Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Zeven kleine criminelen

Maak kennis met Billo, de hoofdpersoon in Zeven kleine criminelen, de nieuwe roman van de Italiaanse auteur Christian Frascella.

Voordat Christian Frascella (Turijn, 1973) ging schrijven, werkte hij onder andere in een fabriek en een callcenter. Zijn debuut Ik ben de sterkste werd in Italië in 2009 bekroond met de Premio John Fante, de Premio Viareggio en de Premio Zocca. De filmrechten zijn inmiddels verkocht.

Ook in Nederland werd Ik ben de sterkste zeer lovend ontvangen. Frascella ontving samen met vertaalster Henrieke Herber de prestigieuze Dioraphte Jongerenliteratuur Prijs 2011.

Zeven kleine criminelen is zijn tweede boek, dat gaat over zeven twaalfjarige jongens die op een hoekje van het dorpsplein de overval van de eeuw beramen. De leider van de groep, Billo, heeft een plan: ‘We leggen het aan met de serveerster uit het café, stoppen een slaappil in de koffie die bestemd is voor de beveiliger van de bank en we worden allemaal rijk!’ Aan alles wordt gedacht: neppistolen die niet van echte te onderscheiden zijn, bivakmutsen, een vluchtplan en natuurlijk de slaappil. Waar de zeven kleine criminelen echter niet op hebben gerekend is de terugkeer van de Mexicaan.

Een fragment
Ze waren allemaal ongeveer twaalf jaar oud toen ze besloten de plaatselijke bank te beroven. Het idee kwam van Billo en Gorilla. Na afloop van een partijtje voetbal op het plein, terwijl ze zich al uithijgend opfristen aan het fonteintje, had Billo het ook bij de anderen geopperd.
‘Wat zouden jullie ervan zeggen als we eens wat geld verdienden?’
Ranacci had hem wantrouwend aangekeken. ‘Hoe bedoel je?’
Ranacci liep altijd ergens op te kauwen.

Billo was serieus. ‘Ik heb erover nagedacht. We hebben allemaal geldproblemen, behalve Corda dan…’
‘Dat is heus niet mijn schuld.’
‘Niemand zegt ook dat het jouw schuld is.’
‘Al heb hij wel heel veel en z’n vrienden maar heel weinig!’ zei Cecconi met een zwaar Napolitaans accent – zijn ouders kwamen uit Napels – en hij gaf hem een por. Corda wilde geërgerd een stap bij hem vandaan zetten, maar Cecconi pakte zijn arm en draaide die in een oogwenk op zijn rug. ‘Aau!’ Het was een greep die zijn vader hem had geleerd. Een judotechniek, beweerde die.

‘Hou daarmee op, verdomme!’ stoof Billo op. Cecconi liet plotseling los, Corda viel achterover op de grond. Iedereen lachte. Fostelli hielp Corda overeind.
‘Hou op, zei ik!’
Ze werden allemaal stil. Billo gaf een trap tegen een steen, die over het plein vloog en tegen een paal ketste.
‘… kut, de paal!’ riep Cecconi uit.

Billo wierp hem een boze blik toe. Als Billo je op die manier aankeek, was je waarschijnlijk wel te ver gegaan. Cecconi staarde naar de grond, alsof hij zojuist geld was kwijtgeraakt.
‘Ik was aan het vertellen dat ik een plan heb bedacht,’ begon Billo opnieuw.
Corda zei: ‘Ja ja, jij en denken!’
‘Doet je reet geen pijn meer?’ zei Billo, zijn zwarte ogen tot spleetjes geknepen. ‘Zo niet, dan kan ik ’m nog wel even verrot schoppen.’

‘Wat heb je bedacht?’ vroeg Fostelli om de spanning te breken.
‘Een plan, zei ik.’
‘Ja, dat snap ik… maar wat voor plan?’
Billo gebaarde het groepje mee te komen. Hij liep naar een van de bankjes aan het plein en klom op de leuning.
‘Als wat ik zeg naar buiten komt, sla ik jullie allemaal op je bek.’
‘Zeggen we ook niks tegen Gorilla?’ vroeg Cecconi.

Eigenlijk heette hij Gorelli, maar iedereen noemde hem Gorilla en daar was hij trots op. Hij vond het leuk om met zijn vuisten op zijn borst te trommelen en oerkreten te slaken. Hij was ervan overtuigd dat meisjes dat leuk vonden, want als hij dat deed moesten ze lachen.
‘Het is net zo goed zijn plan als het mijne en ik heb hem gezegd dat hij moest komen,’ zei Billo geïrriteerd. ‘Maar hij zei dat hij naar Totò, die oude komiek, wilde kijken op tv… Naar Totò!’
‘Totò is leuk, ik moet ’r ook om lachen. Welke film was ’t?’
Billo keek naar Cecconi’s goeiige, dromerige gezicht, zijn lichtblauwe Napoli-T-shirt, de verbleekte letters van het opschrift BUITONI. Hij trok een vies gezicht: ‘Die over die hoer van een zus van je, nou goed!’

Iedereen moest lachen, behalve één. Als er heilige zaken waren, in die tijd, waren dat de voetbalclub waar je fan van was en de vrouwen uit je familie.
‘Wat heb me zus d’rmee te maken?’ Hij gaf hem een duw, waarop Billo zich op hem stortte. Cecconi stond al klaar om zich te verdedigen. Een judohouding, natuurlijk.

‘Rustig, jongens,’ zei Fostelli op zijn volwassen toon. ‘Laten we blijven nadenken…’ hij legde zijn hand op Cecconi’s schouder en wierp Billo een sussende glimlach toe ‘en verder gaan.’
‘Met dank aan pastoor Fostelli,’ zei Billo. Toen keek hij hen een voor een aan. Niemand zei iets. ‘Het gaat om de bank.’
‘De bank?’ Ranacci spuugde een abrikozenpit uit. ‘Bedoel je… die bank?’ en hij wees op de dorpsbank, met de ingang aan de hoofdstraat.

‘Inderdaad,’ bevestigde Billo. ‘Die. Maar niet wijzen, verdomme, en je niet omdraaien om ernaar te kijken!’ Natuurlijk had iedereen zich al omgedraaid.
‘Jullie zijn echt eikels! Welke andere bank hebben we hier in Roccella? Kijk me aan!’
Iedereen keek hem aan.
Billo draaide zich om en liep weg. De anderen liepen mee.
‘Ik heb die bank goed bekeken. En ik heb een plan gemaakt.’
‘Een plan om wat te doen?’
‘Hem leeg te roven!’

Hoe het met Billo en zijn bankroofplannen afloopt, lees je in

Zeven kleine criminelen | Christian Frascella | vertaald door Henrieke Herber | ISBN 9789048811625 | € 16,99 | Moon Books | bestel dit boek via deze link bij bol.com (ook verkrijgbaar als e-book)

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *