Vroegboekkorting bij hu openair villages & campings

Engel van Rome – prachtige verhalen van Jess Walter

Na de onweerstaanbare roman Schitterende ruïnes is Jess Walter terug met een verhalenbundel met de titel Engel van Rome. Namens Uitgeverij Marmer mogen we alvast een fragment delen.

Het titelverhaal is een soort Schitterende ruïnes in het klein, compleet met Romeinse setting, een adembenemende filmster en een hartverscheurend innemende, naïeve hoofdpersoon.

Een jongen uit een arbeidersmilieu in Nebraska gaat op kosten van de kerk Latijn studeren aan een pauselijk instituut in Rome. In eerste instantie raakt hij allerminst betoverd door Rome, maar zoals dat in de Eeuwige Stad gaat, vindt hij er toch zijn weg.

Meesterverteller Jess Walter op z’n best

Ook de andere verhalen in Engel van Rome zijn adembenemend en onvergetelijk. Personages worden geconfronteerd met hun rol in hun leven, doordat hun bestaan een plotselinge wending neemt – soms positief, soms negatief.

Zo worstelt een tienermeisje met de les van haar beeldschone, overleden moeder, worden de gesprekken van een echtpaar op leeftijd afgeluisterd door een schrijver en ziet een volwassen zoon zich gedwongen om keer op keer uit de kast te komen tegenover zijn demente vader.

Lees alvast een fragment uit Engel van Rome

‘Ik ontmoette de Engel van Rome op een frisse herfstavond in het jaar waarin ik mezelf opnieuw uitvond: 1993.

Ik was destijds wat je werk in uitvoering zou kunnen noemen, een verlegen, teruggetrokken eenentwintigjarige, voor het eerst in Europa, omdat ik de kans van mijn leven had gekregen: Latijn studeren in Vaticaanstad.

Dat was deels te danken aan mijn godvruchtige moeder, die er altijd van had gedroomd dat haar enige zoon op een dag priester zou worden. […]

Ik huurde een appartementje in Trastevere, een afgetimmerd pijpenlaatje achter een oude garage. Het was er koud en lawaaiig en ik deed vrijwel geen oog dicht, gekweld door een hardnekkig hoestje en een heftige jetlag, en dat alles werd nog eens verergerd door een groepje luidruchtige jongens die met een voetbal tegen mijn muur trapten.

Tijdens de lessen Latijn zat ik met mijn oren te klapperen. Ik was een jong studentje in werkgroepen van hoog niveau, vol classici, studenten oude talen en novices van over de hele wereld. Sommigen hadden zelfs al artikelen gepubliceerd en één iemand – Nicholas Loughton, een onuitstaanbare Brit met een nasale stem – liet geen gelegenheid onbenut om te refereren aan zijn boekcontract. […]

Ik was zonder meer de jongste en minst talentvolle van de twaalf studenten en ik zat het merendeel van de tijd in mijn eentje, gapend en kuchend, en ik voelde me steeds kleiner worden in mijn zo dierbare leren jas.

Mijn plan om de dagen schrijvend in cafeetjes door te brengen (waar ik, zo stelde ik me tegen beter weten voor, Clarissa tegen het lijf zou lopen), bleek zowel onbetaalbaar als onhaalbaar: zodra mijn kopje leeg was, kwam een ober of barista het weghalen en gaf me te verstaan dat ik moest vertrekken.

Dus zat ik in mijn eentje op mijn kamertje te studeren, at oud brood en zakte ’s avonds weg in een onrustige slaap, totdat de dreunende voetbal me weer moederziel alleen deed ontwaken in een spartaans ingericht kamertje met enkel een bed, een koffer en een draagbare typemachine, waarop ik de expat-roman had willen schrijven waarmee ik naam zou maken als een tweede Hemingway. In plaats daarvan schreef ik mijn moeder brieven vol heimwee, die stuk voor stuk eindigden met smeekbeden om geld.

Mijn sombere brieven bereikten de Verenigde Staten niet eens, maar raakten zoek in de catacomben van de beruchte Italiaanse post – hetzelfde systeem waarop ik vertrouwde om mij de broodnodige cheque van de Omaha Knights of Colombus-beurs te bezorgen.

Begin oktober was ik bijna door mijn geld heen en had ik mezelf op een rantsoen gezet van één maaltijd per dag. […]

Ik was diep ongelukkig. Wie denkt de wereld om de tuin te leiden, zet meestal zichzelf voor schut. Ik zwoer dat ik vanaf dat moment nooit meer zou doen alsof, niets meer zou veinzen, niet meer kuchend en wel die scherpe Italiaanse sigaretten zou roken.

Vanaf dat moment zou ik gewoon zijn wie ik ben, zelfs als dat neerkwam op opgeven en naar huis gaan. Opnieuw beginnen. […]

Overal om me heen de bedwelmende geur van eten: vlees, brood, kazen. Ik had mijn maaltijd van die dag al op en ik kon de lucht bijna próéven, dik van knoflook, tomaten, oregano. Ik voelde de tranen branden terwijl ik door deze wolk van onbekenden liep.

De straten vormden een waar doolhof in Trastevere, de voormalige arbeiderswijk die van het centro storico werd gescheiden door de Tiber. Ik liep onder met klimop begroeide boogjes en waslijnen vol overhemden en broeken door, langs tafeltjes met stoelen waar oude mannen zaten te roken en te drinken, totdat ik me een paar huizenblokken van mijn kamer realiseerde dat ik was verdwaald.

Na een maand in Rome was dat natuurlijk niets nieuws. De onbekende straat, het nooit eerder geziene plein. Rondjes lopen op zoek naar een herkenningspunt. Je voelt je pas echt alleen in een groep mensen die een andere taal spreken.’

Lees verder in

Engel van Rome | Jess Walter | vertaald door Nicolette Hoekmeijer | ISBN 9789460686214 | € 24,99 | Uitgeverij Marmer | bestel Engel van Rome bij je lokale boekhandel of via deze link bij bol.com (ook beschikbaar als e-book)

Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *