Met de Italiaanse bakker Giacomo Botura als een van de hoofdrolspelers is De verhalenbakker een hartverwarmend verhaal over jezelf accepteren, de ingrediënten voor een goed leven en de kunst van het broodbakken. Heerlijk voor op een gure herfstavond!
‘Als je een goed brood kunt bakken, heb je ook begrepen welke ingrediënten je nodig hebt voor een gelukkig leven.’
Giacomo Botura, bakker
In veel opzichten is brood bakken net een dans. Het ritmische kneden van het deeg, het draaien van de handen… Voormalig danseres Sofie vindt het fascinerend om naar de Italiaanse bakker Giacomo te kijken tijdens zijn werk.
Eigenlijk was het baantje bij de dorpsbakkerij bedoeld als een tijdelijke oplossing, voor ze haar leven een nieuwe wending kon geven. Verrassend genoeg vindt Sofie in de kleine bakkerij echter veel meer dan alleen een tijdelijke inkomstenbron: de wijsheid van een eenvoudige man, het geluk van kleine dingen en misschien zelfs de moed om te veranderen…
Een fragment uit De verhalenbakker
We mogen als voorproefje alvast een kruimel van het verhaal delen:
‘Zo’n driehonderd meter verderop draaide Giacomo Botura zich slapend om op zijn doorgelegen matras. Hoewel hij de dorpsbakker was, droomde hij niet over broodjes en meel, over kruim en deeg.
Hij droomde over het land van zijn jeugd, over Calabrië. Zoals bij elke soort droom had die iets onwerkelijks, en zijn herinneringen aan de bergruggen en kuststroken leken wel uit lucht geweven. Hij droomde vaak over Calabrië wanneer de familie Nittels geurige sinaasappels bij de ingang van hun kleine boerderijwinkel zette om klanten naar binnen te lokken. Die sinaasappels herinnerden hem aan de bergamotten die hij altijd samen met zijn tante Rosarina had geoogst.
Deze nacht droomde Giacomo dat hij over de stoffige steile weg van het dorp naar de boomgaard liep, die hoog boven de zee troonde. Hij moest met flessen water slepen, en een mand met het middageten. Toen hij eindelijk de schaduw van de oude bomen bereikte, glom zijn huid van het zweet.
Hij droomde dat hij de zure, tikje bittere vruchten plukte, terwijl een koele bries door de bomen waaide, die hem verhalen over de nabije zee vertelde. In zijn dromen was het in Calabrië altijd zomer, maar het was nooit te heet, er waren nooit van die vervelende muggen en hij verbrandde nooit in de zon. Hij werd ook niet geplaagd als hij bij het plukken treuzelde. Iedereen lachte bij het werk, hoewel dat zwaar was.
Na zulke dromen werd hij altijd goed uitgerust wakker. Zo ook vandaag, toen hij na het wakker worden nog even een heerlijk moment lang de geur van bergamot rook. Wanneer hij zich ’s ochtends in zijn kleine badkamer waste en hij de oranje bergamotzeep bedachtzaam door zijn vingers liet glijden, genietend van de ronde vorm, voelde dat als zijn dromen over Calabrië. Altijd vers, onberispelijk, de perfecte illusie.
Giacomo rondde zijn ochtendtoilet af met zijn haar. Hij kamde het zo naar achteren dat het in keurig evenwijdige golven over zijn hoofd viel. Zo’n kapsel had hij bij zijn vader altijd bewonderd. Verder viel er helaas niet veel aan hem te bewonderen. Ze hadden nooit vrede kunnen sluiten.
Op weg naar de voordeur deed hij maar weinig licht aan, want hij vond het halfduister beter passen bij de oude meubels, die altijd een zekere traagheid uitstraalden, alsof ze maar langzaam ontwaakten. Ze hadden er al gestaan toen Giacomo hierin trok en hij was niet iemand die goede meubels weggooide omdat ze hem niet bevielen, of die een met zorg vervaardigd schilderij van de muur haalde, alleen maar omdat een bronstig hert voor een veel te blauw bergmeer burlde. Hij had respect voor het handwerk.
In de loop der tijd waren er een paar ingelijste foto’s uit zijn geboortestreek bij gekomen. Eentje van zijn geliefde voetbalploeg, die de krant had gehaald toen ze na ruim veertig jaar weer eens kampioen waren geworden, en eentje die hij elke ochtend teder streelde en liefkozend toesprak.
In de kastenwand waren een paar boeken ingetrokken, die door het vele lezen aan trots patina hadden gewonnen. Verder verving hij alleen wat kapot was. De gescheurde lampenkap in het keukentje, de vergeelde gordijnen in de woonkamer, de gebarsten wastafel in de badkamer. Alles had hij goedkoop vervangen.
Giacomo had dit huis opgelapt zoals je een oude broek vol gaten oplapt. Met wat toevallig binnen handbereik lag. Hij hield er niet van om geld te verspillen. Veel verdiende hij toch al niet en het leeuwendeel stuurde hij elke maand naar Calabrië.
De bakkerij lag slechts één verdieping lager op de begane grond. Maar Giacomo moest buitenom lopen om er te komen, ruim tien meter. Hij hield van deze korte omweg die werk van thuis scheidde, hoewel hij soms ook door regen, sneeuw of harde wind moest lopen. Misschien wel omdát hij door zulk weer moest.
Als hij gewoon door een trappenhuis naar beneden had kunnen lopen, had hij niet geweten wat voor soort dag het was. En dat moest hij weten, om ervoor te zorgen dat zijn brood lukte. Want het deeg wist altijd wat voor weer het was en gedroeg zich daar ook naar.
De tien meter naar de bakkerij bestond uit een grindpad met ernaast een paar planten zoals zoethout, viltganzerik en peperoncino (drie soorten zelfs) uit zijn vaderland, en natuurlijk stonden er ook een olijfboompje en een clementineboompje, waarvoor hij speciaal een kleine kast had gebouwd.
De meeste planten had zijn nonna hem vanuit Calabrië gestuurd, zodat hij ze niet zou vergeten (wat natuurlijk nooit zou gebeuren). Ze waren als een kus van zijn nonna op zijn voorhoofd, een aai over zijn wang.’
Lees verder in
De verhalenbakker | Carsten Henn | vertaald door Jeannet Dekker | ISBN 9789022596579 | € 20,- | uitgeverij Meulenhoff Boekerij | bestel De verhalenbakker bij je lokale boekhandel of via deze link bij bol.com (ook beschikbaar als e-book)
Naar aanleiding van jullie boek fragmenten heb ik al een paar boeken aangeschaft.
Erg leuk!
Dank jullie wel.
Met vriendelijke groet Anita