Naar hoofdinhoud Naar navigatie
2 september 2025

In het huis van mijn Vader – naar het waargebeurde verhaal van de Ierse priester Hugh O’Flaherty

Met In het huis van mijn Vader baseert Joseph O’Connor zich op het waargebeurde verhaal van de Ierse priester Hugh O’Flaherty, die in Rome heel wat mensen uit handen van de nazi’s wist te redden.

Nadat Duitse troepen in september 1943 Rome hebben bezet, regeert Obersturmbannführer Paul Hauptmann met harde hand. Joodse burgers en ontsnapte geallieerde krijgsgevangenen lopen groot gevaar.

De Ierse priester Hugh O’Flaherty is vastbesloten hen vanuit het Vaticaan te helpen. Hij zet een succesvolle ontsnappingslijn op en werkt samen met een onwaarschijnlijke groep vrienden, onder wie een motorrijdende contessa, de vrouw van de Ierse ambassadeur en een Italiaanse krantenverkoper.

Al snel komen ze onder de aandacht van de Gestapo. Als de Escape Line-groep – ‘Het Koor’ – een laatste gewaagde missie probeert uit te voeren, begint een kat-en-muisspel.

Een fragment uit In het huis van mijn Vader

We delen alvast een voorproefje, dat plaatsvindt op zondag 19 december 1943 om 22.49 uur, 119 uur en 11 minuten voor de missie:

‘In wolken van loodzwangere rook en met sissende klonters natte sneeuw op de motorkap draait de zwarte Daimler met het diplomatieke nummerbord langzaam en grommend de Via Diciannove in.

De weerspiegeling van een enkele opalen straatlantaarn schittert in een sijpelende schuimende plas waar een put is overstroomd. In het onregelmatige knipperen van het kapotte neonuithangbord van een café flikkeren de op een rolluik gekladde woorden morte al fascismo op.

Scharlakenrood.
Smaragdgroen.
Wit.

Delia Kiernan is veertig, de vrouw van een diplomaat. Dokters hebben haar geadviseerd niet meer te roken. Ze rookt. Het is een week voor Kerstmis en ze is zestienhonderd kilometer van huis.

Terwijl het zweet haar rok tegen de achterkant van haar kousen plakt duwt ze de onwillige versnellingspook in z’n één. De man op de achterbank kreunt het uit van de pijn en rukt aan de swastika’s op zijn epauletten.

De zware motor bromt. Bloed klopt tegen haar slapen. Op het dashboard ligt een gekrabbelde schets die de stilste route naar het ziekenhuis aangeeft, klaar om verkreukeld en weggegooid te worden als ze een SS-patrouille tegenkomt. Maar de woorden zijn moeilijk te lezen in het donker en zijn met onvaste hand geschreven. Ze strijkt haar aansteker aan, een vleug brandstof die zijn gekreun oplicht.

Als de Daimler Via Ventuno in zwenkt raakt hij een vuilnisbak, die omvalt. Wat eruit komt stroomt weg door de goot en wordt meteen geplunderd door een wervelwind van knokige honden die als één uit donkere nissen schieten.

Met knarsende remmen en hortend over hobbels, een chassis dat in kuilen wordt beproefd, slingerend, overstuurd, met de lage treeplank die de gehavende keien ternauwernood ontwijkt en dan een straat in die door natte bladeren een glijbaan is geworden. De man jammert. Smeekbedes om haast.

Een zijstraat in. Langs de universiteit die door de bezetters gezuiverd en platgebrand is. Een overwoekerd voetbalveld met netloze doelen, het lagere gedeelte dat tot een zwembad is verworden gaapt de maan en vijfhonderd verbrijzelde ruiten aan.

Ze herinnert zich de brandstapel van schoolborden, op de achttiende verjaardag van haar dochter zag ze er een foto van in de krant. Dan langs het veelogige, moorddadige gevaarte van het Colosseum, als het skelet van een aangespoelde reuzeninktvis.

Bij het piazza loeren de waterspuwers vanaf de donkere kerkfaçade. Ze moet twee keer haar koplampen aanzetten. De klok slaat elf keer. Ze voelt het in haar tanden. De wind speelt met de vastgesnoerde tafels en stoelen voor een café, hij fluit langs de omhoogwijzende pijlen van de hekken.

Een zwartgeklede man haast zich vanaf het terras, zijn natte regenjas hangt zwaar om hem heen, hij laat zijn binnenstebuiten geklapte paraplu in de wind achter als hij met een druipende deukhoed in de plompe, bootachtige auto klautert.

Als ze optrekt haalt hij een notitieboekje tevoorschijn waarin hij met een potlood begint te schrijven.
‘Wat ben je aan het doen?’
‘Ik ben aan het nadenken,’ zegt hij.

Hij haalt een heupflesje brandy uit zijn zak en biedt het de kreunende passagier aan, die een van zijn leren handschoenen heeft uitgetrokken en in zijn mond heeft gestopt. De man schudt het hoofd en slaat zijn angstige ogen ten hemel.’

Lees verder in

In het huis van mijn Vader | Joseph O’Connor | vertaald door Waldemar Noë | ISBN 9789049207496 | € 22,99 | Meulenhoff Boekerij | bestel In het huis van mijn Vader bij je lokale boekhandel of bij bol.com (ook beschikbaar als e-book)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Ciao tutti is hét startpunt voor je vakantie naar Italië, bomvol persoonlijke tips. Buon viaggio!

autohuur italië
Bol AlgemeenBol Algemeen