met de poes zat te knuffelen, naar de kinderen op de binnenplaats die rotjes afstaken en oorlogje speelden. ‘Ik ben Bin Laden!’ schreeuwde er een. ‘Ik maak jullie af!’
Allebei fantaseerden ze dat ze het huis uit glipten, naar het trapportaal liepen en elkaar tegenkwamen in het donker, dat werd opgelicht door het vuurwerk. Er samen naar kijken, dicht tegen elkaar voor het raam. Geen van beiden deed het. Ze beeldden het zich alleen maar in, onder de dekens, en ze duwden hun hoofd in het kussen om die gedachte te onderdrukken.’