Zin in een mini-vakantie naar de kust van Ligurië, met pareltjes als Portofino, Camogli en Santa Margherita Ligure – met het prachtige Grand Hotel Miramare? Met het boek De Italiaanse droom waan je je even in de kleurrijke haventjes met uitzicht op zee…
Niamh Kelly’s leven heeft een dieptepunt bereikt: haar vriend heeft haar gedumpt, waardoor ze weer bij haar ouders moest gaan wonen, en haar baan staat op de tocht. Ze grijpt het aanbod van haar zus om mee te gaan voor een korte trip naar Italië dan ook met beide handen aan.
Daar, aan de Ligurische kust, heeft ze het al snel zo naar haar zin, dat ze besluit er te blijven! In het pittoreske Camogli begint ze Café Limoni.
Ze geniet van haar nieuwe leven vol zon, zee en heerlijke lunches – én van het gezelschap van de knappe Giorgio, de verhuurder van de bar. Maar dan komt ze in zwaar weer. Door een familietragedie moet ze terug naar het regenachtige Ierland. Is dit het einde van haar Italiaanse droom? Of kan ze terugkeren naar la bella Italia?
Een fragment
‘Wat een schitterende kleuren hier overal, dacht Niamh toen de veerboot om de landtong heen voer en een bocht naar rechts beschreef, in de richting van Camogli. Terwijl ze de baai in voeren, waren ze nog steeds een paar kilometer van het plaatsje verwijderd, maar zelfs vanaf die afstand leek het met een warme oranje gloed op te lichten aan de voet van een weelderig begroeide groene heuvel. De gebouwen waren hoger dan in Portofino en ze strekten zich naar links en naar rechts ver uit voorbij wat het strand en de aanlegsteiger leken te zijn.
De krachtige zeewind had geholpen om de scherpe kantjes van hun kater af te halen, en Niamh begon zich geleidelijk aan weer een beetje mens te voelen. Grace was voor haar doen nog steeds erg stil en leunde met haar ogen dicht en haar gezicht opgeheven naar de zon achterover tegen de reling. Gestaag koerste de veerboot op Camogli af en de gekleurde gebouwtjes werden steeds groter naarmate ze dichterbij kwamen.
De baai werd aan de rechterkant beschut door enorme begroeide rotsen, hier en daar bestrooid met een paar fraaie villa’s. Aan de linkerkant lag Genua, dat zich in de verte aftekende als een stad van witte legosteentjes, en recht voor hen lag Camogli. De veerboot minderde vaart, boog af en voer over het kalme water rondom de pier de haven in. In deze haven lagen heel andere boten dan in Portofino; hier zag je vissersbootjes en kleine pleziervaartuigen in plaats van patserige, super-de-luxe jachten.
De kleurige verzameling gebouwen rees vijf of zes verdiepingen hoog voor hen op. Veel van de ramen waren opengezet, als om de warme lentelucht binnen te noden. Wasgoed wapperde aan lijnen in het briesje. Geen rijen en rijen gesteven wit linnengoed, maar eerder het soort huiselijk, eenvoudig wasgoed dat uit ondergoed en handdoeken bestond. De veerboot kwam puffend tot stilstand aan een van de twee aanlegsteigers en begon over een smalle houten loopplank zijn passagiers uit te braken.
[…]Op hun gemak slenterden ze de straat af en bekeken ondertussen alle etalages. Vanaf de hoofdstraat takten kleinere en smallere straatjes af, dieper het dorp in.
De dorpsvrouwen die de stoep voor hun winkels of huizen stonden te vegen, droegen huisschorten en hoofddoeken. Oude mannetjes in donkere pakken en met petten op deden hun dagelijkse dingen. Moeders waren in de weer met kinderen die nog te klein waren om naar school te gaan en een paar schriele zwerfkatten schoten op zoek naar hun volgende maal de straat over. Toen Niamh en Grace voorbijliepen, knikten of glimlachten de dorpsbewoners hun zonder uitzondering allemaal toe.
De zon scheen warm op hen neer terwijl ze opgetogen over de smalle keienstraatjes slenterden.
‘Ik heb dat restaurant nog niet gezien. Jij wel?’ vroeg Grace en met schuin gehouden hoofd keek ze bewonderend omhoog naar de kleine kerktoren vlak voor hen.
‘Nee, maar eerlijk gezegd ben ik ook vergeten om ernaar uit te kijken. Er is hier ook zoveel te zien. Zullen we het aan iemand vragen?’
‘Dat lijkt me wel beter, ja, want het is al bijna twee uur en we weten niet waar we precies zijn. Doe jij het? Ik heb de fut niet om Italiaans te praten.’
Niamh bleef staan om de eerstvolgende vrouw met een huisschort aan te vragen waar ze het restaurant konden vinden, maar blijkbaar sprak ze de naam niet goed uit. Ze haalde het briefje tevoorschijn waarop de receptionist die had genoteerd en liet het de vrouw zien. ‘Ah, sì, Da Paolo,’ corrigeerde ze Niamhs povere poging om de naam uit te spreken. ‘Giù.’
‘Giù?’ vroeg Niamh niet-begrijpend.
‘Sì, sì, giù,’ herhaalde de vrouw, verword gebarend naar de benedenstad.
‘Oké, omlaag dus. Grazie.’
‘Nou, gelukkig hoeven we niet nog verder naar boven,’ zei Grace lachend. ‘Maar we hebben wel genoeg gelopen om trek te krijgen, dat is een ding dat zeker is.’ Ze maakte aanstalten om weg te lopen in de richting die de vrouw had aangeduid, maar Niamh bleef tegen de muur geleund staan uitkijken over de baai.’
Lees verder in
De Italiaanse droom | Catherina Mangan | vertaald door Erica van Rijsewijk | ISBN 9789402705430 | € 17,99 | uitgeverij HarperCollins | bestel De Italiaanse droom via deze link bij bol.com (ook verkrijgbaar als e-book)