Met Venuskind heeft Sònia Lleonart Dormuà een prachtige historische roman geschreven, over de zoektocht naar een eeuwenoud geheim dat meerdere generaties omspant.
In Florence krijgt Carla Bas, een getalenteerde restaurateur, de kans van haar leven: werken aan een prestigieuze expositie over Botticelli. Daar ontdekt ze een verborgen dagboek van Botticelli dat een eeuwenoud geheim onthult over een verboden liefde en een verloren schilderij. De zoektocht naar dit schilderij vormt het mysterie dat Carla moet oplossen, terwijl ze de waarheid over haar verleden ontdekt.
Een fragment uit Venuskind
We delen alvast een voorproefje, gedateerd 17 mei 1510, in Florence: ‘Pater Sorvino en zijn assistent renden van de Ognissanti-kerk naar het huis van de schilder en leunden tegen de deurposten om even op adem te komen. Ze waren met spoed ontboden: de meester lag op sterven. De priester klopte aan, maar niemand deed open. Hij keek naar zijn assistent en klopte nog een keer, ditmaal wat harder. Ten slotte kwam er een dienstmeisje. ‘Hij gaat dood!’ riep ze verschrikt vanuit de deuropening.
De stank in het huis dwong ze hun neus te bedekken met een zakdoek. De jonge vrouw baande zich een weg tussen het afval en de ratten, veegde een pluk haar uit haar gezicht en wist een van de knaagdieren hard te raken met een bezemsteel.
‘Vervloekte satansbeesten!’ schreeuwde ze, om de dode rat vervolgens bij de staart te pakken en uit het raam te gooien. Ze schonk de twee mannen een glimlach met veel tandvlees en weinig tanden, liep weer verder en bleef staan voor een dichte deur. ‘Hier ligt-ie,’ zei ze terwijl ze de deur opende.
De priester betrad de kleine kamer, die slechts werd verlicht door een brandende kaars. Hij zag een roerloos lichaam in een bed en kon het gezicht amper onderscheiden. Het dienstmeisje pakte de kaars en zette hem op de tafel. ‘Meester, pater Sorvino is gekomen.’
De man onder de deken begon te bewegen en opende langzaam zijn ogen. ‘Ik dacht dat jullie niet meer zouden komen,’ zei hij zachtjes.
De priester keek naar zijn lange haren, naar de dikke baard die zijn gezicht bedekte. Hij was geschokt. ‘Alessandro, hoe voelt u zich?’
‘Moe, heel erg moe.’ Hij begon te hoesten.
De priester nam plaats op de stoel naast het bed en liet zijn blik glijden over de rotzooi in de kamer en de vochtplekken op de muren. Hij was getuige geweest van de grootse prestaties van die man en had vreselijk met hem te doen.
‘Amadeo, mijn laatste uur heeft bijna geslagen,’ zei de man kuchend.
‘Wilt u biechten?’
‘Ik heb de laatste jaren niet veel zonden begaan, dus er valt weinig te belijden.’
‘Maar wat kan ik dan voor u betekenen?’ vroeg hij bedroefd.
‘Ik wil u om een gunst vragen,’ zei hij en hij legde zijn hand op zijn borst. Bij elke ademhaling leek het net of hij met een dolk werd gestoken. ‘Ik heb een brief die u aan iemand moet geven.’
‘Een brief? Aan wie dan?’
‘Aan de zoon van Simonetta, Alessandro Vespucci.’
Het dienstmeisje liep naar de priester en gaf hem een verzegelde envelop. Pater Sorvino las de naam die erop was geschreven en stak hem tussen de bladzijden van de bijbel in zijn hand. Verbaasd keek hij hem aan.
‘Ik heb een schuld die ik moet vereffenen voordat ik deze wereld verlaat… Dat heeft ze me gevraagd…’ Hij moest opnieuw hoesten. ‘En ik heb een schilderij voor hem. Ook dat moet u aan Alessandro geven.’
Hij zag de twijfel in de ogen van de priester. Hij was niet bang voor de dood, maar wel voor de mogelijkheid dat zijn verzoek niet zou worden ingewilligd, dus ging hij wat harder praten. ‘Amadeo, u moet me beloven dat u het zult doen!’
De priester knikte, en de man in het bed slaakte een zucht van verlichting. ‘Denkt u dat ik haar zal zien, daarboven? Ik kan me haar gezicht nauwelijks nog herinneren.’
‘De Heer heeft een plekje voor al Zijn schepselen,’ antwoordde de priester met een flauwe glimlach.
‘Dan kan ik haar weer schilderen en zal ik geen pijn meer voelen,’ zei hij en hij hield zijn door de ziekte misvormde handen omhoog.
De priester verschoot van kleur.
‘En er is nog iets wat ik u vragen wil.’
‘Zegt u het maar.’
‘Ik wil begraven worden in de Ognissanti-kerk, dicht bij haar.’
‘Ik zal ervoor zorgen, Alessandro,’ zei de priester knikkend met het hoofd.
De man voelde zich bevrijd, want hij wist dat pater Sorvino zich aan zijn woord zou houden. Er verscheen een lach op zijn gezicht. Daarna sloot hij zijn ogen om ze niet meer te openen.
De priester legde zijn hand op zijn voorhoofd en maakte het kruisteken. ‘Requiescat in pace, mijn zoon!’ Hij bleef nog even in de kamer en vertrouwde de ziel van de overledene toe aan de almachtige God. Het deed hem verdriet om hem in armoede te zien sterven.
Toen hij ten slotte vertrok, zag zijn assistent meteen dat hij aangedaan was. ‘Pater, gaat het wel goed met u?’
‘De Heer schenkt aan sommigen talent, maar maakt ze tegelijk zorgeloos, want ze denken niet aan het eind van hun leven, en daardoor sterven ze in misère en eenzaamheid.’
‘Kende u hem?’
‘Heel Florence kende hem. Het was Alessandro di Mariano di Vanni Filipepi.’
‘Sandro Botticelli?’ vroeg de assistent verbaasd.
‘In hoogsteigen persoon,’ antwoordde hij met klaaglijke stem.
De twee mannen liepen naar de deur. ‘Pater, vergeet het schilderij niet!’ riep de meid, die een fors doek achter zich aan sleepte. De priester draaide zich om en huiverde toen hij het zag. Hij herkende de twee personen die erop waren afgebeeld. ‘Dat schilderij moet bedekt worden!’ schreeuwde hij met uitpuilende ogen.
Het dienstmeisje gaf hem snel een laken met allemaal scheuren erin. Er viel een notitieboekje uit met een bruinleren kaft. De assistent raapte het op en stak het haastig in zijn wambuis. Daarna bedekte hij het schilderij om de priester tot bedaren te brengen. ‘Pater, waarom wilt u niet dat mensen het kunnen zien?’ vroeg hij bezorgd terwijl hij het schilderij op zijn schouder zette.
De priester zweeg even en zei toen met een verwilderde blik in zijn ogen: ‘Dit doek kan De’ Medici te gronde richten, en met hen heel Florence.’
Bij het verlaten van het huis keek hij even naar boven en vroeg God om vergeving omdat hij niet kon doen wat hij een man op zijn sterfbed zojuist had beloofd. Aan de hemel pakten zich donkere wolken samen.’
Lees verder in
Venuskind | Sònia Lleonart Dormuà | vertaald door Hendrik Hutter | ISBN 9789021055633 | € 22,99 | uitgeverij Luitingh-Sijthoff | koop Venuskind bij je lokale boekhandel of bij bol.com (ook beschikbaar als e-book)