Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Zo ook op aarde – Davide Enia

Gisteravond kon ik niet meer stoppen met lezen. Waarin ik was verdiept? In de mooiste Italiaanse roman van 2012, als we uitgeverij De Bezig Bij mogen geloven. ‘Een magistrale debuutroman die ver voor de Italiaanse verschijningsdatum internationaal al erkend wordt als meesterwerk. Alle internationale redacteuren die het boek in handen kregen waren het er unaniem over eens: dit is een grandioos debuut, een roman die je de adem beneemt vanaf de eerste zinnen tot het onvergetelijke einde.’

Ik kan die internationale redacteuren niet anders dan gelijk geven. Dankzij dit boek tik ik dit stukje diep in de nachtelijke uurtjes, want nu het eenmaal uit is, wil ik het boek nog niet loslaten. En uiteraard wil ik het ook zo snel mogelijk met jullie delen. Zo’n bijzondere leeservaring gun ik iedereen. Koop dit boek, lees het en laat je meesleuren naar de hitte in de straten van Palermo.

Zo ook op aarde gaat over Davidù, een jongetje van negen dat ziet hoe zijn buurjongen Gerruso door een groep jongens wordt mishandeld. Als ze daarna ook Gerruso’s nichtje Nina aanvallen, grijpt Davidù in. Zijn oom Umbertino is getuige van Davidu’s kracht en begrijpt dat zijn neefje voorbestemd is net als hijzelf een groot bokser te worden.

Davidù groeit op in de vieze straten van Palermo, zonder vader maar met een opa en oma. Zij brengen hem de waarden bij die hij nodig zal hebben om te kunnen overleven in het arme Palermo waar de maffia heerst, het recht van de sterkste geldt en het leven draait om eergevoel.

In een virtuoze stijl die varieert van rauw tot gevoelig, van humoristisch tot passioneel, vertelt Davide Enia het genadeloze verhaal van de straatjongen Davidù tegen de achtergrond van de veelbewogen Siciliaanse geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog tot nu. Een voorproefje:

‘Ze staan met z’n tweeën in de ring.
De een weegt zevenenvijftig kilo, is één meter vijfenzestig lang, zesentwintig jaar oud.
De ander heeft een onbekend gewicht, hoe lang hij is doet er niet toe, hij zal nog wel groeien.
Hij heeft zijn handen niet ingezwachteld, hij draagt handschoenen, huppelt door de ring.
Hij is negen jaar.

Achter in de zaal staat een rokende man aan de telefoon te praten.
‘Zina, wees gerust, hij is bij mij, alles is goed, over hooguit een half uur zijn we thuis, ciao.’
Hij hangt op, pakt de krant van tafel, bestudeert de uitslagen van de paardenraces om te kunnen inzetten op een memorabel trio dat wellicht voor een ommekeer in zijn leven zal zorgen, in elk geval voor een paar maanden.

Aan de rand van de ring, leunend tegen de touwen, staat een man met een baret te schreeuwen: ‘Ik tel tot drie!’
De boksers stoppen met oefenen tegen de zak en opdrukken.
‘Een, twee, drie.’
Het jongetje bewaart meteen een geruststellende afstand tussen zichzelf en de tegenstander. Hij vertoont een interessant benenspel: hij springt en landt voortdurend op de tenen van beide voeten tegelijk.

Achter in de zaal slaat de rokende man met de rug van zijn hand op de krant.
‘Wat een trio: Asansol, Regolo, Mastino III, daar ga ik als de bliksem op wedden.’
Hij scheurt de pagina eruit, stopt hem in zijn zak en loopt naar de ring.
De zesentwintigjarige bokser heet Carlo. Hij is geconcentreerd: dekking hoog, knieën gebogen, ogen recht in die van de tegenstander.

Het jongetje maakt een schijnbeweging naar rechts en dan een onverwachte sprong naar links. Hij is zich niet bewust van zijn bewegingen, hij voert ze uit en meer niet. Carlo behoudt zijn verdedigende positie. Hij is gesloten als een kerkdeur in de nacht. Zodra hij de grond weer raakt laat het jongetje zijn linkerhandschoen omhooggaan. Carlo weert de stoot af met zijn rechterelleboog. De man met de baret aan de rand van de ring wil iets roepen, maar de opdracht blijft in zijn keel steken: onverwacht heeft het jongetje zijn stoot herhaald.

Met zijn linkerhand schampt hij Carlo’s gezicht.
Hij heeft het geprobeerd.
Hij heeft gefaald.
De rokende man beveelt zonder emotie: ‘Sla hem neer.’
De kerkdeur gaat open.

Carlo geeft een directe, midden op de wang van het jongetje, waardoor hij tegen de mat gaat.
Na een paar tellen staat het jongetje op, maar hij raakt meteen uit evenwicht.
Hij zet zijn tanden op elkaar om niet opnieuw te vallen.

De man met de baret vraagt hem: ‘Kun je touwtjespringen?’
‘Ik ben duizelig.’
‘Dat was de vraag niet,’ preciseert de andere man kalm, voordat hij zijn rook uitblaast.
Hij kijkt als een voetballer vlak voor hij schiet.
‘Ik kan niet touwtjespringen.’
‘Zorg dat je het leert.’

Het jongetje trekt zijn bokshandschoenen uit, stapt uit de ring, pakt een springtouw en probeert het. Het gaat steeds mis.
‘Nou,’ zegt de rokende man tegen die met de baret.
‘Je hebt het zelf gezien, hij verdubbelde zijn stoot.’
‘En het voetenwerk is er ook.’
‘Ja.’
‘Het moment is gekomen.’
‘Je ziet dat hij echt een zoon van zijn vader is.’
‘Tot morgen, Franco.’

De man met de sigaret pakt het touw uit de handen van het jongetje, nadat hij elke poging om te springen heeft zien mislukken.
‘Dit zul je ook nog wel leren, met de tijd. Nu gaan we naar huis. En denk erom, je mag je moeder alles vertellen wat er gebeurd is, behalve dat ik je heb meegenomen naar de boksschool. Zweer het me.’

Het jongetje zweert het.
‘Maar je opa, die ga je wel alles vertellen.’
‘Mag dat?’
‘Dat moet.’

Ze lopen naar buiten net op het moment dat de man genaamd Franco de baret van zijn hoofd pakt en tegen de bokser genaamd Carlo schreeuwt dat hij een schijnbeweging met links moet maken en die moet kruisen met een rechtse uppercut, nog eens, nog een keer, godverdegodver, nog eens.

Buiten, in een lucht die roerloos is van de hitte, klinken politiesirenes. Groepjes mensen staan stil in de schaduw en wijzen in de verte. Iemand vertelt iets van horen zeggen, de een formuleert vragen, een ander waagt zich aan een antwoord, allemaal slaan ze een kruisteken wanneer hij het woord ‘maffia’ uitspreekt.

De rokende man loopt met de handen in de zakken.
Hij trekt zich van niets en niemand wat aan.
Hij kijkt niet op of om.
Hij heet Umbertino.
Hij is mijn oom.
Het jongetje van negen jaar ben ik.’

Dit fragment is afkomstig uit

Zo ook op aarde | Davide Enia | vertaald door Manon Smits | ISBN 9789023468691 | uitgeverij De Bezige Bij | bestel dit boek bij bol.com

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *