Wie tegenwoordig door het voormalige getto van RomeDeze link opent in een nieuw tabblad wandelt, met onder meer de schitterende Schildpaddenfontein en veel authentieke restaurantjes, kan zich bijna niet meer voorstellen wat hier tijdens de Tweede Wereldoorlog is voorgevallen.
Virginia Baily neemt je in haar nieuwe boek mee naar die tijd, in een meeslepend verhaal dat begint als de blikken van twee jonge vrouwen elkaar kruisen.
De drieëndertigjarige Chiara staat op het punt de stad te ontvluchten naar een veiligere plek. De andere vrouw is met haar man, zoon en dochtertje een vrachtwagen in gedreven om te worden afgevoerd, de duisternis in.
In dat ene, eindeloze moment nemen de vrouwen tijdens een kortstondige blik een beslissing die de rest van hun leven zal bepalen. We zullen niet te veel verklappen, maar delen wel alvast een kort fragment, dat vooraf gaat aan deze allesbepalende beslissing.
Lees een fragment uit dit boek
‘Het is donker op straat. Er geldt inmiddels een avondklok, en de straatlantaarns zijn niet aan. Chiara’s vochtige voeten glibberen over de natte keien in haar lekkende laarzen. Op de hoek van de Campo de’ Fiori blijft ze even staan.
Het eerste zwakke licht van deze grauwe nieuwe dag dat over het verlaten plein valt, heeft zijn weg nog niet gevonden naar de nauwe schacht van de Via dei Cappellari. Het is zaterdagochtend, zes uur, en eigenlijk zou de markt hier nu moeten beginnen. Het standbeeld van Giordano Bruno is de enige menselijke vorm die er nu te zien valt. Ze kijkt naar hem op, hij staat daar ernstig, kap op het hoofd, reusachtig, alsof er misschien troost uit te putten valt. Ze huivert.
Langs de rand van het plein steekt ze over, dicht tegen de gebouwen aan. De straten zijn leger sinds de nazi’s aan het bewind zijn. Net als na een waarschuwing voor slecht weer, een aardbeving, sneeuw of een aardverschuiving, blijven de mensen in Rome allemaal binnenshuis, en gaan er tegenwoordig alleen nog op uit als het echt niet anders kan.
’s Avonds klinken er altijd hier en daar geweerschoten. Er zijn verhalen over mensen die willekeurig worden aangehouden, tegen de muur worden gezet, afgevoerd worden en ondervraagd worden in gebouwen die speciaal voor dat doel in beslag zijn genomen, en van waaruit geschreeuw te horen is, waarna de familie wordt gevraagd om de gemangelde lichamen op te halen.
Dat is niets nieuws; in de jaren van het fascisme gebeurde het ook al, maar het heeft een nog angstaanjagender dimensie gekregen nu Rome tot open stad is verklaard. Ook voor wie zich gedeisd houdt, is het niet meer veilig. Er is verwarring over wie waarbij hoort en wie te vertrouwen is.
Halverwege de Via dei Giubbonari slaat Chiara een nog nauwer straatje in, een weg die haar naar verderop in de hoofdstraat leidt, uit de buurt van het kruispunt. Ze weet niet waar ze precies naar op weg is, alleen dat haar hulp nodig is en dat, wat er nu ook weer voor ellendigs aan de hand is, het zich afspeelt in de oude joodse wijk.
Als de nazibevelhebbers een paar dagen geleden geen goud hadden gevorderd van de joodse bevolking, zou ze er nu niet zo zeker van zijn dat het feit dat ze naar Gennaro’s bar in de hoofdstraat van het getto moet komen iets te betekenen heeft.
Vijftig kilo goud. Ze had geholpen bij de organisatie en het ophalen van de spullen die moesten worden afgestaan – ringen en medaillons, oude munten en manchetknopen. Ze zou zelfs vaders zegelring hebben ingeleverd, maar die lag niet meer in het sieradendoosje waar ze hem altijd bewaarde.
Achteraf, toen de ambtenaren het goud eenmaal hadden gewogen en verklaard hadden dat het voldoende was, had ze de ring teruggevonden in een gat tussen de tegels, boven haar kaptafel. Ze was blij dat ze deze ring had teruggegeven. Hij was van haar vader geweest, die nu alweer vijf jaar dood was.
Babbo, denkt ze, haar dierbare vader, en ze wil zich vastgrijpen aan een troostrijke herinnering aan hem, maar in plaats daarvan verschijnt een beeld van Carlo, haar verloofde, die een maand later overleed, en het verdriet dat in haar opwelt is zo hevig dat ze even zachtjes kreunt.
De eenzaamheid doortrekt haar als de kou in haar botten. Ze schudt haar hoofd, haar sjaal doorweekt tegen de achterkant van haar nek geplakt. Ze dachten dat ze met die verzameling goud verdere problemen hadden afgewend en dat ze er wat rust mee hadden gekocht voor de joden in Rome.
Maar wat nu als – haar passen vertragen en de regen daalt op haar neer –, wat nu als ze zich vergist hebben in de telling? Wat nu als de nazibuit tien gram te weinig blijkt te zijn? Dat het precies één ring scheelt?
Ze haast zich verder. Ze komt uit op een kleine kruising met een grasveldje waarop een eenzame plataan groeit. Ze wil onder die boom gaan staan om de situatie in te schatten. Er valt niets in te schatten. En als er wel iets in te schatten valt, heeft zij geen idee hoe.
De hoofdstraat, de Via Arenula, is stil en leeg. Ze blijft onder de boom treuzelen, zich vastklampend aan de bescherming die hij biedt. Ze is nog aan ‘haar’ kant. Als ze de stoep afstapt, de straat oversteekt, zal ze een andere wereld binnentreden. Het is alsof de muren die vijftig jaar geleden om het getto stonden opnieuw zijn opgericht. Ze zijn onzichtbaar, maar ze bestaan.’
Lees verder in
Op een ochtend | Virginia Baily | vertaald door Anna Livestro | ISBN 9789026331176 | € 16,99 | uitgeverij Ambo Anthos | bestel Op een ochtend via deze link bij bol.comDeze link opent in een nieuw tabblad (ook verkrijgbaar als e-book)