Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

In de greep van ‘De buizerd’

In de Appenijnen ligt het ogenschijnlijk vredige dorpje Casedisopra. Onder de oppervlakte broeit het. Niet alle notabelen zijn te vertrouwen. En er loopt een jonge vrouw rond, Francesca, die de stilte doorbreekt.

Een oude stroper, Adùmas, is in het bos op zoek naar een wild zwijn voor de plaatselijke herberg Da Benito, die beroemd is om zijn cinghiale in umido. Maar wanneer een zwijn opduikt, heeft het een voet in zijn bek. Een voet, geen poot. Adùmas, verbijsterd, vergeet te schieten.

Waar een voet is moet ook ergens een lichaam zijn. Maar de carabiniere vindt Adùmas onbetrouwbaar en het dorp lacht hem uit. Die voet, ha, dat zal de grappa geweest zijn.
De enige die hem gelooft is boswachter Gherardini, bijgenaamd de Buizerd. Hij gaat op zoek naar het lijk zonder voet.
De vrede wordt opnieuw verstoord. Er breekt een bosbrand uit die waarschijnlijk aangestoken is. Francesca wordt gemolesteerd, mensen worden vermist en er wordt een verkoold lichaam gevonden, met twee voeten.
De Buizerd zoekt onverstoorbaar door: wie zijn de doden en wie de moordenaars.

Van deze echte Italiaanse thriller werden in Italië maar liefst 70.000 exemplaren verkocht. Ook de Italiaanse kranten waren positief; zo schreef La Repubblica: ‘Een lofzang op de bergen… een verhaal over ecologische vernietiging verpakt in een boeiende noir.’

Inderdaad houdt De Buizerd je al vanaf de eerste pagina in zijn greep. Pas dus op als je het volgende fragment leest; het laat je niet meer los…

‘Adùmas wachtte op het everzwijn; hij had het nooit gezien, maar uit de ettelijke sporen die het beest had achtergelaten maakte hij op dat het een jong mannetje betrof. Twintig tot dertig kilo, schatte hij. Hij zou het dier in zijn eentje in een zak kunnen stoppen, over zijn schouder leggen en in het donker het restaurant in kunnen dragen, via de achteringang, terwijl de Buizerd binnen zoals gewoonlijk aan zijn Florentijnse biefstuk zat: ‘Denk erom, Benito, van chianinirund!’ zei hij altijd als hij bestelde,

Van chianinarund, ja. Iedereen wist waar Benito’s chianinavlees vandaan kwam, maar toch sprak Benito dan de geruststellende woorden: ‘Natuurlijk Buizerd, chianina, wat dacht jij,’ en dan kon je erom wedden dat het chianinabiefstuk was, in elk geval voor deze Buizerd in kwestie. Of anders bewoog Benito hemel en aarde om te zorgen dat het zo was. Want zo niet, dan zou hij bij ’s mans eerste hap door de mand vallen.

Terwijl de Buizerd aan zijn biefstuk zat, zou Adùmas het beest vlak achter zijn kont langs de zaak in schuiven. Dat was al eens eerder gebeurd.

Benito, de eigenaar van de gelijknamige trattoria, had hem zelf om het everzwijn gevraagd, voor een etentje op basis van polenta en wildzwijnstoof waar mensen uit de stad om hadden gevraagd, Hij had bijna niets meer in de vriezer. Eigenlijk was het in juli nou niet bepaald polentaseizoen, maar ja, stadsmensen…
‘Ik ken een trattoria hier in de bergen waar ze een wildzwijnstoof maken…’

Ze hadden gelijk: Benito wist van wanten met wildzwijnvlees. Hij liet het vlees, in kleine stukjes gesneden, een nacht weken in een helft water en een helft wijn met kruiden – selderij, rozemarijn, wortel en nog meer wat hij niet wilde verklappen – en hup, dan liet hij het op laag vuur garen terwijl hij er beetje bij beetje de geroerzeefde kruiden en groente aan toevoegde.
‘En de polenta! Als je dát proeft!’
‘Nou, daar moeten we eens een avond naartoe!’

En dus zat Adùmas op de uitkijk. Een professionele clandestiene jager was hij niet: dat was bijna niemand meer in dit gebied en wie het nog wel was, had zich nieuwe manieren en doeleinden aangemeten. Af en toe pakte hij – zomaar, uit een aangeboren, erfelijke voorliefde voor de jacht of om het intense plezier dat het hem schiep om de wet te overtreden en de boswachterij een loer te draaien – zijn dubbelloops en ging het bos in.

[…]

Hij wachtte op het everzwijn en hoorde het aankomen, want, zo wordt gezegd, een everzwijn zie je als eerste met je oren.
Hij nam de juiste houding weer aan, ontspannen, een paar kastanjetwijgen over zich heem, zijn linkerhand had het wapen vast, zijn rechter lag op de trekker. Hij hoorde het beest rustig naderen, dribbelend, zonder enig benul van de dreigende hinderlaag.

Een paar meter boven zijn post kwam het dier uit de bremstruiken tevoorschijn, naast een grote kastanje bedekt met klimop. Na nog een paar passen was hij op schootsafstand. Adùmas had hem in het vizier, richtte en wilde net een schot lossen toen hij plotseling verstarde. Het beest had iets vreemds in zijn bek, iets wat hij aanvankelijk niet goed kon zien, maar waar hij, toen hij het vizier richtte, koude rillingen van kreeg en een stommiteit door beging: hij leunde te veel op zijn elleboog die op de grond rustte, waardoor er een hoopje aarde en minuscule steentjes naar beneden stortte. Het beest draaide met een ruk zijn kop in de richting van het nauwelijks waarneembare geluid, zette het op een lopen en verdween knorrend het dichte bos weer in.’

De buizerd
Francesco Cuccini & Loriano Macchiavelli
vertaald door Carolien Steenbergen
ISBN 9789076270739
€ 22,50
Serena Libri

Bestel De buizerd via deze link bij bol.com of direct bij Serena Libri

Ontdek onze digitale reisgidsen voor nóg meer tips

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *