Op zoek naar een boek waarin je je uren lang kunt verliezen? Met De acht of negen levens van Stella Fortuna ben je verzekerd van een meeslepend verhaal over een bijzondere Calabrese famiglia, prachtig opgetekend door Juliet Grames, uitgever in New York, die hiervoor in het leven van haar Italiaanse grootmoeder dook.
Juliet laat je in een wervelend verhaal dat geen minuut verveelt kennismaken met haar buitengewone oma Stella Fortuna. Stella werd geboren in Ievoli, een gehucht in het arme Calabrië, in het diepe zuiden van Italië. Hoewel ze een aantal keer bijna het loodje legt, weet ze steeds opnieuw aan de dood te ontsnappen, waarmee ze haar familienaam Fortuna eer aandoet.
Net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog emigreert het gezin naar Amerika, waar Stella, haar zus Tina en haar broers opgroeien in een wereld waarin veel meer mogelijk lijkt dan in Italië. Als lezer reis je met hen mee, lééf je met hen mee, van grootse gebeurtenissen tot uitgebreide familielunches.
Je sluit Stella in je hart, als was ze je eigen oma die met opgeheven hoofd haar dromen probeert na te jagen door weg te lopen van haar ergste nachtmerrie. We zullen niet verklappen wat er precies met Stella gebeurt, want dat is iets wat je zelf moet ontdekken, zij aan zij met Stella, tot aan de dag waarop ze, honderd jaar oud, alleen in haar huis in Wethersfield, Connecticut, zit.
Ze haakt dekens en negeert boos haar zus, Tina, die aan de overkant woont. Ooit waren ze onafscheidelijk. Waardoor werd de band tussen de zussen verbroken?
Een fragment
‘Het dorp Ievoli, vastgeklemd in de rotswand op het hoogste plateau van een middelgrote berg in Centraal-Calabrië, is nooit erg groot geweest. Toen Stella Fortuna een klein meisje was, in de tijd dat Ievoli de meeste inwoners telde, woonden er toch maar zeshonderd mensen, dicht opeen in aangrenzende stenen huisjes.
Maar als ik zeg dat Stella Fortuna een speciaal meisje was, hoop ik niet dat je aan speciaal denkt in de zin van kneuterig. Andere mensen zouden Stella Fortuna in haar lange leven onderschatten, en allemaal hadden ze daar uiteindelijk spijt van.
Allereerst was er haar naam, waar een minder sterke vrouw niet mee om had kunnen gaan. Ze was vernoemd naar haar grootmoeder, zoals het hoort, maar toch. ‘Stella’ en ‘Fortuna’ – ‘sterrengeluk’ of misschien zelfs ‘geluksster’ – wat vreselijk om een meisje zo te noemen.
Er is geen betere manier om het boze oog op je te richten dan opscheppen over je gelukkige gesternte; een naam als Stella Fortuna was gewoon vragen om moeilijkheden. En of je nu wel of niet in het boze oog gelooft, je moet toegeven dat Stella genoeg narigheden ondervond.
‘Maar ik heb me ook dikwijls uit de narigheid kunnen redden,’ zei Stella vaak tegen haar moeder, Assunta. Assunta kon enorm zitten tobben, al was ze niet erg streng.
Ja, Stella Fortuna viel op, en niet alleen vanwege haar naam. Haar uiterlijk speelde ook een rol. Op haar zestiende, toen ze Ievoli verliet om naar Amerika te gaan, was Stella Fortuna het mooiste meisje van het dorp. Ze had fantastische borsten die trilden als ze lachte en hypnotisch heen en weer deinden als ze de steile bergweg af kwam die door het centrum van het dorp liep.
Stella had die borsten van haar moeder geërfd; haar jongere zus Cettina had minder geluk gehad wat haar erfenis betrof en verwierf alleen haar moeders derrière, die, dat moet gezegd worden, ook niet te versmaden was. Stella had frisse, gebruinde wangen zo glad als olijven, en haar getuite lippen zagen er zo roze en gewillig uit als het vlezige binnenste van een rijpe vijg – in wezen was Stella een fruitsalade van Ievolitaanse mannelijke verlangens.
Ze had haar littekens, zeker, het gebogen sneetje in haar wenkbrauw en de sporen van hechtingen op haar armen, maar littekens worden verleidelijk als je weet waar ze vandaan komen, en in een dorp zo klein als Ievoli is iedereen overal van op de hoogte.
Stella was moeiteloos uitdagend en absoluut niet inschikkelijk. Als zij naar buiten kwam voor de avondwandeling, viel er een ademloze stilte op de chiazza, maar Stella Fortuna merkte het niet of gaf er niet om. Door de zachte welvingen van haar figuur zagen eerzuchtige mannen en jongens de meedogenloosheid in haar donkere ogen niet, en ze sloeg toe en zette die dwazen voor gek.
Stella’s begeerlijkheid kon Stella zelf weinig schelen. Ze had al besloten dat ze nooit zou trouwen en deed geen moeite haar uiterlijk te gebruiken om vrijers aan te trekken. Ze choqueerde de brave, gehoorzame Cettina met haar ruwe behandeling van hoopvolle jongens.
Later zouden de zussen dertig jaar lang in een vendetta verwikkeld raken, maar niemand ter wereld zag dat aankomen, en toen ze nog meisjes waren, waren ze de beste vriendinnen. Mogelijke aanbidders benaderden hen samen, omdat ze altijd bij elkaar waren.
‘Je moet aardiger zijn, Stella!’ zei Cettina vaak angstig tegen haar zus. Zij was de jongste van de Fortuna-meisjes, maar ze maakte zich bijna net zoveel zorgen over Stella als Assunta. Doordat Stella vaak pech had, was dat ook geen wonder. ‘Ze zeggen dat je een kreng bent!’
‘En wiens probleem is dat?’ antwoordde Stella dan. ‘Niet het mijne.’
Stella ging niet echt prat op haar uiterlijk – ze had zelfs nog nooit haar spiegelbeeld gezien – maar het gaf haar veel voldoening te weten dat ze de knapste was. Stella hield van macht, en haar uitstraling was een van de sterkste vormen van macht waarover ze beschikte, een van de weinige die een jonge vrouw in een Zuid-Italiaans dorp in die jaren tussen de twee oorlogen kon uitoefenen.
Ten derde was ze van nature slim. Stella vond het fijn om de beste te zijn, en in de meeste dingen wás ze de beste. Ze was de beste naaister van het dorp, haar zijderupsen brachten de meeste zijde op en ze pelde de meeste kastanjes als ze tijdens de oogst in Don Mancuso’s boomgaarden werkte.
Ze was snel met cijfers en maakte combinaties in haar hoofd; ze had een goed geheugen en verloor nooit een woordenwisseling omdat ze altijd beter dan haar opponenten zelf kon citeren wat ze hadden gezegd.
Ze was lief voor dieren en zelfs die verdomde kippen legden meer eieren als zij ze ’s ochtends had gevoerd. Ze kon niet zo goed koken, dus kookte ze helemaal niet – het was belangrijk om je grenzen te kennen en geen tijd te verspillen aan armzalige pogingen om te doen wat je iemand anders voor jou kon laten doen.
Stella was vlug van begrip en onafhankelijk, liet niet met zich spotten en liet zich niet uitbuiten. Ze had haar moeders discipline geërfd en haar vaders diepgaande wantrouwen, waardoor ze vlijtig maar berekenend was. Stella Fortuna kreeg dingen voor elkaar. Je kon maar beter hopen dat ze mét en niet tegen je werkte.
Ten vierde – en dit is waar haar Calabrese dorp haar het meest om respecteerde en ook datgene wat haar in de grootste moeilijkheden bracht toen ze vertrok – was Stella taai. Het leven had geprobeerd haar eronder te krijgen, en Stella Fortuna had zich verzet. Als haar iets slechts overkwam, werd ze er alleen maar koppiger van, onverzettelijker, minder inschikkelijk.
Stella stond zichzelf geen enkele zwakheid toe en ze tolereerde geen zwakte in anderen. Behalve natuurlijk in haar moeder, die speciale dispensaties verlangde.
Tegen de tijd dat ze zestien was en uit Ievoli vertrok, was Stella Fortuna al bijna drie keer gestorven – vandaar al die grote littekens. Ik zal je nu over die Ievolitaanse sterfgevallen vertellen. Door haar familie wordt er liefhebbend aan gerefereerd als ‘de aanval van de aubergine’, ‘die keer met de varkens’ en ‘de spookdeur’.
Naar mijn mening zijn het de vreemdste van Stella’s doodsverhalen, maar dat is niet meer dan logisch. Alles was een beetje vreemder in een afgelegen bergdorp honderd jaar geleden. De moderne tijd heeft de manieren waarop we leven en sterven ontdaan van iets van hun magie.’
Lees verder in
De acht of negen levens van Stella Fortuna | Juliet Grames | vertaald door Tineke Funhoff | ISBN 9789024582198 | uitgeverij Luitingh-Sijthoff | bestel De acht of negen levens van Stella Fortuna via deze link bij bol.com | ook verkrijgbaar als e-book