Vroegboekkorting bij hu openair villages & campings

Aan de keukentafel van mijn schoonmoeder

De Amerikaanse Katherine reist naar Napels voor een stage op het Amerikaanse consulaat. Tijdens haar eerste afspraakje met Salvatore arriveert deze Napolitaan niet alleen twintig minuten te laat, hij rijdt haar in zijn Fiat 500 ook nog eens rechtstreeks naar de keuken van zijn moeder.

Daar, onder het toeziend oog van de hele familie, leert Katherine haar eerste Napolitaanse levenswijsheid: nóóit aan de korst beginnen als de rest van de pizza nog niet op is. Tijdens elke lunch en elk diner voelt Katherine zich meer thuis en gaat ze de Napolitaanse keuken en cultuur steeds meer waarderen.

Ook haar liefde voor Salvatore groeit. Maar het is haar charmante, op-en-top Napolitaanse schoonmoeder Rafaella die Katherines hart opent voor de culturele en culinaire rijkdom van Napels.

Aan-de-keukentafel-van-mijn-schoonmoeder-Katherine-Wilson

Katherine Wilson vertelt in Aan de keukentafel van mijn schoonmoeder op sprankelende en scherpzinnige wijze over het leven met haar kleurrijke Italiaanse schoonfamilie, hun taal, cultuur en culinaire tradities.

Vanaf pagina één stap je een andere wereld binnen, met de keuken van Raffaella als epicentrum. Veel verhalen over Amerikaanse meisjes die naar Italië reizen, bevatten tal van clichés en open deuren, maar Katherine weet je met haar oprechte verhalen te raken.

Ze vertelt hoe het er écht aan toe gaat in zo’n Italiaanse familie. Ze laat je meekijken in haar leven en geeft letterlijk en figuurlijk een kijkje in de keuken van haar schoonfamilie. Aan het einde van haar boek heb je er niet alleen een familie bij, maar ook ongelooflijk veel trek in sartù di riso of een van de andere Napolitaanse specialiteiten. Gelukkig staan er een paar recepten achter in het boek, zodat je je honger kunt stillen en je nog even in Raffaella’s keuken kunt wanen…

Een fragment:

In een swingende, uitgekiende beweging parkeerde hij de kleine Fiat tussen twee andere auto’s en leidde me naar de lift. Ik had de zee niet geroken. Ik rook schimmel en vocht en uitlaatgassen.

We stonden zwijgend in de krappe lift die ons naar de derde en hoogste verdieping bracht. Salvatore opende de deur van het appartement van de familie Avallone met een joekel van een zilveren sleutel en nodigde me binnen. ‘Vieni, vieni,’ zei hij terwijl hij de sleutels neerkwakte op een zeventiende-eeuwse chaise longue bij de ingang naar de woonkamer. Vanuit de hal gluurde ik de donkere, elegante salone in en zag beelden van gouden engelen en geplooid zwaar satijn. Er stonden terracotta vazen op voetstukken (‘O, die komen nog uit Pompeji,’ verklaarde Salvatore later – er was veel geroofd toen Pompeji vierhonderd jaar geleden werd opgegraven). Ik wachtte af wat er nu ging gebeuren.

‘Mammmmma!’ riep hij. De galmende tenorstem waar ik in de auto zo van gecharmeerd was geweest, klonk irritant en nasaal als hij zijn moeder riep. Ik begon er als een berg tegen op te zien zijn ouders te ontmoeten. Het was al lastig om Italiaans te begrijpen en met iemand van mijn eigen leeftijd te praten; het laatste waar ik me toe in staat voelde was een gesprek met een imposante, vormelijke, kapitaalkrachtige Napolitaanse die ongetwijfeld altijd opkwam voor haar zoon. Op haar eigen terrein! Bovendien rammelde ik van de honger.

‘Mammmmmma! È pronto?’ (Is het eten klaar? Ging hij niet zeggen dat het Amerikaanse meisje er was?) Ik hoorde schuifelende pantoffels en er kwam een man binnenlopen van wie ik aannam dat het Salvatores vader was. Hij was een jaar of zeventig,  geen afschrikwekkende patriarch, maar een vriendelijke, gedistingeerde man in een donkere trui met behoorlijk wat eau de cologne op. We gaven elkaar een hand en hij stelde zich voor als Nino. Hij sprak een beetje Engels aangezien hij dertig jaar lang het chique familiehotel had gerund.

‘Salvato’, e pronto da mangia?’ Nino viel terug op het Napolitaans om zijn zoon te vragen of het eten al klaar was en pakte Salvatore stevig bij zijn arm. Hij had net zo’n trek als wij.

Ik werd meegetroond naar de keuken, waar Raffaella net de telefoon ophing terwijl ze een zelfgemaakte pizza uit de oven haalde en de koelkastdeur met haar hiel dichttrapte. Ze was een en al beweging, actie, gratie. Ze was niet dik en vadsig en pastasaus aan het roeren. Ze was beeldschoon.

Raffaella was een meter vijfenzestig, slank en gespierd, en droeg hooggehakte laarzen en een roze Oxford-blouse. Haar witte, strakke spijkerbroek zat om haar middel gegord met een leren riem bezaaid met nepdiamantjes. Ze was zwaar opgemaakt: lippenpotlood liep over in gloss, eyeliner vervaagde tot kohlzwarte oogschaduw. Haar haar was kort en blond, met vakkundig aangebrachte highlights. Ondanks de glitters en forse make-uplaag zag ze er allesbehalve goedkoop uit, alleen maar stralend mooi. Ik voelde me een plompe reus in mijn blauwe blazer en wijde broek. Mijn moeder had in een riante kleedkamer in Washington gezegd dat mijn ensemble ‘slank afkleedde’, maar naast deze vrouw van zesenvijftig in haar witte spijkerbroek voelde ik me niet bepaald slank. Ik voelde me meer een stille Amerikaanse dikzak.

‘Ciao tesoro! Ga zitten, liefje. Ik hoop dat je van Napolitaanse pizza houdt! Nino, schuif je stoel hier eens heen.’

Bij iedere beweging van Raffaella sneed er een wolk Chanel door het aroma van gebakken deeg en basilicum. De salone van het appartement mocht dan super-de-luxe zijn, de keuken was piepklein. Rechts, ingebouwd in de geruite tegelwand, stond een rechthoekige formica tafel waar hooguit vier man aan pasten. Fornuis, oven, gootsteen en (niet al te groot) aanrecht bevonden zich links. Als er meer dan twee mensen aan tafel zaten te eten, kon niemand meer bij de koelkast achter in de keuken komen. Waarom liet een familie die duidelijk geld genoeg had niet een grotere keuken bouwen, vroeg ik me af.

Later begreep ik dat de extra ruimte was gereserveerd voor de woonkamer met een uitbouw waar de familie Avallone at als ze gasten hadden. De keuken was om in te koken en in famiglia te eten. Je kunt best om je familie heen schuifelen en tegen ze op botsen. Leun eroverheen, stap erbovenop, geef ze te eten en laat ze jou te eten geven. Zoveel ruimte heb je niet nodig met mensen van wie je houdt.’

Lees meer in

Aan de keukentafel van mijn schoonmoeder | Katherine Wilson | vertaald door Maaike Post & Arjen Mulder | ISBN 9789045029320 | € 12,- | uitgeverij Atlas-Contact | bestel Aan de keukentafel van mijn schoonmoeder via deze link bij bol.com | ook verkrijgbaar als e-book

Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

2 reacties

  1. Erg leuk en waarachtig inderdaad. Een aanrader.
    Wel jammer van de spelfouten in de Italiaanse woorden (maccelaio?), zo slordig!

  2. Maar dat is wellicht eerder de vertaler aan te merken dan de auteur…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *