Vroegboekkorting bij hu openair villages & campings

Nederlanders in Rome – een unieke reisgids vol verrassende verhalen

Historicus Arthur Weststeijn raakte verzeild in Rome en bleef er jarenlang plakken. Hij overleefde het Romeinse verkeer, een klassieke passiemoord én een aanstelling als docent aan het Koninklijk Nederlands Instituut Rome. Nu doceert hij Italiaanse geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, maar hij kan Rome niet loslaten. Daarom schreef hij een unieke reisgids voor alle liefhebbers van Rome, thuis en op reis: Nederlanders in Rome.

Overal in Rome zijn sporen te vinden van landgenoten. Maar wie kent nog de verhalen van de Bataafse bodyguards van keizer Nero? Of die van de kardinaal uit Utrecht die zomaar tot paus werd verkozen?

Dit boek neemt je mee langs de vele verrassende plekken in Rome met een Nederlandse geschiedenis. Langs de antieke ruïnes waar Nederlandse kunstenaars en dichters hun verbeelding de vrije loop lieten en langs de kroegen en kerken waar ze hun toevlucht zochten.

Je volgt een prinses van Oranje-Nassau die met haar minnaar naar Rome vluchtte en een Amsterdamse ingenieur die de Tiber wilde verleggen. Samen met een drogist uit Delft daal je af in de donkere catacomben, met een Brabantse priester ga je op audiëntie bij Benito Mussolini, en met de schrijver Couperus kijk je uit over de koepels van de Eeuwige Stad.

Een fragment:

‘Er is geen Nederlander die zo veel verwoede pogingen heeft gedaan om Rome te overmeesteren als de schrijver Louis Couperus. Eind negentiende eeuw ging hij er voor het eerst naartoe, op zijn dertigste, en hij kwam terug, steeds opnieuw. Zelfs als hij weg was uit Rome achtervolgde de stad hem, naar Nederland, naar Indië, om als decor op te duiken in een van zijn vele romans.

En in een van die romans, Langs lijnen van geleidelijkheid, wordt het gevoel van teleurstelling in de Eeuwige Stad prachtig verbeeld. De roman vertelt over de chique Haagse dame Cornélie de Retz van Loo, een vrijgevochten feministe die haar toevlucht zoekt in Rome. Na aankomst neemt Cornélie haar intrek in het pension van een markiezin, ze krijgt een lunch voorgeschoteld van macaroni, biefstuk, pudding en droge vijgjes, en daarna huurt ze een rijtuig om maar eens de stad te gaan bekijken. De verwachtingen zijn hooggespannen, want Cornélie heeft zich als dame van stand natuurlijk goed voorbereid. Ze heeft foto’s bekeken van de belangrijkste kunstwerken, talloze boeken gelezen over de geschiedenis, en ze denkt Rome al helemaal te kennen als de ideale stad waar de tijd heeft stilgestaan.

De teleurstelling is groot. Want de realiteit van Rome is weerbarstig: de stad biedt geen verstilde momentopnames als in een fotoalbum, maar een onontwarbare kluwen van uitgerolde filmspoelen die helemaal door elkaar zijn gehusseld. De uiteindes zijn onvindbaar, iedere periode van de geschiedenis is met een andere verweven, niet eenmaal, maar steeds weer, op ieder plein, in iedere kerk, bij ieder eeuwenoud monument.

De ontgoocheling slaat bij zo veel onbegrijpelijke wirwar genadeloos toe – ook bij Cornélie. Ze dacht Rome met gemak te kunnen veroveren, en zoals iedereen die voor de eerste keer in Rome is wilde ze alles in een keer zien, ‘zij wilde de gehele stad ineens omhelzen’. Maar die omhelzing valt bitter tegen. Rome laat zich niet zo makkelijk inpalmen, en Cornélie voelt zich afgewezen, belazerd zelfs. Waren al die schilderijen en gebouwen niet veel mooier op de foto dan in het echt? Na de zoveelste teleurstelling in de Sixtijnse Kapel heeft Cornélie er genoeg van en houdt ze de eer aan zichzelf. Ze besluit ‘vooreerst niets meer te gaan zien’.

Niets meer willen zien: dat is wat Rome de eerste keer met je doet. Ik kan me mijn eigen gevoel van teleurstelling, en uiteindelijk lethargie, nog goed herinneren. Zoals zo veel Nederlanders kwam ik voor het eerst in Rome in de vijfde klas van de middelbare school. Het zou het hoogtepunt worden van onze schooltijd, wisten we, want Rome was de stad van Augustus en Michelangelo, van Catullus en Caravaggio.

Maar het viel tegen, of beter gezegd: we begrepen er niets van. Het Forum bleek een zooi op elkaar gestapelde stukken steen, en kerk-in-kerk-uit tolden we op en neer van Renaissance naar Barok, en weer terug. Het hoofd stond ook ergens anders: ’s avonds lonkte de filmische Trevifontein met alle verleidingen van la dolce vita. In een moment van jeugdige hybris waanden we ons Anita Ekberg – en ik weet nog goed hoe een struise lokale agente me als een nat katje uit het water viste, me stevig beetpakkend bij mijn doorweekte T-shirt.

De boete was navenant, al leek alles toen in de tijd van de lire kapitalen te kosten; en we waren nog maar net op tijd terug voor de avondklok in het klooster midden in de stad waar we verbleven. De volgende morgen wachtte, als altijd, een hard broodje en een sterke kop koffie als ontbijt. Het bezoek aan een bijzondere villa uit de Renaissance ging grotendeels verloren in de onvermijdelijke kater. En een paar dagen later zaten we alweer terug in de trein naar huis, een kleine desillusie rijker.

Enkele jaren later probeerde ik het weer, en ging ik langs bij mijn broer die als uitwisselingsstudent in Rome woonde. Maar het is tekenend dat ik me ook van dat bezoek vooral nog de lijfelijke indrukken herinner: de drukte op het plein in een buitenwijk waar ik mijn broer als bij toeval tegen het lijf liep; het sprintje door een lege, donkere straat om de laatste metro naar huis te halen; de schaduw van een olijfboom in een zonovergoten klassiek landgoed.

En die onwillekeurige herinnering aan kleine details bleef ook daarna, bij volgende bezoeken. De dunne jurk van een vriendinnetje in het park van Villa Borghese, de lentezon op een binnenplaats in de studentenbuurt San Lorenzo, het geklater van de fontein bij de kerk Santa Maria in Trastevere.

Rome openbaart zich eerst via de zintuigen – en pas later volgt de geest. De ruïnes van de oudheid zijn in eerste instantie niets meer dan ruïnes, oude stenen die als bron van schaduw dienen of als rustplaats in een hete, drukke, afstandelijke stad. De fresco’s in al die kerken en musea zijn in eerste instantie niets meer dan grote lappen verf en figuren en kleur, zonder duidelijke boodschap of betekenis.  Maar op een gegeven moment gebeurt er iets, en dan ontrafelt zich langzamerhand de kluwen van de geschiedenis. Op een gegeven moment geeft Rome zich gewonnen.

Dat overkwam ook Couperus’ Cornélie. In het pension van de markiezin ontmoette ze een jonge Nederlandse kunstenaar, die haar vroeg waarom ze eigenlijk naar Rome was gekomen.

– Ik weet het niet, zeide zij deemoedig. Ik had wel ergens anders ook kunnen gaan… Maar ik had mij veel van Rome voorgesteld, en Rome valt mij tegen.

– Hoe dat? – Ik vind Rome hard en onverbiddelijk, en zonder gevoel. Ik weet niet waarom, maar ik krijg die indruk. En ik ben tegenwoordig in een stemming, dat ik juist behoefte heb aan iets gevoeligs en zachts.

Hij glimlachte.
– Kom, zeide hij. Ga mee naar de Palatijn. Ik moet u Rome laten zien. Rome is zo mooi.’

Lees verder in

Nederlanders in Rome | Arthur Weststeijn | ISBN 9789035144781 | € 17,99 | uitgeverij Prometheus | bestel Nederlanders in Rome via deze link bij bol.com | ook verkrijgbaar als e-book

Download de gratis Ciao tutti app voor nog meer tips

Een reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *